Выбрать главу

‘Misschien, Dick. Maar eerst maar eens deze zaak oplossen.’

En daarna de volgende, dacht Vledder.

11

Vledder verjoeg achteloos met zijn hand het brutale musje dat voor zijn tweede kans kwam en zette zijn koffiekopje op het gebaksbordje.

‘Je wist zeker dat het schilderij vals was.’

‘Van Deijssel kon het niet mis hebben, ook hij had daar geen belang bij.’

‘Had hij dan ook niet beter zijn mond kunnen houden?’

‘Nee. Het gewone publiek zoals jij en ik ziet het verschil tussen echt en vals niet. Maar de echte kunstkenners wel. En die schande wilde Van Deijssel zich besparen. Dus wie had wel baat bij die vervalsing?’

‘Keesing,’ gokte Vledder.

‘De tussenhandelaar! Keesing heeft het schilderij twee keer verkocht. Het echte schilderij hing in Amerika en werd door professor Van Deijssel onderzocht. Toen die een verklaring van echtheid afgaf kon het schilderij verscheept worden. En dat gebeurde ook, maar niet naar Nederland! Keesing had het schilderij inmiddels onderhands aan iemand anders verkocht.’

‘Aan wie?’

‘Geen idee. Een Chinees, een Arabier uit een van de oliestaten? Misschien hangt het nog in Amerika bij een of andere miljardair. Dat komen we nooit te weten, want daar wordt natuurlijk geen ruchtbaarheid aan gegeven. Maar in Nederland kon met een gerust hart een vervalsing in het museum worden gehangen, want de grote Van Deijssel had het echt verklaard. Zo ving Keesing geld van de ene en de andere kant. Hij heeft ongetwijfeld een miljoenenwinst gemaakt.’

Vledder floot bewonderend. ‘Wel lef.’ Hij stak zijn hand op om de serveerster te wenken, die met een dienblad vol lege kopjes en glazen op weg was naar het café.

‘En dat Keesing daarom Van Deijssel heeft omgebracht, dat snap ik.’

De Cock keek op en trok een wenkbrauw omhoog. De serveerster had inmiddels hun tafeltje bereikt. Vledder wilde nog een cappuccino, De Cock een glas water.

‘Maar waarom vermoordde hij Cindy?’ vroeg Vledder nadat het meisje de bestelling had opgenomen.

‘En Wim de Jongh, want daar begon het mee. Wim had iets voor Van Deijssel, en Cindy ging hem dat leveren. Dat kon dus alleen maar iets zijn waarmee Van Deijssel zijn gelijk kon aantonen. Iets waarmee hij kon bewijzen dat het schilderij in het Rijksmuseum vals is.’

‘Die Jaap Verduin was de vriend van Cindy…’ mompelde Vledder terwijl de gedachte in zijn hoofd steeds vastere vormen aannam.

‘Heel goed!’ zei De Cock bewonderend. ‘Dat is het antwoord op de vraag hoe een armlastige kunstschilder aan een Porsche van een halve ton kan komen.’

‘Hij heeft dat “Bruidje” vervalst!’

‘En daar had Cindy het bewijs van en dat wilde De Jongh graag hebben om door te verkopen aan Van Deijssel.’

Vledder knikte. Maar er zaten hem toch nog wat vragen in de weg.

‘Waarom zou Cindy dat doen? Waarom zou ze haar ex verraden? Wraak?’

‘Ik denk eerder dat het haar om het geld ging. Cocaïne is een dure hobby zoals we weten. En dat gold ook voor Wim de Jongh die een gokverslaving moest bekostigen.’

‘Daarmee had je dus de motieven, maar geen bewijs.’

‘Geen snippertje.’ De hand van De Cock ging naar zijn oorlel. ‘Dat kwam pas toen ik de chauffeur van Keesing tegenkwam.’

‘Vriend Oswald?’

‘Ik had hem eerder gezien, ik wist niet waar, maar ik wist het zeker. Je kent dat weclass="underline" een man botst tegen je op, je vangt alleen een glimp op van zijn gezicht, maar het beeld blijft ergens in je achterhoofd hangen. Ik peinsde me suf waar ik hem van kende en vanochtend bij het opstaan wist ik het ineens. Oswald was in Scheveningen tegen mij op gebotst toen hij stond te kijken bij het lichaam van Wim de Jongh. Hij draaide zich om, om weg te lopen en ik stond in de weg. Toen was de relatie met Keesing snel gelegd.’

‘Oswald heeft Wim de Jongh uit het raam geduwd.’

De serveerster bracht de koffie en het glas water. De Cock dronk gretig zijn glas leeg. Niet alleen had hij een droge keel van het praten, de spanningen van die ochtend hadden ook zo hun sporen nagelaten.

‘En Cindy kreeg een overdose. Maar daar maakte Oswald een fout, al wist ik toen nog niet dat het Oswald was.’

‘Cindy spoot niet.’

‘Nooit. Vanaf het moment dat ik dat te horen kreeg, wist ik zeker wat ik al die tijd vermoedde: dat er opzet in het spel was.’

Vledder dronk van zijn koffie. De Cock blikte op zijn horloge.

‘Nog één ding…’ Vledder zette het kopje op het schoteltje en likte met zijn tong het melkschuim van zijn lippen. ‘… Wat was dat eigenlijk, wat Cindy aan die Wim de Jongh wilde verkopen?’

‘Daar ben ik nog niet helemaal uit,’ gaf De Cock ruiterlijk toe. ‘Maar ik heb daar wel een idee over.’ Hij stond op en strekte zijn verkrampte kuiten. ‘Ik ga dat maar eens vragen aan onze vriend Keesing. Kun jij me bij het OLVG afzetten? Ik heb begrepen dat ze hem daar naar de afdeling chirurgie hebben gebracht in verband met de schotwond. Ze houden hem daar een nachtje.’

Het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis is het enige grote algemene ziekenhuis in de binnenstad. Aan het Oosterpark geplakt, strekt het zich over vele huizenblokken uit. Vledder was op zoek naar een parkeerplek, maar dat viel in dat deel van de stad niet mee. Vledder zuchtte geïrriteerd en toeterde naar de auto voor hem waar een jongeman een oude vrouw uit de auto hielp en in een rolstoel zette.

‘Ik stap er hier wel uit,’ stelde De Cock voor.

‘En ik rij wel rondjes tot ik een plekkie vind.’

‘Ik zie je over een halfuur voor de deur,’ grinnikte De Cock.

Hij liep de glazen deuren van het ziekenhuis door en kwam in de grote hal, die niet lang geleden ingrijpend was verbouwd en hem eerder deed denken aan een gigantisch winkelcentrum dan aan een ziekenhuis. Hij identificeerde zich bij de receptie en werd door een weinig geïnteresseerde dame doorverwezen naar afdeling P3.

Hij sjokte door de lange, hoge hal naar de liften. Om hem heen liepen mensen uit alle landen van de wereld. Alle rassen en kleuren door elkaar heen. Op weg met bloemen of een ballon naar een ziek familielid, of opgelucht na een onderzoek en weer op de terugweg naar huis. Een oude vrouw in ochtendjas duwde een stang op wieltjes voort waaraan een zak hing met een heldere vloeistof, die met een slangetje aan haar lichaam verbonden was. Een onaangestoken sigaret bungelde lusteloos in haar mondhoek. Op straat zou ze erom worden nagekeken, maar binnen de vier muren van het ziekenhuis viel het niemand op. Het ziekenhuis was een wereld op zich, een soort werkplaats waar mensen in witte kledij hun best deden om de foutjes in Gods schepping te herstellen. De Cock kwam er niet graag.

Op de afdeling chirurgie zocht De Cock wederom de receptie op. De receptiemedewerkster zat aan de telefoon en gebaarde hem dat ze even het telefoontje af moest maken. Voor zover De Cock het gesprek kon volgen, probeerde de medewerkster een afspraak met de beller te maken, maar die had blijkbaar een nogal drukke agenda. Na een paar vruchteloze pogingen om tot een geschikte datum te komen, had de vrouw achter de receptie er ineens genoeg van.

‘Als u geen tijd heeft voor het onderzoek, dan wacht u toch gewoon tot het te laat is.’

De Cock schoot in de lach, maar draaide zich weg, omdat hij het niet gepast vond dat hij stond mee te luisteren. Maar de uitval van de vrouw had resultaat opgeleverd.

‘Maandag 10 uur 30. Staat genoteerd. Goedemorgen.’ Ze brak het gesprek af en keek met twee vermoeide ogen op naar De Cock. ‘En u?’

De Cock toonde zijn pasje. ‘De Cock, met ceeooceekaa. Ik ben op zoek naar de heer Keesing.’

De vrouw keek op een computerscherm. ‘Kamer 14. Hier meteen rechtsaf, tweede deur van de hoek.’