‘Zo is het ook bedoeld. En nu: eruit.’
In de grote recherchekamer zat Vledder achter zijn computer en zijn vingers bespeelden het toetsenbord als het orgel in de kerk.
‘Je hebt er zin in,’ merkte zijn oudere collega op toen hij met twee bekertjes automatenkoffie de kamer betrad. Hij zette een bekertje naast het toetsenbord van Vledder. De nijvere rechercheur liet zijn vingers even werkeloos boven de toetsen hangen en keek verrast op.
‘Dank je wel, De Cock,’ sprak hij met overdreven respect, om daarna meteen weer op de toetsen aan te vallen.
‘Je hebt het verdiend, jij doet de noeste arbeid.’ De Cock nam tevreden plaats achter zijn bureau. Hij wist dat zijn jonge vriend het werk op de computer graag deed en er zijn chef mee ontlastte.
‘Het is nogal een spectaculair verbaal,’ glunderde Vledder. ‘Drie moorden opgelost.’
‘Twee,’ klonk het droog.
‘Twee?’
‘Ik dacht eerst ook drie, maar het was iets wat Gerrit Beumer vandaag tegen mij zei dat mij aan het twijfelen bracht. Namelijk dat professor Van Deijssel ze niet in de weg zat. Het gevaar kwam van Wim de Jongh en Cindy de Vries. Zij moesten worden tegengehouden.’
‘Maar Van Deijssel wist dat het schilderij vals was!’
‘Iedereen zou denken dat hij een fout had gemaakt toen hij het schilderij in Amerika had onderzocht. En dat hij dat nu goed probeerde te maken door anderen te beschuldigen. Kansloze zaak. Nee, Van Deijssel vormde geen gevaar.’
‘Waarom moest hij dan dood?’ wilde Vledder weten.
De Cock voelde aan zijn neus.
‘Er is er één die daar antwoord op kan geven,’ sprak hij mysterieus.
Hij dronk zijn koffie op en mikte het bekertje in de prullenbak.
‘Ik ga Jaap Verduin verhoren. Die heeft inmiddels wel recht op een beetje aandacht.’
Vledder duimde over zijn schouder.
‘Bij het kopieerapparaat ligt het enige wat ik over hem heb gevonden.’
De Cock slofte naar het apparaat en bekeek de kopietjes die daar in een bakje lagen.
‘Alleen verkeersovertredingen?’ vroeg De Cock.
‘Voor de rest is hij brandschoon.’ En Vledder tikte weer vlijtig voort.
De Cock bekeek de bonnen. Twee bonnen voor te hard rijden. Blijkbaar had hij zijn Porsche willen uitproberen. De laatste bon was voor fout parkeren.
De Cock stond even in gedachten verzonken, vouwde de bonnen dubbel en stopte de papieren in de binnenzak van zijn colbertje.
Jaap Verduin zat achter een haveloos tafeltje in de kale verhoorruimte. Hij zag er slecht uit en het tl-licht boven de tafel deed daar geen goed aan. Hij had zware wallen onder zijn ogen en hij had zich sinds zijn inhechtenisneming niet meer geschoren.
‘Dat zal tijd worden,’ gromde hij toen De Cock de ruimte betrad.
De Cock liet zich niet haasten. Hij schoof zijn stoel naar achteren, nam plaats en keek Jaap vervolgens vorsend aan.
‘Jij bent een driftig mannetje, Jaap,’ begon De Cock bedachtzaam.
‘Zeker. Ik trok als peuter al de spijlen uit de box!’
‘Toe maar.’
‘Ben je nou klaar met dat geleuter?’ vervolgde hij ongeduldig. ‘Ik wil wel weer eens op huis aan!’
De Cock duwde zijn onderlip naar voren.
‘Daar zou ik maar niet te veel op rekenen. Jij zit hier nog wel even, ben ik bang.’
‘Vanwege illegaal wapenbezit?’ vroeg Verduin honend.
‘Jij hebt het schilderij Bruidje in de morgen vervalst. En niet slecht, naar ik begrijp.’
‘Je lult uit je nek.’
De Cock ergerde zich aan het grove taalgebruik, maar liet het niet merken. Hij bouwde zijn betoog zorgvuldig op.
‘En voor een behoorlijk bedrag. Ik vroeg me al af waar een arme kunstschilder zo’n raceauto van kon betalen.’
Verduin liet een hoongelach horen. ‘Is dat je bewijs! Man, ik verkoop ook wel eens werk. De een stopt dat in de hypotheek van zijn doorzonwoning en ik koop er mijn jongensdroom van. So what?!’
‘Er is een foto van jou en Keesing, terwijl je staat te schilderen.’
De lach bevroor op het gezicht van de jonge kunstschilder.
‘Je weet wie de foto heeft genomen.’
Verduin knikte bijna onmerkbaar met zijn hoofd.
‘Ze had hem bewaard. Ze wilde hem verkopen. En daarom moest ze dood.’
Verduin liet zijn kin op zijn borst zakken en barstte in snikken uit. Hij gooide zijn hoofd in zijn nek en liet een lange uithaal horen. De Cock liet hem even.
Verduin zuchtte en haalde een hand over zijn ogen om de tranen weg te vegen en boog zijn hoofd weer.
‘Je had me die hond moeten laten afmaken,’ klonk het gesmoord.
‘Dan had je er nu voor moord op gestaan.’
‘Nou en?’
‘Ja… één moord of minder, wat maakt het uit?’ zei de grijze rechercheur luchtig.
Verduin keek De Cock van onder zijn wenkbrauwen aan.
‘Waarom heb jij professor Van Deijssel vermoord, Jaap?’
15
Mevrouw De Cock schikte de bloemen die Vledder voor haar had meegebracht in een vaas.
‘Dat had je niet hoeven doen,’ had ze gezegd toen hij haar bij binnenkomst de bloemen overhandigde. Maar dat was meer voor de vorm. Vledder nam altijd een boeket bloemen voor haar mee als haar man na een geslaagde afronding van een zaak tekst en uitleg gaf onder het genot van een glaasje en een lekker hapje uit de keuken van zijn vrouw.
De Cock had een fles cognac Napoleon tevoorschijn gehaald die hij voor dit soort gelegenheden paraat hield. Hij poleerde twee bolle cognacglazen met een droge doek en bekeek het resultaat door de glazen tegen het licht van de lamp te houden. Vledder had plaatsgenomen op de bank en wachtte tot de ‘voorstelling’ zou beginnen.
Hij keek met genoegen naar zijn collega. Nog niet zo lang geleden had hij een oude man gezien die met slepende tred door het leven ging. Een man van wie je je niet afvroeg of, maar wanneer hij met pensioen zou gaan. Maar de man die nu tegenover hem stond en met een zwierig gebaar de kostelijke cognac in die diepbolle glazen schonk, leek de zaken met een nieuwe levenskracht aan te pakken. Deze man kon nog jaren mee, concludeerde Vledder tot zijn eigen genoegen. Mevrouw De Cock kwam uit de keuken met een schaal vol warme hapjes. ‘Heet!’ voegde ze er ten overvloede aan toe terwijl ze de schaal op een bijzettafeltje plaatste. De Cock zakte in zijn stoel en mevrouw De Cock schoof de poef bij.
‘Het was dus Jaap Verduin,’ begon Vledder.
De Cock liet de cognac walsen in zijn glas en snoof de geur op.
‘En niet Keesing, wat ik in het begin dacht. Ik zat te lang op een verkeerd spoor, ook toen ik zeker wist dat Jaap de schilder was van het valse “Bruidje”. Jaap is een getalenteerde kunstschilder, die volgens de kenners mooi werk maakt, maar dat is in ons land helaas niet genoeg. Hij verkocht te weinig. En daarnaast had hij een grote hang naar luxezaken.’
‘Een Porsche Carrera,’ verzuchtte Vledder verheerlijkt.
‘En dat niet alleen. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat hij ook een aardig rietgekapt villaatje bezit in het Gooi. Wel erg veel voor een armlastige kunstenaar.’
‘Maar hoe deed hij dat dan?’ mengde mevrouw De Cock zich in het gesprek, en ze nam een teugje van haar port. Haar echtgenoot glimlachte haar toe.
‘Hij maakte kunst na. Dat is op zich opmerkelijk, want kunst is in principe ook iets wat is nagemaakt. Dus maakte hij het nagemaakte na.’
Hier begon het Vledder te duizelen, maar De Cock wuifde zijn filosofietje glimlachend weg. ‘Hij was er in ieder geval heel goed in en hij had veel werk. Het viel mij al op dat hij in zijn atelier geen werk van zichzelf bewaarde, maar nu begrijp ik dat wel. In zijn huis in Laren zijn tientallen doeken gevonden. Van Matisse, Picasso, Theo van Doesburg en wie al niet. Geen doeken die je in je atelier laat rondslingeren, maar die je voor een goede prijs verkoopt aan een liefhebber die zich zo’n “nieuwe” klassieker graag wil veroorloven. Keesing kende zijn reputatie en vroeg hem om een Gerard ter Borch te schilderen, een die al bestond.’