Выбрать главу

De Cock toonde zijn innemendste glimlach. ‘U… heer van Flaenderen… zou u tot een moord in staat zijn?’

De bankdirecteur verbleekte. ‘U denkt toch niet dat ik Georgette… ‘

De Cock keek hem scherp aan.

‘U had toch motieven?’

‘Ik?’

De Cock grijnsde. ‘Kom, heer Van Flaenderen,’ sprak hij vriendelijk, ‘u wilt mij toch niet zeggen dat u uit pure onnozelheid het veiligheidssysteem van uw bank prijsgaf?’

De bankman keek hem verward aan.

‘Het systeem?’

De Cock knikte nadrukkelijk. ‘Wie opperde het plan Maarten Jan Boucharde in te schakelen? U… of was het Georgette?’ Van Flaenderen greep naar zijn hoofd. ‘Wie is Maarten Jan Boucharde?’

De Cock schoof zijn onderlip vooruit. ‘De jongeman die gisterennacht een ernstige poging ondernam de IJsselsteinse Bank te beroven.’

Charles van Flaenderen kwam met een ruk overeind. Op zijn vale wangen kwam wat kleur. ‘En wat heb ik daarmee te maken?’ Hij schreeuwde.

De Cock trok zijn mond iets scheef. ‘Alles,’ reageerde hij scherp. ‘Toen de jonge Boucharde de bank inging, wist hij hoe hij de tijdklokken kon ontregelen en kende hij de cijfercombinaties van de safe. Er was maar één bron waaruit hij kon hebben geput, heer Van Flaenderen.’ Hij strekte zijn arm beschuldigend uit. ‘En die bron was u.’

Charles van Flaenderen sprong op hem toe, wild, getergd, greep hem vast aan zijn revers. ‘Dat is niet waar.’ Hij schreeuwde opnieuw. ‘Dat… dat is een leugen, een pertinente leugen. Ik ken geen Boucharde… ik heb nog nooit van een Boucharde gehoord.’

Rechercheur Vledder legde een rapport voor de oude speurder neer. ‘Van de sectie,’ legde hij uit. ‘Het lijk is al gekist. De begrafenis is morgen.’

‘Hoe laat?’

‘Twee uur.’

‘Waar?’

‘Op de Ooster.’

De Cock keek naar het rapport en schoof het van zich af. ‘Ik heb geen zin het allemaal te lezen. Vertel maar wat erin staat.’

Vledder haalde nonchalant zijn schouders op. ‘Niet veel bijzonders. De schedel is ingeslagen. De doodsoorzaak was hersenletsel.’

De Cock knikte begrijpend. ‘En het wapen?’

De jonge Vledder maakte een misnoegd gebaar. ‘Dr. Rusteloos kon er niet veel van zeggen. Het kan een klein model hamer zijn geweest met een ronde, wat bolle kop, of een soort staaf met een verdikking, een knobbel aan het slageinde. Er was uit de verwondingen inderdaad niet zoveel op te maken. In ieder geval moet de moordenaar razend zijn geweest.’

‘Hoeveel kwetsuren waren er?’

Vledder zuchtte omstandig.

‘Dr. Rusteloos meende sporen te vinden van wel acht of negen slagen.’

‘Vreemd,’ mompelde hij, ‘heel vreemd.’ Hij keek naar Vledder, een dromerige blik in zijn ogen. ‘Waarom wordt iemand razend op een vrouw?’

De jonge rechercheur blikte verwonderd terug. ‘Bedrog… versmade liefde.’

De Cock gebaarde. ‘Was Maarten Jan haar minnaar?’ Over het gezicht van Vledder gleed een grijns. ‘Dat is nauwelijks aan te nemen. Daarvoor kenden zij elkaar te kort. Bovendien is er een leeftijdsverschil van meer dan twintig jaar.’ ‘Dus is hij de moordenaar niet.’

Vledder stond op; een norse trek op zijn gezicht. ‘Kom, De Cock,’ riep hij kregel, ‘laten we ermee ophouden.’

Hij zwaaide met beide armen. ‘Okee, de moord op zuster De Mirabeau was een emotionele daad… ik geef dat toe… vermoedelijk een uitvloeisel van een emotionele binding. Maar ontlast dat Maarten Jan Boucharde?’

‘Had hij een emotionele binding?’

Vledder schudde geërgerd het hoofd. ‘Wat heb je toch? Waarom zoek je steeds uitvluchten voor die jongen?’

De Cock reageerde fel. Uit zijn grijze ogen schoot vuur. ‘Ik zoek geen uitvluchten,’ brulde hij, ‘voor wie dan ook.’ Hij bonsde met zijn zware vuist op het bureau. ‘Ik zoek de waarheid.’

De jonge Vledder zweeg. De felle reactie van zijn oude leermeester had hem geschokt. Eerst na een poosje vroeg hij: ‘Hoe was het met de minnaar van Brahms?’

De grijze speurder keek op.

De woede was uit zijn blik verdwenen. ‘Je bedoelt Charles van Flaenderen?’

De Cock grijnsde. ‘Hij hield helemaal niet van Brahms.’ De mond van Vledder viel open. ‘Hij hield niet van Brahms?’ In zijn stem trilde verbazing. ‘En de buurvrouw zei…’ De Cock knikte. ‘Zij speelde Brahms, Georgette de Mirabeau… Romance in F… tot hij er gek van werd.’

Commissaris H.G.T.W. Buitendam, de lange statige politiechef van het oude bureau aan de Amsterdamse Warmoesstraat wuifde met een slanke hand.

‘Ga zitten, De Cock,’ sprak hij wat geaffecteerd. ‘Ik moet eens ernstig met je praten.’

De grijze speurder plooide zijn lippen tot een grijns. ‘U bedoelt,’ verbeterde hij, ‘dat u mij iets wilt zeggen.’

De commissaris keek gestoord op. ‘Ja… ja, precies. Zo is het. Ik moet je iets zeggen.’

Hij klapte met zijn vlakke hand op een dossier voor hem op zijn bureau. ‘Moet Boucharde hiermee naar de officier van justitie?’ De Cock veinsde onbegrip. ‘Is dat niet juist?’

De politiechef keek hem wantrouwend aan. De toon van de oude rechercheur maakte hem waakzaam. ‘Er staat alles over die mislukte kraak in de IJsselsteinse Bank, maar over de moord op die verpleegster wordt met geen woord gerept.’ De Cock knikte traag. ‘Dat klopt,’ zei hij gelaten. De commissaris trok zijn borstelige wenkbrauwen op. ‘En wanneer gebeurt dat?’

‘Wat?’

‘Wanneer leg je die moord ten laste?’

De Cock keek hem quasi-verbaasd aan. ‘Zo gauw ik de moordenaar heb gevonden.’

De ogen van de commissaris vernauwden zich. ‘Boucharde-isde-moordenaar-niet?’

De Cock trok zijn mondhoeken op. Om zijn lippen dartelde een speelse glimlach. ‘Dat heb ik niet beweerd. Het is uw interpretatie van mijn woorden.’ Hij kwam langzaam van zijn stoel overeind. ‘Als u mij toestaat,’ sprak hij vriendelijk, ‘ik zou graag verder gaan met mijn onderzoek.’

Het gezicht van de politiechef verstarde. Een ader klopte in zijn hals. ‘Blijf zitten.’ Hij schreeuwde wild; sloeg met zijn vuist op het dossier. ‘Ik neem hier geen genoegen mee. Dit is onvolledig.’ De Cock bleef staan, groot, breed, onverzettelijk. ‘En ik ben niet van plan mijn proces-verbaal aan te vullen met suggesties en vage aanwijzingen inzake een moord waarvan de achtergronden mij nog volkomen duister zijn.’

De commissaris keek hem aan. Blosjes op de wangen. Een moment leek hij sprakeloos. Toen stond hij op, strekte zijn arm in de richting van de deur en brulde. ‘Er uit!’

De Cock ging.

De jonge Vledder lachte luid. ‘Was het weer zover?’ De Cock plukte aan zijn neus. ‘Ja,’ zei hij timide. ‘Het was weer zover. Hij kan het niet laten.’

Vledder lachte opnieuw.

‘Hoe vaak ben jij nu al door de commissaris van zijn kamer gejaagd?’

De Cock grinnikte vreugdeloos. ‘Bij elke moordzaak minstens één keer.’ Hij schudde droef het hoofd. ‘Het is een onhebbelijke gewoonte van hem.’

Vledder maakte een vaag gebaar. ‘Vind je niet dat hij dit keer gelijk had?’

De Cock keek zijn jonge collega een ogenblik aan. Star, zwijgend. Zonder te antwoorden liep hij langs hem heen naar de kapstok, greep zijn oude jas en hoed en slenterde naar de deur. Vledder beende hem na. ‘Waar ga je heen?’

De Cock draaide zich half om. ‘Naar de Kromboomsloot.’ ‘Wat denk je daar te vinden?’

De oude speurder wurmde zich in zijn jas. ‘Het antwoord op een vraag… waarom werd zuster De Mirabeau vermoord?’ Vledder bleef als getroffen staan. Eerst toen zijn verbijstering was weggeëbd, volgde hij De Cock de trap af.

Ze liepen zwijgend naast elkaar door de Lange Niezel, de Korte Niezel en de Stormsteeg. De Cock nonchalant, zwierig, zijn jas los, fladderend om zijn benen. Vledder keurig, strak, ambtelijk, in een ijzersterke combinatie.