Выбрать главу

Ze ging zitten en stak met nerveuze bewegingen een sigaret op. Haar vingers trilden. ‘Ik… eh, ik ben Ineke… Ineke Peeters. Ik ben negentien jaar. Minderjarig, zoals dat heet. Mijn ouders weten dat ik hier ben.’

‘En?’

Ze staarde naar de vloer. ‘Ze zijn er niet zo gelukkig mee.’ ‘Hoelang ken je Maarten Jan?’

‘Twee… twee en een half jaar.’

‘Trouwen?’

Ze glimlachte wat triest. ‘Daar geloven we niet zo in.’ ‘Je weet wat Maarten Jan doet?’

Ze knikte traag. ‘Hij steelt…’ dan plotseling fel, furieus, ‘… maar nooit van arme mensen.’

De Cock glimlachte. ‘Maakt dat verschil?’

Ze keek naar hem op, verbaasd. ‘Voor u niet?’

De Cock negeerde de vraag, krabde zich wat verlegen achter in de nek. ‘Vertel me van die vent… hij kwam gisterennacht?’ ‘Ja, gisterennacht, om een uur of twee, schat ik. Ik lag al een poosje in bed, doezelde zo’n beetje.’ Ze duwde het blonde haar uit haar gezicht. ‘Ik heb… had de buitendeur nooit op slot. Maarten Jan komt vaak op de meest vreemde tijdstippen thuis. Het is lastig als hij mij steeds uit bed moet bellen.’

De Cock knikte begrijpend. ‘Die vent kwam dus gewoon door de voordeur.’

Ze zoog haar longen vol rook. ‘Ik hoorde hem komen. Ik dacht nog een moment dat het Maarten Jan was. Maar dat kon niet. Ik had in de krant gelezen dat hij bij u vastzat.’

‘En toen?’

‘De man deed de deur achter zich dicht en begon door de kamer te sluipen. Hij kwam naar het bed en bukte zich over mij heen. Ik voelde zijn hete adem in mijn gezicht.’

Ze sloot een moment haar ogen en drukte de angst uit haar herinnering weg. ‘Ik hield mij slapende en ademde zo regelmatig mogelijk. Na een paar seconden scheen hij er van overtuigd dat ik werkelijk sliep. Hij kwam overeind. Het licht van zijn zaklantaarn danste langs de wanden. Toen ging hij op zoek.’ ‘Op zoek?’

Ze knikte. ‘Hij deed alle kasten open en snuffelde overal rond. Hij keek zelfs onder mijn bed.’

‘Je weet zeker dat het een man was?’

Ineke Peeters schonk de grijze speurder een wat medelijdend lachje. ‘Ik weet wel zo ongeveer hoe een man ruikt. Bovendien heb ik zijn silhouet gezien. Vlak voor de deur op de straat brandt een lantaarn.’

‘Hoe oud schat je hem?’

‘Tweeëntwintig… drieëntwintig jaar.’

‘Niet ouder?’

‘Ik dacht van niet.’

‘Heb je zijn gezicht gezien?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Het was te donker. Ik heb niets kunnen onderscheiden. Ik zal wel zijn stem herkennen.’

De Cock keek haar verwonderd aan.

‘Zijn stem?’

Ze knikte kalm. ‘Ik heb hem horen praten. Toen hij na ongeveer drie kwartier ophield met zoeken, stond hij in het midden van deze kamer, rechtop, nog geen anderhalve meter van mijn bed. Hij hijgde zwaar en stonk naar zweet. “Verdomme,” siste hij, “dat rotwijf.” Het kwam uit de grond van zijn hart.’

6

Rechercheur De Cock slenterde door de grote recherchekamer van het oude politiebureau aan de Amsterdamse Warmoesstraat. Zijn gezicht stond zorgelijk. De rimpels in zijn voorhoofd waren verdiept. De vreemde, nachtelijke bezoeker van Ineke Peeters paste niet in het beeld… of toch? Plotseling bleef hij midden in de kamer staan en riep luid, indringend: ‘Dat rotwijf.’ Hij herhaalde het enige malen, proefde de klank op zijn tong. Daarna keek hij wat verstrooid naar Vledder. ‘Wat denk je ervan?’ De jonge rechercheur maakte een grimas en trok gebarend zijn schouders op.

‘Georgette de Mirabeau.’

De Cock knikte traag. ‘In het licht van ons onderzoek… de meest voor de hand liggende conclusie. Dat “rotwijf” sloeg op haar.’

Hij staarde voor zich uit. ‘Maar daaraan kleeft onmiddellijk een aantal voorwaarden.’

‘Voorwaarden?’

‘Ja, als eerste… de nachtelijke bezoeker van Ineke Peeters kent de verpleegster, en ten tweede… hij weet dat Maarten Jan relaties met haar onderhield.’

‘Hij kent dus beiden.’

De Cock plukte nadenkend aan zijn onderlip. ‘Inderdaad,’ zei hij bedachtzaan, ‘hij kent beiden.’ Hij slenterde naar zijn bureau en liet zich in zijn stoel zakken. ‘Voor, tijdens of na de moord op Georgette de Mirabeau,’ ging hij verder, ‘is in haar woning gezocht, intens, met de grootste zorgvuldigheid. De onbekende die ’s nachts bij Ineke Peeters binnendrong, zocht even zorgvuldig, was kennelijk op hetzelfde uit en vermoedde dat Maarten Jan het had gevonden.’

Vledder veerde op.

‘Dan weet hij ook van de moord.’ De Cock keek hem aan. ‘Hoeveel?’

Vledder slikte. ‘Misschien… misschien wel net zoveel als Maarten Jan.’

De Cock wreef over zijn gezicht. ‘De vraag die onmiddellijk opdoemt… waar zocht men naar? Toen ik Maarten Jan tijdens zijn verhoor ernaar vroeg, zei hij dat hij dat niet wist.’ Vledder grijnsde. ‘Een leugen.’

De Cock schudde het hoofd. ‘Dat weet ik niet zo,’ zei hij weifelend, onzeker. ‘Laten we ons eens in de situatie van de jonge inbreker verplaatsen, zoals wij die nu kennen. Op een kwade dag wordt hij benaderd door een hem volkomen onbekende verpleegster, die hem inlichtingen verschaft inzake een spectaculaire kraak en hem zegt een belangrijke mededeling te doen als hij eenentwintig is. Een paar dagen voor zijn verjaardag vindt hij haar vermoord. Vind je het gek dat hij gaat snuffelen?’ ‘Nee.’

‘En wist hij concreet waarnaar hij zocht?’

Vledder schudde het hoofd.

‘Concreet niet… maar zijn zoeken hield wel verband met de toegezegde mededeling.’

De Cock schoof zijn dikke onderlip naar voren. ‘Het was een normale reactie. De verpleegster had zijn nieuwsgierigheid opgewekt.’

Een tijdlang zwegen beiden. Buiten, in de Warmoesstraat, krijste een hoertje en toeterde een nerveuze chauffeur een dronken sloeber naar het trottoir. De geluiden drongen vervormd naar binnen. Vledder was de eerste die sprak.

‘Wie was die vreemde, nachtelijke bezoeker van Ineke Peeters? Wist hij waarnaar hij zocht? Wat is zijn belang, zijn motief?’ De Cock antwoordde niet. Het scheen dat de laatste vragen van de jonge rechercheur hem niet hadden bereikt. Hij nam een blanco vel papier uit de lade van zijn bureau, pakte zijn pen en schreef, groot, wijd: Welk geheim verborg Georgette de Mirabeau? Hij zuchtte diep, schoof het vel papier van zich af en bekeek de woorden die hij had geschreven. Daarna schudde hij het hoofd. ‘Doden spreken niet,’ sprak hij cynisch. ‘Voor de meeste moordenaars een prettige bijkomstigheid.’

‘Een geheim?’ De oude dr. Den Koninghe keek de beide rechercheurs verwonderd aan. ‘Had Georgette de Mirabeau een geheim?’

De Cock knikte. ‘We hebben gegronde reden aan te nemen dat Georgette de Mirabeau iets wist… iets waarvoor ook anderen belangstelling hadden.’

De oude dokter haalde wat nonchalant zijn schouders op. ‘Ik kan het mij haast niet voorstellen. Georgette was een voortreffelijke verpleegster, een hardwerkende vrouw.’ Hij glimlachte zwakjes. ‘Wat voor een geheim zou zij…’

Plotseling hield hij op, keek de grijze speurder strak, onderzoekend aan. ‘Ik begrijp het niet,’ zei hij onzeker, ‘waarom komt u naar mij?’

De Cock streek met zijn pink over de rug van zijn neus. ‘Ik ken u al jaren, dokter,’ zei hij wat verontschuldigend. ‘Ik heb op u gelet toen u aan de Oude Schans de doodschouw verrichtte. Het kwam mij voor dat het slachtoffer… Georgette de Mirabeau meer voor u had betekend dan… dan de meeste mensen van wie u ambtelijk de dood constateerde.’

De oude lijkschouwer plukte aan zijn baardje. ‘Dat is juist,’ zei hij traag, bedachtzaam. ‘Dat heeft u goed gezien.’

‘U kende haar?’

‘Ja.’

‘Goed?’

De blik van de oude man dwaalde weg. ‘Ik… ik was verliefd op Georgette.’ Er gleed een glimlach over zijn gelaat. ‘Lang geleden.’