Выбрать главу

‘Twee dagen na de moord herinnert Van Breugelen zich dat zijn wandelstok in de woning van Georgette is achtergebleven. Hij raakt in paniek… beseft dat de wandelstok bij een onderzoek het spoor in zijn richting zal leiden. Hij kijkt de kranten na… de moord schijnt nog niet ontdekt. Hij gaat terug… zijn vrouw zei het toch… en haalt zijn wandelstok weg.’

De Cock keek zijn jonge collega bewonderend aan. ‘Heel goed.’

Vledder likte aan zijn droge lippen. ‘En de jonge Boucharde weet het.’

De Cock ploegde rimpels in zijn voorhoofd. ‘Maarten Jan?’ Vledder zuchtte omstandig. ‘Hij weet dat de oude Van Breugelen de moord pleegde. Hij zag het… of heeft iets in handen dat voor de architect bijzonder belastend is. Tegen ons zweeg hij… ontkende alleen zelf de moord te hebben gepleegd. Maar na zijn ontvluchting zocht hij onmiddellijk contact met Van Breugelen.’ ‘Via Ineke Peeters.’

Vledder knikte instemmend. ‘Begrijp je, De Cock… Van Breugelen beging de moord en Maarten Jan… Maarten Jan pleegt chantage.’

Met het hoofd wat scheef, een misprijzende trek om zijn lippen, monsterde De Cock het hemelsblauwe kostuum van Robert Antoine van Dijk. Hij wuifde. ‘Ga naar huis en trek wat anders aan.’ De jonge rechercheur glimlachte verlegen. ‘Vindt u het niet mooi?’

De Cock grijnsde. ‘Je lijkt wel een playboy op zondag. Je ziet er uit alsof je zo uit de “Avenue” bent gestapt.’

‘Het is modern.’

De Cock wreef over zijn gezicht. ‘Zeker… maar je loopt ermee in de gaten… op de Kromboomsloot.’

Robert Antoine frommelde wat nerveus aan de rand van zijn colbert. Hij voelde zich niet op zijn gemak. ‘Kromboomsloot?’ De Cock knikte. ‘Ik wil dat je het huis van Maarten Jan Boucharde afpost. Er zijn daar in de Nieuwmarktbuurt nogal wat kraakpanden met hippies. Het beste lijkt mij dat je je ook wat hip kleedt… een bandje om je voorhoofd, een vieze spijkerbroek en een oud kattevelletje van je vrouw.’

Het gezicht van Robert Antoine verstarde. ‘Mijn vrouw draagt geen kattevellen,’ reageerde hij verontwaardigd.

De Cock gebaarde nonchalant. ‘Goed, goed… dan je buurvrouw. Zorg in ieder geval dat je niet onmiddellijk stukloopt. En als Maarten Jan onverhoopt mocht komen opdagen, promoveer jezelf dan niet tot held van de dag. Ik bedoel… ga niet in je eentje tot een arrestatie over. Geef liever een seintje. De jongen is gewapend. Geef verder al je aandacht aan dat meisje… Ineke Peeters. Ik wil precies weten wat ze doet… wie ze ontvangt, waar ze heen gaat. Begrepen?’

De jonge rechercheur knikte. ‘Word ik afgelost?’

De Cock schudde traag het hoofd. ‘Voorlopig niet. Ik heb niemand anders. Maar ik beloof je dat ik de tijd in de gaten houd.’ Hij glimlachte hem beminnelijk toe; veranderde van toon. ‘Doe je best, Rob. Het is belangrijk.’

Nadat Robert Antoine van Dijk was vertrokken, slenterde De Cock naar de kapstok, greep zijn jas en zette zijn hoedje op het hoofd. Hij wenkte Vledder naderbij. ‘Kom,’ riep hij opgewekt, we zullen eens zien wat jouw theorie waard is.’

‘Mijn theorie?’ De Cock knikte. ‘We gaan naar de Herengracht.’

‘Wat is daar?’

De Cock glimlachte. ‘Het kantoor van Van Breugelen.’ Het was een fraai, oud grachtenhuis met een sierlijke halsgevel, zwierige festoenen en een hardstenen stoep met een bankje op het bordes. Naast de monumentale deur was een dof zwart bord met ‘architectenbureau van breugelen’ in strakke witte letters zonder kapitalen.

De Cock drukte tegen de deur. Ze schoof vrijwel onhoorbaar open. De beide mannen stapten naar binnen. Halverwege de marmeren gang kwam een jonge vrouw hen tegemoet. Ze had een matbleké huid en lang, zwart haar, dat strak naar achteren was gekamd. Een zware bril met een donker montuur gaf aan haar gezicht een verrassend effect van ernstige lichtzinnigheid. De grijze speurder boog wat stijfjes. ‘De Cock… We hadden graag een onderhoud met de heer Van Breugelen.’

Het gezicht van de jonge vrouw betrok.

‘Ik ben bang…’

De Cock schudde het hoofd. ‘Wij zullen over u waken,’ sprak hij geruststellend.

Ze lachte frivool. ‘Ik bedoel… de heer Van Breugelen is een bezet man. Ik heb strenge orders om…’

De Cock wuifde het weg. ‘Zeg hem dat wij er zijn,’ zei hij ernstig. ‘Hij zal ons ontvangen.’

Een moment aarzelde ze nog, toen draaide zij zich om en liep de gang af. De beide rechercheurs staarden haar na. De minirok, de lange, slanke benen, de zoete ronding van haar heupen… het dreef misdaad en moord secondenlang naar een rommelige uithoek van hun gedachten.

Na een paar minuten was ze terug.

‘Gaat u mee.’

Ze liepen achter haar aan; drukten de betovering weg. Aan het einde van de gang opende zij een deur en liet hen binnen. Het was een ruim, hoog vertrek met fraaie gobelins aan de wanden en mollige engeltjes aan het plafond. Schuin in de hoek bij het raam stond een groot, stoer bureau van geloogd eiken. Achter dat bureau, in een ruime stoel, zat Van Breugelen. Hij kwam moeizaam overeind, greep zijn stok en strompelde hen tegemoet. Hij droeg hetzelfde ribfluwelen kostuum van de avond tevoren. Maar zijn gezicht zag grauw en zijn ogen stonden dof. Nachtrust had hem niet verkwikt. Hij wees met zijn stok naar een zitje voor zijn bureau. ‘Ik had u min of meer verwacht.’ Hij liet zich in een van de fauteuils zakken. De stok naast zich, het rechterbeen gestrekt vooruit. Vledder en De Cock namen tegenover hem plaats. ‘Het was bijna onvermijdelijk,’ ging hij verder. ‘Na de “openbaringen” van mijn vrouw… de vreemde “escapades” van mijn zoon…’

De Cock keek hem schuin aan. ‘U bent op de hoogte?’ Van Breugelen knikte traag. ‘Ze hebben het mij verteld.’ Hij wreef in de ooghoeken; glimlachte vermoeid. ‘Voor de pater familias blijft weinig verborgen.’ Hij zweeg even, zuchtte en gebaarde voor zich uit. ‘Over mijn zoon kan ik kort zijn. De jongen gaat zijn eigen weg. Het gaat mij niet aan op welke wijze hij zijn seksuele ervaringen uitbouwt. Wat mijn vrouw betreft… over haar maak ik mij zorgen. Ze doet de laatste tijd heel vreemd. Ze staart soms uren voor zich uit. Volkomen afwezig. De dood van Georgette de Mirabeau heeft haar erg geschokt.’ ‘Waarom?’

Van Breugelen trok zijn schouders op. ‘Dat weet ik niet. Ik heb daar geen verklaring voor. Ze kende haar niet. Ze heeft haar bij mijn weten nooit ontmoet. Het is voor mij een onbegrijpelijke zaak.’

Vledder boog zich iets naar voren. ‘Is het dat?’

Van Breugelen keek de jonge rechercheur fronsend aan. Vledder glimlachte; zijn mond iets scheef. ‘Is het voor u een onbegrijpelijke zaak?’ vroeg hij fel, bijtend. ‘Is het niet zo, dat Georgette de Mirabeau voor u meer was dan “een schim uit het verleden” en dat uw vrouw een gegronde reden had die “schim” te wantrouwen?’

Van Breugelen kneep zijn ogen half dicht. ‘Als u een verhouding suggereert tussen mij en Georgette, dan verzeker ik u dat daarvan geen sprake was. Ik heb haar tijdens mijn huwelijk maar eenmaal ontmoet. Dat was vrij recent… enkele dagen voor haar dood. Ik vertelde het u… het was op haar uitdrukkelijk verzoek.’

Vledder schoof nog verder naar voren. ‘En de tweede maal?’ Van Breugelen slikte. ‘Ik… eh, ik weet niet waar u het over hebt.’ Het klonk zwak, weinig overtuigend.

Vledder grijnsde. ‘In de “openbaringen” van uw vrouw is sprake van een tweede bezoek… enkele dagen later.’

Van Breugelen likte aan zijn droge lippen. ‘Ze moet zich vergissen.’

Vledder schudde het hoofd. ‘Ze vergiste zich niet.’ Hij stond op, greep de wandelstok bij de architect weg. Hij hield hem omhoog, de zilveren knop vooruit. Zijn jong gezicht stond strak, ernstig. In zijn blauwe ogen blonk een gevaarlijk vuur. ‘Hoe grondig hebt u hem gereinigd, heer Van Breugelen? Hoeveel bloed kleeft er nog aan die stok?’