Выбрать главу

De Cock knikte traag. ‘Met de wandelstok van haar man,’ sprak hij langzaam. ‘Ze had die al in haar hand om mee te nemen. Uit het proces-verbaal heb je kunnen lezen dat “het inslaan van de hersenen” niet zo… zonder meer gebeurde, maar dat daar een heftige woordenwisseling aan voorafging. Georgette tartte haar, zei dat ze een kind van een havenarbeider had grootgebracht en dat haar werkelijke zoon een slappe vent was, die voor niets deugde. Mevrouw Van Breugelen raakte overstuur. Ze riep alsmaar: je-liegt-mens-je-liegt-mens je-liegt. En Georgette, op het hoogtepunt van haar triomf, lachte-lachte-lachte.’

Mevrouw De Cock knikte begrijpend. ‘Toen sloeg ze.’ De oude speurder zuchtte. ‘Ze liet de stok vallen en vluchtte in paniek. Met bebloede kleren kwam ze thuis en vertelde haar man wat ze had gedaan. Van Breugelen was radeloos. Hij begreep dat de wandelstok met de zo bijzondere zilveren knop voor de recherche een duidelijk spoor zou zijn… een spoor in de richting van de Van Breugelens. Hij wachtte een dag en toen hem uit de kranten bleek dat de moord nog niet was ontdekt, ging hij terug om de stok en… het zwarte cahier. Toen hij in de woning kwam, zag hij tot zijn verbazing dat alles overhoop lag. De laden en kasten waren doorzocht en het zwarte cahier was weg. Hij nam zijn wandelstok, waste die in de keuken schoon van bloed, deed uit piëteit een doek over het hoofd van Georgette en ging weg.’

Vledder grijnsde. ‘Zo was het dus.’

De Cock gebaarde. ‘Ferdinand van Breugelen begreep dat er maar één man was die belang had bij het cahier en die van het bestaan op de hoogte kon zijn… Maarten Jan Boucharde; een naam die Georgette hem terloops had genoemd. Hij deed navraag, ontdekte dat Maarten Jan bij een inbraak was gepakt en kwam erachter dat hij samen met een meisje aan de Kromboomsloot woonde.’

Vledder glimlachte. ‘Toen stuurde hij zoon Ferry om daar naar het cahier te zoeken.’

De Cock krabde zich achter in de nek. ‘Ik geloof dat ik toen een fout heb gemaakt.’ Vledder keek hem verbaasd aan. De Cock knikte. ‘Ik vertelde Maarten Jan tijdens een verhoor dat iemand bij Ineke Peeters had ingebroken en het hele huis had doorzocht.’

Vledder fronste zijn wenkbrauwen. ‘Maarten Jan begreep toen dat de rijke Van Breugelens er veel voor overhadden om het zwarte cahier te bezitten.’

De Cock kauwde op zijn onderlip. ‘Het was een directe aanleiding tot zijn vlucht.’

Robert Antoine boog zich naar voren. ‘Ferry van Breugelen voerde onderhandelingen over het zwarte cahier. Waarom maakte hij die onderhandelingen niet af? Ik bedoel… waarom ging op die fatale avond mevrouw Van Breugelen naar de schuit aan de Kromme Waal?’

De Cock wreef over zijn gezicht. ‘Het was haar uitdrukkelijke wens,’ zei hij zacht. ‘ “Ik wil de bedrieger wel eens zien die beweert mijn zoon te zijn.” ’

‘En Van Breugelen weigerde niet?’

De Cock keek Robert Antoine aan. ‘Het gebeurde buiten Van Breugelen om. Toen de architect na zijn valse bekentenis werd vrijgelaten, ging hij niet direct naar huis, maar bezocht een advocaat aan wie hij de hele situatie uiteenzette. Toen hij vrij laat in de avond in Bergen aankwam, had zijn vrouw de jonge Ferry al overreed haar het adres van Maarten Jan te geven en was ze al onderweg.’

De Cock zweeg even. ‘We zullen wel nooit precies weten,’ ging hij verder, ‘wat er zich in de kajuit van die oude schuit heeft afgespeeld. Mevrouw Van Breugelen zegt in haar verklaring dat ze plotseling overspoeld werd met zulke haatgevoelens, dat ze die jongeman voor haar niet meer wilde zien, dat ze die bedrieger wilde vernietigen… wegmaken.’

Vledder schudde het hoofd. ‘Ik heb dat woord “wegmaken” in haar verklaring niet helemaal kunnen begrijpen.’

De Cock schoof zijn onderlip vooruit. ‘Ik geloof dat je het zo moet zien… Maarten Jan bestond niet voor haar…. ze loochende zijn bestaan. Er bestond voor haar maar één zoon… Ferry. Voor een ander was in haar gedachten… in haar geest geen plaats.’ De Cock kwam loom uit zijn fauteuil overeind. Hij legde zijn hand op de schouder van zijn vrouw. ‘Een sterke kop koffie zou ons goeddoen.’

Mevrouw De Cock stond op en liep naar de keuken. Robert Antoine van Dijk gebaarde naar de oude speurder. ‘Er is nog iets dat ik niet begrijp. Toen ik met Ineke Peeters op het eerste perron de wacht hield bij de bagagekluizen, zei ze dat ze wist dat mevrouw Van Breugelen zou komen.’

De Cock knikte. ‘En ze had gelijk.’

Robert Antoine slikte. ‘Ma… maar,’ stotterde hij, ‘hoe kon ze dat weten?’

De Cock glimlachte. ‘Toen Ineke Peeters en ik, na het ontdekken van de moord op Maarten Jan, de schuit aan de Kromme Waal verlieten, ging ik met haar naar een bevriende Chinees in de Binnen Bantammerstraat. Daar belde ik de wachtcommandant en de spoorwegrecherche. Ik liet ook Ineke bellen… naar Bergen. Ze kreeg de oude Van Breugelen aan de lijn en vroeg op mijn verzoek naar Ferry. Toen die aan de telefoon kwam, liet ik Ineke vragen waarom hij zich niet aan de afspraak had gehouden.’ ‘En toen?’

De Cock hield zijn adem even in. ‘Ferry toonde zich zeer verbaasd en zei… is-mijn-moeder-dan-nog-niet-geweest?’ Vledder keek de oude speurder bewonderend aan. ‘In kritieke ogenblikken ben je nog altijd een meester. Ik zou er niet aan hebben gedacht.’

De Cock liet zich weer in zijn fauteuil zakken. Een tijdlang zaten ze zwijgend bijeen, ieder verzonken in gedachten. Mevrouw De Cock kwam binnen met een blad met koppen dampende koffie. Het gesprek werd algemener. De Cock roerde de beide moorden niet meer aan. Bewust stuurde hij de gesprekken in een andere richting. Het was duidelijk dat hij over het onderwerp niet meer wilde praten.

Het was al laat toen de beide jonge rechercheurs afscheid namen. De Cock begeleidde hen naar de deur en wuifde hen na. Toen hij in de zitkamer terugkwam, keek zijn vrouw hem wat schuin, onderzoekend aan. ‘Ik wilde er niet over beginnen waar zij bij waren. Maar ben je dat zwarte cahier echt kwijt?’ De Cock antwoordde niet. Hij liet zich in zijn fauteuil zakken. Zijn vrouw nam een poef en schoof die bij.

‘Waar is het cahier?’

De Cock streek over het grijze haar. ‘Ineke Peeters,’ zei hij traag, ‘heeft het dagboek nooit gelezen. Ik heb het haar gevraagd. Ze weet niet wat er in staat… niet precies. Er waren twee mensen die de inhoud van het cahier volledig kenden… Georgette de Mirabeau en Maarten Jan Boucharde.’

‘Ze zijn beiden dood.’

De Cock keek zijn vrouw aan. ‘Geloof jij dat mevrouw Van Breugelen haar eigen zoon doodde?’

Ze beet op haar onderlip. ‘Het… eh, het was haar eigen zoon.’ De Cock streek langs zijn voorhoofd. ‘Mevrouw Van Breugelen wil het niet geloven.’ Hij pauzeerde even; keek peinzend langs haar heen. ‘En ook ik… ik ben bereid het niet te geloven. Begrijp je… er zijn nooit baby’s verwisseld. Het was alles een verhaaltje… boos opzet van het bedrieglijke duo Georgette de Mirabeau en Maarten Jan Boucharde.’

Mevrouw De Cock slikte. ‘En het dagboek dan… het cahier?’ Hij schonk haar een milde glimlach. ‘Het kostte mij bijna ’n uur om er kleine snippertjes van te maken. Geloof me, het was een heerlijk gezicht toen de wind ze over het IJ verspreidde.’