Выбрать главу

De Cock knikte bedachtzaam. ‘De wanorde… de leeggehaalde laden en kasten… zou dan een camouflage zijn… een stunt om ons…’ Plotseling stokte hij. In zijn grijze ogen kwam een waakzame blik. Hij vatte Vledder bij de arm en leidde hem naar een popperig zijkamertje. Op de trap kraakten treden. Het geluid van voetstappen kwam hoger, steeg tot het portaaltje. Daar hielden ze stil. Even maar. Toen klonk het klikken van het slot en schuifelden de voeten verder. De deur ging zachtjes dicht. De Cock kwam groot en breed te voorschijn. Op zijn gezicht vol diepe plooien lag een milde grijns. Vledder volgde, strak, gespannen.

Midden in het kamertje stond een lange, slanke, niet onknappe man in een onberispelijk blauw kostuum. Hij zag bleek en in zijn ogen lag verbazing.

De grijze speurder deed een stap dichterbij. ‘Mijn naam is De Cock,’ zei hij opgewekt, ‘rechercheur van politie.’ Hij wees opzij. ‘En dat is collega Vledder, mijn onvolprezen hulp.’ Daarna weifelde hij even, alsof hij het verder niet meer wist. Ineens verhelderde zijn blik. Bij zijn mondhoeken tintelde een glimlach. ‘Meneer… eh?’

‘Van Flaenderen… Charles van Flaenderen.’

‘Juist… houdt u van Brahms?’

De man keek verwilderd rond. ‘Brahms… nee, ja, ik bedoel… wat is er? Wat doet u hier? Waar is Georgette?’

De Cock antwoordde niet op zijn vragen, maar vroeg koeclass="underline" ‘Hoe kwam u binnen?’

De man haalde een sleutel uit de zijzak van zijn colbert en hield die omhoog.

‘Hiermee.’

De Cock keek naar Vledder.

‘Kan dat?’

De jonge rechercheur knikte. ‘Toen de anderen weg waren, heb ik de deur op slot gedaan. En de sleutel eruit genomen.’ Charles van Flaenderen keek van de een naar de ander. Hij wond zich zichtbaar op. Zijn neusvleugels trilden en op zijn wangen kwamen blosjes. ‘Wat heeft dit te betekenen?’ Hij schreeuwde onbeheerst. ‘Wat doet u hier?’

De Cock gebaarde losjes om zich heen. ‘Wij zijn bezig met het onderzoek naar het overlijden van Georgette de Mirabeau!’ ‘Georgette.’

De Cock keek de man aan, koel, observerend. ‘Zuster De Mirabeau,’ zei hij strak, ‘is dood.’

Charles van Flaenderen blikte terug, vreemd, verward, met een dwaze grijns om de wat weke mond. ‘Dood?’

De Cock knikte traag.

‘Vermoord.’

De man grinnikte. De dwaze grijns om de mond bleef. ‘Vermoord?’ Zijn stem klonk hees.

De Cock knikte opnieuw, nadrukkelijk. ‘We vonden haar een uurtje geleden. Ze zat dood in haar fauteuil.’

Het was alsof er plotseling in de hersens van de man iets knapte, losbrak, alsof ineens de waarheid tot hem doordrong. ‘Georgette.’ Het was een smartelijke kreet.

De Cock liet de man even begaan, keek toen hoe hij zich op de bank liet zakken.

Charles van Flaenderen leek oprecht ontdaan, geschokt. ‘Hoe is het gebeurd?’

De Cock negeerde de vraag. ‘In welke relatie stond u tot… eh?’ ‘Ik ben een vriend.’

De Cock schoof zijn dikke onderlip vooruit. ‘Vriend,’ zei hij met een zweem van sarcasme, ‘een ruim begrip.’

Van Flaenderen knikte. ‘Ik hield van Georgette.’

‘U had een verhouding met haar.’

De man zuchtte diep. ‘Een verhouding…’ Hij schudde het hoofd. ‘Dat klinkt zo alledaags… zo banaal. En dat was het niet.’ ‘Wat was het dan?’

Charles van Flaenderen keek omhoog. Er blonk strijdlust in zijn donkere ogen. ‘Het was niet smerig.’

De Cock trok zijn wenkbrauwen op. ‘Wie beweert dat?’ reageerde hij verwonderd.

Van Flaenderen slikte. ‘Ik… eh, ik weet toch hoe de politie denkt. Maar zo was het niet. Georgette en ik… we vonden het gewoon prettig bij elkaar te zijn.’

‘Met Brahms.’

De man sprong van de bank op, fel, agressief, zijn vuisten gebald. ‘Is dat zo vreemd?’

De Cock schudde traag het hoofd. ‘Brahms,’ zei hij gelaten, ‘schreef heerlijke muziek.’ Hij plooide zijn lippen in een innemende glimlach. ‘Hoelang kent u zuster De Mirabeau?’ Charles van Flaenderen antwoordde niet direct. Hij staarde langs de oude rechercheur in het niets. ‘Zeven jaar,’ zei hij zacht. Het was alsof zijn herinnering teruggleed. ‘Ik was opgenomen in het Wilhelmina Gasthuis. Een lichte hartaanval.’ ‘En zuster De Mirabeau verpleegde u?’

De man knikte loom. ‘Er was vrijwel onmiddellijk een band, een wederzijds begrip. Vanaf de eerste dag. En dat bleef. Toen ik na enige weken uit het ziekenhuis werd ontslagen, zocht ik haar op, hier, in haar woning aan de Oude Schans.’ Hij weifelde even, peinzend. ‘Vaak blijkt een voortzetting van de verpleegster-patiënt-relatie buiten de ziekenhuissfeer een desillusie.’ ‘Het werd geen desillusie?’

Van Flaenderen schudde het hoofd. ‘Ik geloof dat het geen desillusie werd, juist omdat we ons beiden ervan bewust waren dat we zo weinig kansen hadden.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Zeven jaar,’ zei hij peinzend. ‘Meer dan een “vriendschap” is het nooit geworden?’

De man maakte een hulpeloos gebaar. ‘Ik ben getrouwd.’ ‘Kinderen?’

‘Een zoon en een dochter.’

‘En uw vrouw…?’

Charles van Flaenderen keek naar de grond. ‘Ze weet dat er een ander is.’

De Cock keek hem strak aan. ‘Meer niet?’

Charles van Flaenderen aarzelde. De Cock klemde zijn lippen op elkaar. ‘Wist zij van het bestaan van Georgette?’ Charles van Flaenderen slikte. Een zenuwtrek trilde op zijn bleke wangen. Zijn rechterhand gebaarde wat onbeholpen in de richting van De Cock. Hij deed zijn mond open om iets te zeggen, maar zweeg. Ineens scheen hij al zijn zelfbeheersing kwijt. Hij zonk op de bank terug, bracht zijn hand voor zijn ogen en snikte, luid, erbarmelijk.

De Cock keek onbewogen op de man neer. Hij bezag het zwarte, grijs doorvlochten haar, de brede schokkende schouders. ‘Wist zij van het bestaan van Georgette,’ herhaalde hij fel, dwingend. Charles van Flaenderen keek langzaam naar hem op. Zijn donkere ogen glommen en zijn gezicht was nat van tranen. ‘Zehad-gezegd-dat-ze-het-doen-zou.’

‘Wat?’

Hij snikte opnieuw. ‘Haar vermoorden.’

3

‘Ik-vermoord-haar-ik-sla-haar-dood.’ De Cock tilde zijn benen op het bureau en leunde behaaglijk achterover. ‘Dat moet het dan zijn.’

Vledder keek hem geamuseerd aan. ‘Wat?’

De Cock grinnikte. ‘De basis van onze verdenkingen jegens mevrouw Van Flaenderen.’

Vledder gebaarde voor zich uit. ‘Ze had een motief.’ De Cock knikte. ‘Maar dat had ze al zeven jaar.’

‘Je bedoelt dat ze al veel eerder had kunnen toeslaan?’ De Cock spitste zijn lippen tot een tuitje. ‘Tenzij er vrij recent iets is gebeurd dat de spanningen tussen de beide echtelieden tot een ondraaglijke climax heeft gevoerd. En daarvan heeft de heer Van Flaenderen met geen woord gerept.’

Vledder snoof. ‘We zullen toch eens heel discreet met mevrouw Van Flaenderen moeten praten.’

‘En met haar meerderjarige zoon.’

Vledder keek de oude speurder onderzoekend aan.

‘Hoezo… is daar wat mee?’

De Cock glimlachte. ‘Voor zover ik weet niet. Maar zoons hebben de neiging in dergelijke conflicten de partij van de moeder te kiezen. En als het een emotionele jongen is…’

Op dat moment rinkelde de telefoon. Vledder nam de hoorn op en luisterde. ‘Voor jou… Ben Kreuger.’

De Cock tilde zijn beide benen van het bureau en nam de hoorn over. ‘Dag Ben… heb je nieuws?’ Hij glimlachte breed. ‘Jouw presenteerblaadje… mooi, prachtig… wat?’ Het gezicht van de oude speurder verstarde plotseling. ‘Je weet het zeker… geen twijfel mogelijk.’ Hij zuchtte diep. ‘Bedankt, Ben… bedankt.’ Met een loom gebaar legde hij de hoorn op ’t toestel terug. Vledder keek hem gespannen aan.