Выбрать главу

‘Wanneer?’

‘Straks om twee uur.’

De grijze speurder keek zijn chef argwanend aan.

‘Voor een bestraffende toespraak?’

De commissaris drukte zijn handen steviger in elkaar. Zijn knokkels werden wit, maar op zijn vale wangen kwam wat kleur.

‘Meester Schaaps zal zeker zijn ongenoegen uiten,’ riep hij ontstemd. ‘En je zult moeilijk kunnen ontkennen dat jouw gedrag daar geen aanleiding toe geeft.’

De Cock kneep zijn lippen op elkaar en schudde zijn hoofd.

‘In dat geval ga ik niet.’

De commissaris kwam wild overeind uit zijn stoel.

‘Je gaat.’

De Cock schudde opnieuw zijn hoofd. Hij zette zijn voeten uit elkaar. Zijn houding kreeg iets onverzettelijks.

‘Ik wil in alle openheid,’ sprak hij kalm, ‘met de officier van justitie het onderzoek naar de dood van Vanderbruggen bespreken. Maar ik heb niet bij voorbaat ongelijk. En ik ben zeker niet genegen om mij door een onbekwame man de les te laten lezen.’ De commissaris werd rood tot in zijn nek.

‘Genegen,’ brieste hij, ‘genegen… natuurlijk ben je genegen. Als de heer officier van justitie je roept, dan heb je maar te gaan.’ De Cock grinnikte ongelovig.

‘Een bevel?’

Buitendam zwaaide met een opgestoken wijsvinger.

‘Ja, een bevel… een puur ambtelijk bevel. Ik verzeker je… als je om twee uur niet bij de officier van justitie bent, zal ik je tot schorsing voordragen.’

De Cock keek hem onbewogen aan.

‘Stom.’

Commissaris Buitendam kwam woedend achter zijn bureau vandaan. Zijn ogen vonkten en zijn neusvleugels trilden. Hij strekte zijn arm naar de deur.

‘Eruit.’

De Cock ging.

De Cock zakte wat onderuit. De scherpe lijnen rond zijn mond waren verdiept. Zijn gezicht leek een zware donderwolk voor de ontlading. ‘Ik heb een hekel aan bevelen,’ mokte hij. ‘Bevelen is stom. Men moet iemand proberen te overreden om iets te doen… of te laten. Bevelen betekent dat men gewoon onmachtig is om dat te doen.’

De jonge Vledder, naast hem aan het stuur van de oude, gammele Volkswagen, lachte vrolijk.

‘Zou het lukken?’

‘Wat?’

‘Jou overreden.’

De Cock antwoordde niet. Hij drukte zich weer omhoog en keek rond. Het oude, eerbiedwaardige Paleis van Justitie zag er gehavend uit. Actiegroepen hadden ruiten ingegooid en de muren met verf besmeurd. De oude speurder snoof.

‘Als men van het “recht” zijn symbolen al bekladt…’ Hij maakte zijn zin niet af, maar wees naar de overkant van de Prinsengracht naar een vrij parkeerplaatsje aan de wallenkant tussen de bomen. Vledder reageerde onmiddellijk. Hij reed de brug over naar de Leidsegracht en parkeerde de Volkswagen tussen de andere wagens op de gracht.

Ze stapten uit en liepen over de brug terug naar de kleine ingang van het Paleis van Justitie. Op het moment dat De Cock de zware deur opendrukte, perste een man zich langs hem heen naar buiten en verdween met grote stappen in de richting van de Leidsestraat.

De Cock staarde hem verwonderd na. Hij had de man onmiddellijk herkend. Verrast blikte hij opzij naar Vledder.

‘Weet je wie dat was?’

De jonge rechercheur maakte een verontschuldigend gebaar.

‘Ik weet niet hoe hij heet, maar ik heb hem vanmorgen in de aula bij de begrafenis van Vanderbruggen gezien. En dat was niet de eerste keer dat ik hem zag. Hij was ook bij de doopplechtigheid in de Westerkerk.’

De Cock knikte traag.

‘Het was Jean-Paul Devoordere… directeur van International Electronics.’

Vledder staarde hem aan met open mond.

‘De man… de man die Vanderbruggen bij Carla van Heeteren introduceerde.’

Opperwachtmeester Van der Wamelen van de rijkspolitie begroette De Cock hartelijk. De beide mannen kenden elkaar nog uit de tijd dat de ‘Opper’ als slagvaardig politieman functioneerde en nog niet was verworden tot het factotum van het Amsterdamse justitieapparaat.

‘Wat kom je doen?’

De Cock glimlachte.

‘Ik ben ontboden door meester Schaaps.’

Van der Wamelen trok een grimas.

‘Wat die man heeft, weet ik niet. Hij is de laatste dagen helemaal van de kaart. Van de week presteerde hij het om zonder stukken op de terechtzitting te verschijnen. Die moest ik hem hollend nabrengen.’

De Cock boog zich vertrouwelijk naar hem toe.

‘Was de heer Devoordere bij hem… directeur van International Electronics? Ik zag hem net de deur uit komen.’

Van der Wamelen knikte traag.

‘Een hele tijd. Meer dan een uur. En al die tijd mocht ik hem beslist niet storen.’ Hij blikte voor zich op het bord. ‘Hij is nu vrij. Zal ik jullie aandienen?’

Vledder wuifde afwerend.

‘Ik wil er niet bij zijn. Als De Cock het op zijn heupen krijgt, ligt Schaaps straks met een hartinfarct op de intensive care.’

De werkkamer van de officier van justitie was een onpersoonlijk kaal vertrek van geringe afmetingen. Ook zijn bureau was niet indrukwekkend. Voor een gezagsdrager van zijn formaat was het schamel gemeubileerd.

Meester Schaaps stond op. Met afgemeten pasjes liep de kleine man op De Cock toe en schudde hem de hand.

‘Ga zitten, rechercheur,’ sprak hij wat hautain. ‘Ik heb begrepen dat er tussen u en mij een paar misverstanden opgeruimd dienen te worden.’ Hij wees naar een stoel voor zijn bureau. ‘Ik heb van commissaris Buitendam vernomen dat u mij bepaalde verwijten maakt. U zult zich realiseren dat ik op dergelijke kreten nooit had gereageerd, ware het niet dat u zo’n indrukwekkende reputatie als speurder geniet.’

De Cock glimlachte beleefd. Hij had zich ernstig voorgenomen om zich tot het uiterste te beheersen. Het had geen zin, zo besefte hij, om de tegenstellingen te verscherpen. Dat kwam zijn onderzoek naar de moord niet ten goede. Integendeel, het zou de situatie slechts vertroebelen.

‘U vleit mij,’ sprak hij minzaam.

Schaaps nam achter zijn bureau plaats.

‘Toen ik vernam dat mijn vriend, de bankier Vanderbruggen — we hebben samen nog rechten gestudeerd — met bepaalde brieven werd bedreigd, heb ik onmiddellijk bevolen het onderzoek aan u op te dragen. U mag dat best als een compliment beschouwen.’ Hij zweeg even. ‘Uw verwijt dat ik mijn vriend de dood heb ingejaagd is ongepast en uiteraard… ongegrond.’

De Cock keek de officier vragend aan.

‘Hij nam voordien contact met u op?’

Schaaps knikte.

‘Hij belde mij zondagmiddag thuis en zei dat hij tussen de post een brief had gevonden, waarin hij werd uitgenodigd om naar een flat in Molenwijk te komen.’

‘En toen?’

‘Ik zei: Albert, ga maar. Luister maar naar hetgeen men te zeggen heeft… welke voorwaarden men stelt. Ik heb geen moment overwogen dat Albert daar de dood zou kunnen vinden.’

‘Waarom bracht u mij niet op de hoogte?’

Schaaps spreidde zijn kleine handen. ‘Ik vond het nog niet nodig,’ sprak hij verontschuldigend. ‘Wanneer Albert Vanderbruggen voorwaarden had vernomen… mogelijk aanwijzingen had verkregen, dan hadden wij op basis daarvan onze houding kunnen bepalen. Ik had u dan zeker bij de besprekingen betrokken.’ Hij krabde nadenkend aan zijn voorhoofd. ‘Ik zeg u nadrukkelijk… de dood van mijn vriend Vanderbruggen heeft mij verrast… en diep geschokt.’

De Cock keek naar hem op.

‘En de verdwijning van Stella met haar baby?’

Schaaps trok wat wrevelig zijn schouders op.

‘Dat is ook voor mij een raadsel. Misschien, dat Stella ondanks onze uitgebreide voorzorgen toch iets van die dreigbrieven heeft gemerkt en voor alles haar kind in veiligheid heeft willen brengen.’

De Cock knikte instemmend.

‘Dat klinkt aannemelijk. Toch verbaast het mij dat ze tot nu op geen enkele wijze contact heeft gezocht. Hebt u nog met Henri la Croix gesproken?’