Выбрать главу

‘Zeker. Hij belt mij vrijwel dagelijks. Henri la Croix maakt een moeilijke tijd door. Niet alleen door de verdwijning van zijn vrouw, maar de dood van Albert Vanderbruggen heeft ook voor de IJsselsteinse Bank een reeks van consequenties.’

‘Zoals?’

‘Wel, het blijkt dat Vanderbruggen transacties heeft afgesloten… beleggingen gedaan, waarvan geen exacte bewijsstukken zijn te vinden.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Een motief voor moord?’

Schaaps zuchtte.

‘Dat is ook een van de redenen, waarom ik over de gebeurtenissen bij de bank voortdurend met Henri la Croix van gedachten wissel. De vraag, die daarbij centraal staat, is: wie blijkt er voordeel te hebben bij de dood van Albert Cornelis Vanderbruggen?’ Hij wuifde met zijn rechterhand, de vingers gespreid. ‘Op mijn aandringen is een uitgebreid accountantsonderzoek gestart.’ Hij lachte opgewekt. ‘Geloof me, De Cock, ik houd de vinger aan de pols.’

De grijze speurder wreef over zijn kin.

‘Hebt u wel eens van Jimmy de Munnick gehoord?’

De officier keek hem peinzend aan.

‘Is dat geen oplichter?’

De Cock knikte.

‘Hij schrijft dreigbrieven.’

‘Ik meen dat ik wel eens een strafvervolging tegen hem heb ingesteld.’ Hij zweeg. Het onderwerp scheen hem niet te interesseren. De Cock gleed met zijn pink over de rug van zijn neus.

‘U… eh, u kent Carla van Heeteren?’

Schaaps verschoof iets op zijn stoel.

‘U bedoelt… eh, de jongedame die de flat bewoont waar Albert Vanderbruggen de dood vond?’

‘Die bedoel ik.’

De officier van justitie kuchte.

‘Het was mij bekend dat Albert betrekkingen met haar onderhield.’

De Cock glimlachte fijntjes.

‘Ik vroeg of ú Carla kent.’

Schaaps stak zijn kin vooruit. Met nerveuze bewegingen trok hij zijn stropdas aan.

‘Ik… eh, ik heb haar wel eens bezocht.’

De Cock keek hem strak aan.

‘U… u hebt een sleutel van haar flat?’

Schaaps stond gehaast op. Zijn gezicht zag rood. ‘Over mijn privéleven behoef ik u geen verantwoording af te leggen, De Cock.’ Hij kwam achter zijn bureau vandaan. ‘Zoals gebruikelijk zie ik de vorderingen van uw onderzoek bij proces-verbaal tegemoet.’

Het klonk strak, afstandelijk.

De grijze speurder kwam overeind. Hij begreep dat Schaaps het onderhoud wilde beëindigen. Hij slenterde loom de kamer af. Bij de deur draaide hij zich om.

‘Wat, meneer Schaaps, kwam Jean-Paul Devoordere u vertellen?’

9

De beide rechercheurs liepen groetend langs de loge van opperwachtmeester Van der Wamelen en verlieten het oude, gehavende Paleis van Justitie. Vledder lachte hartelijk om het verhaal van De Cock. ‘Hoe reageerde hij?’

De Cock gniffelde. ‘Hij keek mij aan of hij water zag branden. Hij had die vraag duidelijk niet verwacht. Ik heb nog nooit iemand zo onnozel zien kijken.’

‘Zei hij wat van dat bezoek?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Hij leek met stomheid geslagen. Om de zaak niet op de spits te drijven, heb ik verder niet aangedrongen. Ik heb netjes gegroet en ben weggegaan. Ik wilde geen toestanden zoals met Buitendam.’

‘Eruit.’

‘Precies.’

Ze slenterden zwijgend via de brug naar de Leidsegracht, naar de Volkswagen aan de wallenkant. Vledder deed het portier van het slot en keek peinzend op.

‘Toch vind ik jouw vraag zo gek nog niet. Inderdaad, wat kwam Jean-Paul Devoordere de officier vertellen? Weet hij iets van de moord? Die mogelijkheid lijkt mij zeker niet uitgesloten. We kunnen bijvoorbeeld gevoeglijk aannemen dat Jean-Paul Devoordere een sleutel heeft van de flat in de Molenwijk, waar Vanderbruggen de dood vond. Alleen al in dat opzicht is hij een potentiële dader.’

De Cock knikte traag, nadenkend.

‘Ik heb mij over dat sleutelprobleem het hoofd gebroken. Ik heb zelfs op het punt gestaan om aan Carla van Heeteren een lijst te vragen van al haar klanten, aan wie zij een sleutel van haar flat heeft gegeven.’ Hij grinnikte vreugdeloos. ‘Ik heb het idee laten varen.’

Ze stapten in en Vledder startte de wagen. Voorzichtig voegde hij de auto in de verkeersstroom.

‘Waarom?’

De Cock keek enigszins verstrooid op. ‘Wat bedoel je?’

‘Waarom liet je het idee varen?’

De Cock maakte een hulpeloos gebaartje.

‘Eerstens neem ik niet aan dat Carla van Heeteren mij inderdaad een volledige lijst zal geven…. zeker niet als ze voordien met haar geachte clientèle overleg heeft gepleegd… en bovendien bestond blijkbaar de gewoonte om zo’n sleutel, wanneer dat zo uitkwam, even aan een ander uit te lenen. Het aantal mogelijkheden wordt daardoor vrijwel onbeperkt. Het zou een oeverloos onderzoek worden.’ Hij schudde verdrietig zijn hoofd. ‘Daar komt nog bij dat Vanderbruggen zelf de flat met zijn eigen sleutel kan hebben geopend en daarna zijn moordenaar… een man zonder sleutel… kan hebben binnengelaten. Nee, dat brengt ons voorlopig niet veel verder. Carla van Heeteren hield praktisch open huis.’ Hij blikte steels naar Vledder. ‘Volgens mij heeft zelfs onze eigen officier van justitie een sleutel van haar flat.’

‘Wat… meester Schaaps?’

Vledder stopte voor het rode licht bij de Westermarkt.

‘Hoe kom je daarbij?’

‘Ik heb het hem gevraagd.’

Vledder schudde afkeurend zijn hoofd.

‘Dat is te gek. Je kunt aan een eerbiedwaardige officier van justitie toch niet vragen of hij wel eens stiekem een slippertje maakt.’

De Cock antwoordde niet direct. Hij drukte zich wat omhoog en keek naar de kerk, waar het die zondag allemaal begon. Zijn blik gleed langs de slanke Westertoren in een wisselend decor van voortjagende wolken.

‘Het was niet zo’n vreemde gedachtekronkel,’ sprak hij traag.

‘Carla van Heeteren vertelde mij dat ze een uitgebreide en vooral invloedrijke kennissenkring had. Wel, daartoe behoorden Vanderbruggen en Devoordere. Toen ik iets te uitbundig haar schoonheid bewonderde, zei ze dat ze zich zou beklagen bij een officier, die zij kende.’

Hij schoof zijn dikke onderlip vooruit. ‘Waarom zou die officier niet meester Schaaps zijn?’

Vledder reed de Raadhuisstraat in. Voor hem doemde het Koninklijk Paleis op. Zijn gezicht stond zorgelijk.

‘Een edel driemanschap… Vanderbruggen, Devoordere en Schaaps. Maatschappelijk bezien, machtige lieden met veel relaties en invloed.’

Vledder keek triest.

‘Als de moord en de motieven in die kringen liggen,’ verzuchtte hij, ‘dan kunnen wij als eenvoudig rechercheur het wel vergeten.’

De Cock reageerde geschokt.

‘Wij vergeten niets,’ riep hij scherp en vechtlustig. ‘Als de eerbiedwaardige meester Schaaps meent dat hij mijn naam en reputatie kan gebruiken om de vuiligheid van hem en zijn vriendjes te verdoezelen, dan gokt hij op het verkeerde paard. Of beter gezegd… dan heeft hij het paard van Troje binnengehaald.’

Vledder lachte om de beeldspraak. Het klonk bevrijdend.

‘We gaan naar de Kit,’ riep hij opgewekt, ‘ik krijg er weer zin in.’

Meindert Post, de lange, stoere, op Urk geboren wachtcommandant, brulde vanachter de balie.

‘De Cock.’

Zijn stem dreunde door de hal, echode tegen de kale muren.

De grijze speurder schoof zijn hoedje wat naar achteren en slenterde op zijn gemak naderbij. Hoewel hij de wachtcommandant al een eeuwigheid kende, verwonderde hij zich nog altijd over het enorme volume dat hij moeiteloos produceerde. Hangend over de balie boog hij zich vertrouwelijk naar hem toe.

‘Had je geroepen?’ vroeg hij laconiek.

Meindert Post zwaaide met zijn lange armen.

‘Er zit boven een man op je te wachten.’

‘Wat voor een man?’

De wachtcommandant trok een vies gezicht.