Выбрать главу

‘Een glibberig mannetje… als je mij vraagt. Poenerig. Ik meen dat ik hem vroeger wel eens in de buurt van de wallen heb zien scharrelen.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Jimmy… Jimmy de Munnick.’

Het gezicht van Meindert Post klaarde op.

‘Dat is hem. Hij vroeg naar jou. Ik zei dat je er niet was, maar hij wilde op je wachten.’

De Cock knikte begrijpend. Samen met Vledder liep hij de trap op. De jonge rechercheur keek hem van terzijde aan.

‘Wist je dat hij zou komen?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Nee, maar het verbaast mij niet. Chanteurs zijn altijd lieden die uiterst omzichtig manoeuvreren. Wedden, dat hij alleen is gekomen om ons bij voorbaat van zijn onschuld te overtuigen?’

Vledder lachte.

‘We zullen zien.’

In de gang, op de brede bank bij de deur naar de grote recherchekamer, zat een man in een dure lammycoat. Naast hem lag een nieuwe Avenue. Toen hij de beide rechercheurs in het oog kreeg, stond hij op en liep op De Cock toe.

‘De Cock… ik moet je spreken.’

De oude rechercheur maakte de deur open en wenkte de man hem te volgen.

‘Hoelang zat je daar al?’ vroeg hij over zijn schouder.

‘Ruim een uur.’

De Cock bood de man hoffelijk de stoel naast zijn bureau. ‘Dan moet het wel belangrijk zijn.’

Jimmy de Munnick reageerde niet direct. Hij deed zijn jas uit en drapeerde die over de rugleuning. Met precieze beweginkjes trok hij de pijpen van zijn pantalon iets op en nam plaats.

De grijze speurder smeet zijn oude hoed en regenjas op een lege tafel en ging zitten. Hij steunde met zijn beide ellebogen op zijn bureau en legde zijn kin in het kommetje van zijn handen. Onverholen nam hij de man voor zich nauwkeurig op. Jimmy de Munnick, vond hij, zag er zeer verzorgd uit. Gesoigneerd. De Cock wist dat hij de vijftig al was gepasseerd, maar dat was hem niet aan te zien. Het donkerblonde haar was zorgvuldig gekapt, het opkomende grijs aan de slapen weggeverfd. Onder zijn lichtpaarse colbert droeg hij een zachtroze hemd met zwierige volanten. De Cock schonk hem een beminnelijke glimlach.

‘Steek van wal.’

Jimmy de Munnick verschoof iets op zijn stoel.

‘Je weet dat ik omgang heb met Carla.’

‘Carla van Heeteren.’

Hij zette zijn tanden even op zijn onderlip en knikte. ‘Een lieve meid. Je hebt haar ontmoet. Een mooie vrouw ook. Maar ontzettend slordig. Nonchalant. Ze leeft maar raak. Begrijp je? Onzorgvuldig. Zo’n vrouw kan makkelijk in moeilijkheden komen.’

‘En dat is gebeurd?’

Jimmy de Munnick legde zijn handen op zijn knieën en staarde voor zich uit. Het leek alsof hij met zichzelf worstelde, of hij niet tot een besluit kon komen.

De Cock blikte naar de zware platina ring aan de pink van de linkerhand en schatte de diamant op een half karaat. Ook aan de rechterhand schitterden briljanten. Het ging de chanteur blijkbaar niet slecht.

‘Wat is er met Carla?’ vroeg hij scherp.

Jimmy de Munnick zuchtte diep.

‘Ze heeft een gozertje aan de hand.’

‘Wat voor een gozertje?’

Hij maakte een onzeker armgebaar.

‘Een sportjongen… een bodybuilder… je kent dat wel… vele bundels spieren en een leeg hoofd. Het is natuurlijk maar een bevlieging, maar voorlopig is Carla helemaal lijp van dat gozertje.’

De Cock keek hem argwanend aan.

‘Je wilt mij toch niet vertellen,’ sprak hij ongelovig, ‘dat je naar de Warmoesstraat bent gekomen om met mij jouw… eh, jouw liefdesperikelen te bespreken?’

Jimmy de Munnick schudde geërgerd zijn hoofd.

‘Daar heb ik jou niet voor nodig.’

‘Waarvoor dan wel?’

‘Kijk, die Mooie Robbie…’

‘Heet hij zo?’ onderbrak De Cock nieuwsgierig.

Jimmy de Munnick knikte gretig.

‘Zo wordt hij genoemd. Zijn echte naam ken ik niet. Ik weet ook niet precies waar het snuitertje vandaan komt.’ Hij boog zich wat naar De Cock toe. ‘Die mooie Robbie,’ ging hij verder, ‘is nieuwsgierig geworden naar de klantjes die Carla in haar flat aan de Molenwijk ontvangt. Begrijp je? En Carla is zo loslippig als een viswijf op zaterdag. Moet je je voorstellen… ze heeft die gozer volledig ingelicht.’

‘Hoe weet je dat?’

Jimmy de Munnick gebaarde heftig.

‘Dat heeft ze mij zelf verteld. Ze zat in de knoei en kwam van de week naar mij toe.’

‘Waarmee… waarmee zat ze in de knoei?’

‘Met die dooie vent in haar flat.’

‘Vanderbruggen?’

Jimmy de Munnick knikte traag.

‘Carla vertelde mij dat die bankier haar had gezegd dat hij dreigbrieven had ontvangen. Ze zouden zijn kleinzoon willen ontvoeren. Nou, toen ik dat hoorde, kreeg ik het wel even benauwd. Je weet wat voor reputatie ik heb. Ja? Ik ben niet helemaal brandschoon. Zeker niet. Maar een moord gaat mij toch even te ver. Begrijp je, De Cock? Bovendien is het stom. Je slacht geen kip met gouden eieren. Ik heb nog nooit…’

De Cock stak afwerend zijn beide handen op.

‘Wat probeer je mij in godsnaam duidelijk te maken,’ riep hij wat geprikkeld.

Jimmy de Munnick slikte. Zijn gezicht zag grauw.

‘Dat ik met die moord niets te maken heb… dat ik die vent niet heb omgelegd.’ Hij zweeg even. ‘En dat ik die brieven niet heb geschreven.’

De Cock trok zijn gezicht in een kille grijns.

‘En dat moet ik geloven?’

Jimmy de Munnick knikte met toegeknepen ogen.

‘Dat moet je geloven,’ sprak hij zacht.

Het klonk als een smeekbede.

De Cock keek de chanteur onderzoekend aan. In zijn hart bleef de argwaan sluimeren.

‘En wat heeft dat gozertje ermee te maken?’

Jimmy de Munnick boog zijn hoofd.

‘Carla… Carla denkt dat hij het gedaan heeft.’

‘Wat?’

Met een vreemd, wat verwrongen gezicht keek Jimmy de Munnick naar De Cock op.

‘Mooie Robbie… hij chanteerde hem.’

Toen Jimmy de Munnick, weer geheel in lammycoat, de recherchekamer had verlaten, liep Vledder op zijn oude leermeester toe en keek hem in verwarring aan.

‘Wat moet je daarvan zeggen?’ vroeg hij beteuterd.

De Cock glimlachte.

‘Je hebt het gehoord. Ik kreeg gelijk. Jimmy kwam hier om zijn onschuld te betuigen.’

‘Maar zijn verhaal over Mooie Robbie?’

De Cock maakte een onzeker gebaartje. ‘Daar zal beslist wel een kern van waarheid in schuilen. Het is ook zaak om er ernstig op in te gaan. Jimmy de Munnick is niet gek. Als wij onmiddellijk door zijn verhaal konden prikken, kwam hij niet naar de Warmoesstraat. Carla van Heeteren heeft beslist een gozertje aan de hand, die Mooie Robbie wordt genoemd en dat gozertje zal zeker belangstelling hebben getoond voor de gefortuneerde en invloedrijke mannetjes die Carla tot haar clientèle heeft. Maar of dat snuitertje inderdaad de bankier Vanderbruggen heeft neergeschoten, blijft uiteraard een open vraag.’

Vledder reageerde opgewonden. ‘Carla denkt het. Ik neem aan dat die gedachte een basis heeft.’

De Cock staarde peinzend voor zich uit.

‘Het zou,’ sprak hij traag en bedachtzaam, ‘Jimmy de Munnick heel goed uitkomen.’

‘Hoe bedoel je?’

De Cock lachte fijntjes.

‘Ik heb het je al gezegd: chanteurs manoeuvreren altijd heel omzichtig. Als Mooie Robbie… of hoe dat snuitertje ook mag heten… inderdaad iets met die moord op de bankier Vanderbruggen uitstaande heeft, dan zit Jimmy, figuurlijk gezien, op rozen… de verdenking valt van hem weg en hij is een rivaal in de liefde kwijt.’

‘Je hebt gelijk.’

De Cock grijnsde.

‘Zeker weten. Bovendien moet je met een verklaring van Carla uiterst voorzichtig zijn. Het doet mij wat vreemd aan dat ze nu plotseling bij Jimmy gaat biechten.’