Выбрать главу

De Cock beet nadenkend op zijn onderlip. Zijn gezicht stond ernstig.

‘Waar?’ vroeg hij toonloos. ‘Waar was dan Carla?’

Vledder keek hem wat onnozel aan.

‘Hoe bedoel je?’

De Cock sloeg met de volle hand tegen zijn voorhoofd.

‘Gebruik je hersenen,’ riep hij kriegel, ‘dat mannetje kwam hier niet om met knikkers te spelen.’

Vledder keek hem geschrokken aan.

‘Je hebt gelijk… ze had hier moeten zijn.’

De Cock slenterde door de gangen van het nieuwe politiebureau aan de Waddenweg. Hij keek wat onwennig om zich heen. De Cock hield niet van moderne gebouwen. Ze waren vaak zo sfeerloos, zo steriel. En de muren waren nog stom; fluisterden niet van hoop, geluk en leed, zoals in het oude politiebureau aan de Warmoesstraat.

Een jonge diender liep voor hem uit en wees naar de deur van een verhoorkamer.

‘Daar zit hij.’

De Cock bedankte met een hoofdknik en ging naar binnen.

Op een stoel aan een tafeltje zat een man. De Cock schatte hem achter in de vijftig. Hij droeg een keurig donkerblauw kostuum, compleet met vest. Stijf, gedegen, als een koster op zondag. De Cock stak hem begroetend zijn rechterhand toe.

‘Mijn naam is De Cock… met ceeooceekaa. Ik ben rechercheur van politie. Ik kom even met u praten over uw… eh, uw ontdekking vanmiddag.’

De man reageerde geagiteerd. Zijn gezicht zag rood. Nerveus tikte hij op het glas van zijn polshorloge.

‘Ik zit hier al bijna drie kwartier. Ik ben geen gevangene, geen arrestant.’

De Cock glimlachte beminnelijk.

‘Ik heb mijn onderzoek in de flat in Molenwijk afgebroken om u hier niet langer te laten wachten.’

Hij pakte zijn notitieboekje uit zijn binnenzak en legde dat voor zich op tafel.

‘Wie bent u?’

De man stak zijn kin iets vooruit.

‘Charles… Charles Broosschaert.’ Hij gebaarde wat aarzelend naar het notitieboek. ‘Ik wil uiteraard niet dat mijn naam in verband met deze affaire wordt genoemd. Mijn relatie met juffrouw Carla heeft een… een heimelijk karakter.’

‘Dat begrijp ik.’

‘Eerlijk gezegd, heb ik er achteraf spijt van dat ik de politie heb ingelicht. Het was misschien beter geweest als ik gewoon was weggewandeld.’

‘Om later voor de moordenaar te worden aangezien?’

Charles Broosschaert keek De Cock verschrikt aan.

‘Dat is dwaas. En dat weet u. De man was dood toen ik binnenkwam.’

‘Hoe laat was dat?’

‘Vijf uur. Ik kom altijd om vijf uur. Elke woensdag. Dan zit Carla op mij te wachten.’

De Cock boog zich iets naar hem toe.

‘Hoe lang komt u al bij Carla?’

‘Bijna drie jaar. Ik heb haar leren kennen via een zakenrelatie. Die nam mij op een avond mee en stelde mij aan haar voor.’

De Cock plukte aan zijn onderlip.

‘U moet vanmiddag de moordenaar bijna hebben overlopen, zo dicht was u bij het tijdstip van de daad. Hebt u iets bijzonders gezien… iets dat afweek van de gebruikelijke gang van zaken?’

‘Nee.’

De Cock knikte. ‘Toch… Carla was er niet.’

Charles Broosschaert slikte.

‘U hebt gelijk… Carla was er niet. In plaats van haar lag er die dode man op het tapijt.’

‘Was de buitendeur op slot?’

‘Ja.’

‘Hebt u nog iets aangeraakt… de dode beroerd?’

Charles Broosschaert schudde heftig zijn hoofd.

‘Ik heb me alleen even over hem heen gebogen. Ik zag vrijwel onmiddellijk dat hij dood was.’

‘En verder was er niemand?’

Hij maakte een onzeker armgebaar. ‘Dat kan ik niet zeggen. Dat weet ik niet. Ik bedoel, ik heb niemand gezien. Normaal komt Carla mij in de hal tegemoet. Toen ze niet verscheen ben ik de kamer ingelopen. Verder ben ik niet geweest.’

De Cock strekte zijn armen voor zich uit.

‘Het is dus mogelijk dat iemand in een van de andere vertrekken was… bijvoorbeeld de slaapkamer?’

Charles Broosschaert knikte vaag.

‘Ik heb uiteraard in de flat geen onderzoek ingesteld.

Toen ik die dode man had gezien, was mijn enige gedachte… weg, politie.’

De Cock glimlachte beleefd.

‘Heel begrijpelijk.’ Hij zweeg even, keek de man voor zich onderzoekend aan. ‘U weet dat er al eens een man in de flat van Carla is vermoord?’

Broosschaert verschoof iets op zijn stoel. Hij pakte een zakdoek en wreef over zijn voorhoofd.

‘Ik… eh, ik heb het gelezen,’ hakkelde hij. ‘Vrij recent. In de krant.’

‘U was vorige week ook op bezoek?’

‘Ja.’

‘Heeft Carla toen niets van de moord verteld?’

Charles Broosschaert schudde zijn hoofd.

‘Ik vond wel dat ze nerveus was. Onrustig.’

‘En u heeft het onderwerp “moord” ook niet aangesneden?’

‘Nee.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Buiten die zakenrelatie… kent u nog andere mannen die Carla wel met een bezoek vereren?’

Charles Broosschaert drukte zijn lippen opeen.

‘Nee,’ reageerde hij plotseling fel. ‘En ik wil ze ook niet kennen.’

De Cock borg met trage bewegingen zijn notitieboekje op. Daarna leunde hij met beide armen over de tafel. Het gezicht van Broosschaert was dichtbij.

‘Hebt u dreigbrieven ontvangen?’

Charles Broosschaert antwoordde niet. Een zweetdruppel gleed vanonder de haarrand over zijn voorhoofd en bleef hangen aan zijn wenkbrauw boven het linkeroog.

De Cock voelde de spanning.

‘Hebt u dreigbrieven ontvangen?’ herhaalde hij dwingender.

Charles Broosschaert tastte bevend naar de binnenzak van zijn colbert en reikte De Cock een bruine enveloppe.

‘Als ik… eh… als ik niet betaal,’ stamelde hij, ‘word ik… net als Vanderbruggen… vermoord.’

11

De Cock tikte met zijn dikke middelvinger op de bruine enveloppe die voor hem op zijn bureau lag.

‘Dit is anders,’ riep hij ongeduldig. ‘Dit lijkt in geen enkel opzicht op de brieven die ik zondag na de doopplechtigheid van Vanderbruggen kreeg.’

Vledder trok zijn gezicht strak.

‘Er wordt wel naar zijn dood verwezen.’

De Cock knikte traag.

‘Het vestigt inderdaad de indruk dat de schrijver van deze dreigbrief verantwoordelijk is voor de moord op de bankier. Charles Broosschaert gaat daar ook van uit. Hij is doodsbenauwd en volledig bereid te betalen.’

‘Vijftigduizend gulden.’

De Cock glimlachte.

‘Een bescheiden verlangen. Ik heb eens links en rechts geïnformeerd. Charles Broosschaert is veel meer waard. Hij is directeur van diverse ondernemingen en kan over ruime fondsen beschikken.’

Vledder antwoordde achteloos: ‘Misschien is de chanteur slecht geïnformeerd?’

De Cock zei niets. Hij pakte de bruine enveloppe en wierp die bij de andere brieven. Daarna klapte hij de lade van zijn bureau dicht. Het was een daad van ingehouden woede.

‘Er klopt iets niet,’ riep hij geëmotioneerd. ‘Deze dreigbrief is anders van toon, anders van stijl. Hij is veel directer gesteld en ook met een andere schrijfmachine getypt. Bovendien wordt ditmaal duidelijk bloedgeld geëist.’

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

‘Hebben we nog oude brieven van Jimmy de Munnick?’

‘Voor vergelijking?’

‘Precies.’

De Cock wees omhoog.

‘Ga boven eens met onze Ad van Ishoven praten. Misschien kan hij in zijn administratie nog processen-verbaal vinden met fotokopieën van oude dreigbrieven.’ Hij keek de jonge rechercheur bewonderend aan. ‘Ik moet je zeggen… het is niet eens een gek idee.’ Vledder lachte.

‘Het lijkt me een specifieke stunt van Jimmy de Munnick. Ter afleiding komt hij ons vertellen dat Mooie Robbie, zijn rivaal in de liefde, de rijke klanten van Carla chanteert en intussen incasseert hij zelf het bloedgeld.’