Vledder knikte instemmend.
‘Vandaar dat hij zich bewapende.’
De grijze speurder kneep beide ogen dicht. ‘Toch ging hij,’ dacht hij hardop. ‘Toch ging hij.’ Toen hij zijn ogen weer opende keek hij Vledder vragend aan. ‘Wij hebben ook op het lijk van Vanderbruggen geen brieven gevonden?’
‘Nee.’
‘Toch had Vanderbruggen een brief ontvangen… die zondag. De brief die voor hem de aanleiding vormde om naar Molenwijk… naar de flat van Carla van Heeteren te gaan. De vraag is… ontving ook Jean-Paul Devoordere zo’n brief… zo ja, waar zijn beide brieven gebleven?’
Vledder grinnikte droog.
‘De moordenaar zal ze na zijn gruweldaad hebben teruggenomen.’
‘Waarom?’
De jonge rechercheur trok zijn schouders op.
‘Dat… dat moet je de moordenaar vragen.’
De Cock negeerde de opmerking.
‘Omdat,’ antwoordde hij zichzelf, ‘de brieven voor hem belastend waren.’
Vledder schudde vertwijfeld zijn hoofd.
‘Waarom laat hij voor ons wel die tekst achter?’
‘Je bedoelt: Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn?’
‘Ja.’
Zijn leermeester gebaarde afwerend.
‘Die tekst liet hij niet voor óns achter.’
‘Voor wie dan wel?’
De Cock grijnsde boosaardig. De grillige accolades rond zijn mond dansten macaber.
‘Voor zijn volgend slachtoffer.’
Op het bureau van De Cock rinkelde de telefoon. Vledder nam de hoorn van het toestel en luisterde. Even later gebaarde hij met de hoorn in zijn hand.
‘Beneden aan de balie staat Smalle Lowietje.’
‘Laat hem onmiddellijk boven komen.’
Vledder herhaalde de kreet en legde de hoorn op het toestel terug. Het duurde enkele minuten, toen ging de deur open en verscheen een spits muizensnuitje boven de kruk. De blik van de tengere caféhouder dwaalde schichtig door de recherchekamer. Het constateren dat alleen De Cock en Vledder aanwezig waren, luchtte hem zichtbaar op. Glimlachend trad hij naderbij.
‘Ik heb niet zo veel tijd,’ sprak hij gehaast. ‘Ik heb zolang Blauwe Japie bij mij achter de tap gezet. Als ik te lang wegblijf, heeft hij mijn hele voorraad drank opgezopen.’
De Cock lachte hartelijk.
‘Je moet Blauwe Japie niet nemen… je moet een geheelonthouder achter de tap zetten.’
Smalle Lowietje grinnikte.
‘Blauwe knopen zijn er in de omgeving van de Walletjes niet veel te vinden.’ Hij trok zijn tengere schouders wat op en grijnsde. ‘Gelukkig, anders kon ik mijn etablissement der dorstigen wel sluiten.’
De Cock keek hem met geveinsde verbazing aan.
‘Lowie, je wordt lyrisch.’
De caféhouder negeerde de opmerking en liet zich op de stoel naast het bureau van De Cock zakken. Vertrouwelijk boog hij zich naar de grijze speurder toe.
‘Toen je de laatste keer bij mij was,’ sprak hij zacht, samenzwerend, ‘had je het over Jimmy de Munnick… en of hij nog brieven schreef.’
De Cock knikte.
‘Daar had ik het over.’
Smalle Lowietje gebaarde met gespreide vingers.
‘Ik heb eens hier en daar voor je geïnformeerd… hij doet het nog steeds… brieven schrijven. En het schijnt hem geen windeieren te leggen. Er zijn blijkbaar nog steeds rijke stinkerds, die er veel geld voor over hebben om Jimmy te laten zwijgen. Hij heeft een flat in Zandvoort. Bovendien heeft hij kortgeleden op het Spaanse Mallorca, niet ver van Las Palmas een kapitale bungalow met een grote lap grond gekocht.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Hoe weet je dat?’
Smalle Lowietje glimlachte geheimzinnig.
‘Van Ome Cor… Ome Cor de timmerman uit de Molsteeg. Er moet aan die bungalow nog het een en ander worden opgeknapt en nu heeft Jimmy aan Cor gevraagd of hij dat wil doen. Zie je, Jimmy de Munnick heeft van de Spaanse bouwvakkers geen hoge hoed op.’
‘Dus vroeg hij Ome Cor.’
‘Precies. Ome Cor krijgt er zijn geld voor en mag bovendien met zijn gezin in de bungalow wonen tot het karwei helemaal klaar is.’
De Cock knikte begrijpend.
‘En dat gestudeerde dametje,’ vroeg hij argeloos, ‘dat hij aan de hand had?’
Smalle Lowietje trok zijn muizensmoeltje in een ernstige plooi. ‘Die heet Carla… Carla van Heeteren. Ze heeft een mooie flat in Molenwijk en…’ Plotseling stokte hij. Met open mond keek hij De Cock aan. In zijn ogen glansden verwondering en verwarring. ‘Ma… maar,’ stotterde hij, ‘daar zijn toch die twee mannen neergeschoten? Met die zaak ben jij toch bezig?’
De Cock lachte hartelijk. Van de expressie op het gezicht van de kleine caféhouder genoot hij intens.
‘Jij denkt dat Jimmy de Munnick die bungalow heeft gekocht van chantagegeld?’ vroeg hij zakelijk.
Smalle Lowietje blikte verontwaardigd naar hem op.
‘Waarvan anders?’
De Cock gebaarde nonchalant.
‘Van het geld dat die Carla binnenbrengt.’
De tengere caféhouder snoof.
‘Dat stelt niets voor… zeker niet in verhouding tot wat chantage oplevert.’ Hij schudde misprijzend zijn hoofd. ‘Ik heb nog nooit een niesse{Niesse: bargoens voor meisje.} van pezen{Pezen: prostitutie bedrijven.}echt rijk zien worden. Bovendien schijnt die Carla een typetje te zijn dat nog wel eens een gozertje aan de hand heeft.’
‘Hoe bedoel je?’
Smalle Lowietje grijnsde.
‘Wel, een knap gozertje om eens lekker vreemd mee te gaan. Ik heb gehoord dat ze nu weer met zo’n jochie van een sportschool voost{’Vozen: buiten de vaste relatie beleven van een niet-commerciële seksuele verhouding.}.
De Cock keek hem onderzoekend aan.
‘Ken je hem?’
Smalle Lowietje streek met de nagels van zijn rechterhand over zijn morsige vest.
‘Mooie Robbie… echt een knap gozertje, een bodybuilder, je weet wel, zo’n vent die de godganselijke dag met zijn eigen lijf bezig is. Hij komt veel hier verderop in de sportschool. Vroeger vond ik hem wel een aardig kereltje… een echte sportjongen, maar sinds hij weet dat de vrouwen van hem gecharmeerd zijn, is hij gewoon onuitstaanbaar geworden.’
‘Ken je zijn echte naam?’
De tengere caféhouder trok een bedenkelijk gezicht.
‘Niet zo direct. Maar dat zal ik wel eens voor je uitvogelen. Ik heb zo’n idee dat hij tegenwoordig puur op de criminele toer is.’
‘Hoezo?’
Smalle Lowietje gebaarde met beide handen.
‘Hij rijdt sinds een paar weken in een snelle super-de-luxe sportwagen. Laatst kwam hij ermee over de gracht. En wie denk je dat er naast hem zat?’
‘Nou?’
Smalle Lowietje gniffelde.
‘Jimmy de Munnick.’
De Cock slikte.
‘En dat is de… eh, de man van Carla.’
De tengere caféhouder knikte bedaard.
‘Ze hadden veel gein samen in de wagen. Bovendien heeft hij een blaffer gekocht.’
‘Wie?’
‘Mooie Robbie.’
‘Wat voor een blaffer?’
‘Een revolver… een negen millimeter Smith & Wesson.’
De Cock trok zijn donkere wenkbrauwen samen.
‘Een negen millimeter?’ herhaalde hij verrast.
Smalle Lowietje spreidde zijn beide handjes.
‘Azen Appie heeft het mij zelf verteld. Hij heeft de blaffer op bestelling geleverd.’
13
De Cock had moeie voeten.
Met zijn broekspijpen tot aan zijn knieën opgerold stak hij zijn behaarde, witbleke benen in een emmer dampend water. Parelend bruiszout kriebelde tussen zijn tenen. Voorovergebogen en met een van pijn verwrongen gezicht streek hij met zijn handen langs zijn enkels. Het leek hem toe dat een legioen venijnige duiveltjes met lange scherpe naalden in de bollen van zijn kuiten prikten. De pijn gaf hem een onbehaaglijk gevoel van verslagenheid. Hij wist wat die pijn betekende. Wanneer een onderzoek slecht verliep, wanneer hij het idee had steeds verder van de oplossing weg te drijven, togen venijnige duiveltjes ten aanval en voelde hij zijn voeten.