‘Wat probeer je mij duidelijk te maken, De Cock?’
De grijze speurder stak zijn kin naar voren.
‘Ik heb gegronde reden om aan te nemen dat onze officier van justitie ongeoorloofde relaties onderhoudt met bepaalde onderwereldfiguren.’
Buitendam reageerde verbijsterd.
‘Meester Schaaps?’
De Cock knikte met gebogen hoofd.
‘Hij heeft een vrouw, die een belangrijke getuige had kunnen zijn, opzettelijk van de plaats van het misdrijf weggehouden.’ Commissaris Buitendam schudde zijn hoofd in ongeloof.
‘Dat is belachelijk. Wie is die getuige?’
‘Carla van Heeteren.’
‘Dat meisje van lichte zeden?’
De opmerking irriteerde De Cock.
‘Ja!’ riep hij duidelijk geërgerd. ‘Dat meisje van lichte zeden. Ze heeft mij gisteravond verklaard, dat zij op de dag van de moord op Jean-Paul Devoordere, van Schaaps telefonisch de opdracht heeft gekregen om tussen vier en zes uur niet in haar flat in Molenwijk te verschijnen. Ik breng u nog even in herinnering dat het ontzielde lichaam van Devoordere om vijf uur werd ontdekt.’
Commissaris Buitendam maakte een nonchalant afwerend gebaartje.
‘Maar De Cock,’ sprak hij luchtig, ‘je weet toch ook uit eigen ervaring dat de uitspraken van dat soort meisjes… vrouwen… niet… eh, niet altijd serieus te nemen zijn.’
De grijze speurder klemde zijn lippen opeen.
‘Ik neem ze wel strikt serieus,’ sprak hij met nadruk. ‘Zeker in dit verband. Het zou mij te ver voeren om u precies uit te leggen waarom. Mijn bedenkingen tegen onze officier van justitie komen niet uit de lucht vallen. Meester Schaaps heeft van het begin af aan een uiterst dubieuze rol in deze moordzaak gespeeld.’
Commissaris Buitendam kwam met een ruk van zijn stoel overeind. Zijn lange, smalle gezicht stond strak.
‘Ik verbied je dat te zeggen,’ riep hij streng.
De Cock zuchtte diep. Hij had zich van tevoren gerealiseerd dat het gesprek zich in die richting zou ontwikkelen. Hij kende zijn eigen temperament… zijn vaak wilde reactie op het hautaine gedrag van de commissaris. Hoewel hij de woede in zijn aderen voelde bruisen, besloot hij zich te bedwingen.
‘Laten we het optreden van onze officier van justitie in deze duistere affaire eens op een rij zetten.’ Hij sprak kalm met een ondertoon van bedwongen ongeduld. ‘Meester Schaaps geeft mij op zondagmorgen de opdracht om toezicht te houden bij een doop in de Westerkerk. Daar zou het kleinkind van een bankier worden gekidnapt. Over die kidnapping krijgt de bankier Vanderbruggen in de middag na de doop nadere informaties. Hij bespreekt die met Schaaps en dezelfde avond vindt hij de dood in een flat in Molenwijk. Als ik Schaaps, middels u, daarover verwijten maak, ontbiedt hij mij op het Paleis van Justitie aan de Prinsengracht. Kort voor mijn komst daar heeft hij een onderhoud met Jean-Paul Devoordere… een man die enige uren later in diezelfde flat in Molenwijk en op precies dezelfde wijze vermoord wordt aangetroffen.’ Hij zweeg even en ademde diep. ‘Mag ik, alles overziend, het gedrag van meester Schaaps, op z’n zachtst gezegd, uiterst merkwaardig vinden?’ De grijze speurder grinnikte vreugdeloos. ‘Daar komt nog bij, dat de officier van justitie tegen mij — hoewel ik een duidelijke toespeling maakte — over zijn recente onderhoud met Jean-Paul Devoordere in alle toonaarden zweeg.’
Commissaris Buitendam liet zich weer in zijn zetel terugzakken. Hij legde zijn beide handen plat voor zich op zijn bureau. Het was een plechtig, indrukwekkend gebaar.
‘Ik heb de absolute overtuiging,’ sprak hij gedragen, ‘dat onze heer officier van justitie zijn handelen in deze duidelijk zal kunnen motiveren.’
De Cock zuchtte vermoeid.
‘Is een officier van justitie een heilige… kan zo’n man niet falen?’
Commissaris Buitendam schudde zijn hoofd.
‘Niet meester Schaaps.’
De Cock grijnsde breed. Hij voelde zich nog niet verslagen. Zijn grootste troef had hij voor het laatst bewaard. Uit de rechterzijzak van zijn colbert nam hij een pistool en legde dat voor de commissaris neer.
‘Een bijzonder fraai en handzaam wapen, vindt u niet? Kaliber 7.65, gevonden in de kleding van de vermoorde Jean-Paul Devoordere.’
Commissaris Buitendam keek hem achterdochtig aan.
‘Wat… eh, wat is daarmee?’
De Cock lachte een beetje vals.
‘Ziet u die gestileerde gouden initialen op de parelmoeren kolfplaten?’ Hij boog zich ver naar voren en wees. ‘JRS.’ Hij keek op. Het bleke gezicht van de commissaris was pal voor hem. ‘Ik ben op onderzoek gegaan en ik heb de vuurwapenmachtiging gevonden, die voor dit pistool is uitgeschreven. En weet u op wiens naam die machtiging is gesteld?’ Hij zweeg even voor het dramatisch effect. ‘JRS… Jules Ronald Schaaps.’
16
Vledder monsterde het gezicht van de grijze speurder.
‘Wat zei de commissaris?’
De Cock maakte een lichte schouderbeweging.
‘Buitendam is in dergelijke zaken zo moeilijk te peilen. Hij leek mij wel behoorlijk aangeslagen… vooral toen ik dat pistool voor hem neerlegde.’
‘Gaat hij stappen ondernemen?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Voorlopig niet. Hij vond het niet elegant en vooral nog te vroeg om de procureur-generaal in te lichten. Hij achtte daarvoor de bewijsvoering nog te summier. Hij was wel van plan om meester Schaaps in een vertrouwelijk gesprek om opheldering te vragen.’
‘En dan?’
De Cock keek strak voor zich uit.
‘Dan moet blijken of Schaaps, zoals Buitendam het uitdrukte, zijn handelen in deze duidelijk zal kunnen motiveren.’
‘Als hij dat kan?’
De Cock grinnikte.
‘Dan is er niets aan de hand. We krijgen dan wellicht een beter inzicht in het hoe en waarom van de moorden… en ik bied heel nederig, met gebogen hoofd, mijn excuses aan voor een dwalende gedachtekronkel.’
Vledder lachte.
‘En als Schaaps niet bereid blijkt om zijn handelen duidelijk te motiveren?’
De Cock keek zijn jonge collega ernstig aan. ‘Dan beginnen voor ons spannende dagen.’
‘Hoezo?’
De Cock gebaarde levendig met beide handen.
‘Het Openbaar Ministerie laat niet gemakkelijk een van zijn eigen mensen vallen. Terecht. Een falende en misschien wel corrupte meester Schaaps komt de geloofwaardigheid van de justitie niet ten goede. Ik denk dat wij dan behoorlijk onder druk komen te staan en met deugdelijke bewijzen dienen te komen.’
‘Kunnen we dat?’
De Cock tuitte zijn lippen.
‘Als we omzichtig te werk gaan,’ sprak hij traag, aarzelend, ‘zijn er mogelijkheden.’ Hij schudde bedenkelijk zijn hoofd. ‘In feite gaat het mij niet zozeer om Schaaps en zijn min of meer dubieuze relaties. Wat mij bovenal bezighoudt is de vraag: Kan ik als rechercheur, uit ethische overwegingen weigeren om opsporingsonderzoeken te verrichten voor een officier van justitie, wiens integriteit en betrouwbaarheid, op z’n minst twijfelachtig zijn?’
Vledder antwoordde niet direct.
‘Dat is, dacht ik, een zaak van je eigen geweten.’ Hij zweeg even. ‘Denk je werkelijk dat Schaaps iets met die moorden heeft uit te staan?’
De Cock knikte overtuigend.
‘Ik weet alleen niet hoe ik hem moet plaatsen, welke duistere rol hij speelt.’ Hij zuchtte hoorbaar. ‘Maar als je diep in mijn hart kijkt, hoop ik dat ik mij vergis.’
‘Waarom?’
De Cock maakte een hulpeloos gebaartje.
‘We hebben niets aan negatieve berichtgeving in de kranten. Politie en justitie zouden een begrip moeten zijn van onaantastbare betrouwbaarheid.’ Hij wreef over zijn kin en keek peinzend naar zijn jonge collega. ‘Heb je nog iets van de verdwenen Stella la Croix gehoord?’