Выбрать главу

‘Ik zoek naar een motief voor de moord op uw ex-man. U zult ongetwijfeld hebben vernomen dat inmiddels ook Jean-Paul Devoordere is vermoord.’

Mevrouw Van Kolfsschoten schonk hem een trieste glimlach.

‘Het verwondert mij niets.’

‘U verwachtte het?’

‘Min of meer.’

‘Waarom?’

Ze gebaarde wat nonchalant.

‘Jean-Paul was net zo verdorven als mijn man.’

De Cock glimlachte geamuseerd.

‘De dood is niet altijd even rechtvaardig. Ik ken heel veel verdorven mensen, die ondanks hun wandaden opgewekt verder leven.’

De opmerking scheen mevrouw Van Kolfsschoten te grieven. Ze kwam uit haar fauteuil omhoog. Een demonstratief gebaar… als beschouwde zij het onderhoud als beëindigd.

De grijze speurder raapte zijn oude hoed van de vloer en zuchtte omstandig.

‘Hebt u enig idee,’ vroeg hij wanhopig, ‘wie deze beide mannen om het leven kan hebben gebracht?’

‘Nee.’

Het klonk hard, kort, onverschillig.

De Cock stond op. Ondanks haar houding was de welwillende glimlach niet van zijn gezicht geweken.

‘Kent u ene Pieter?’

Mevrouw Van Kolfsschoten keek hem scherp onderzoekend aan.

‘Wat is er met Pieter?’

‘U kent hem?’

‘Ja.’

‘Lang?’

‘Ik was met hem bevriend.’

‘Wanneer?’

Ze zette haar sterke tanden in haar onderlip voor ze antwoordde. ‘Voor ik mijn man leerde kennen. Pieter en ik hielden van elkaar. Tot hij een jonge vrouw ontmoette die hem zo bekoorde dat hij besloot om met haar te gaan samenwonen. Officieel is Pieter nooit getrouwd.’

‘Zijn besluit deed u pijn?’

Mevrouw Van Kolfsschoten antwoordde niet en De Cock drong niet verder aan.

‘U weet waar Pieter is?’

Ze schudde haar hoofd. Haar ogen waren vochtig.

‘Ik heb al jaren niets meer van hem gehoord.’

De Cock boog zich naar haar toe. De zoete geur van haar parfum prikkelde zijn neus.

‘Waarom… waarom wenste Pieter zo vurig de dood van uw man?’

17

Mevrouw Van Kolfsschoten zag bleek. Haar onderlip trilde. Vermoeid liet ze zich in haar fauteuil terugvallen.

‘Albert… Albert Vanderbruggen heeft Pieter naar de gevangenis gestuurd.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Gevangenis?’

Mevrouw Van Kolfsschoten sloot even beide ogen.

‘Mijn man zei dat Pieter pure oplichting had gepleegd en dat daardoor de bank voor tienduizenden guldens schade had geleden.’

‘De IJsselsteinse Bank?’

Ze knikte traag.

‘Ik heb dat nooit willen geloven. Op zekere dag vertelde mijn man mij, dat mijn vroegere “vriendje”, zo noemde hij Pieter, een ordinaire oplichter was. Toen ik dat fel bestreed, liet hij mij bescheiden zien die Pieter zou hebben ondertekend. Het waren vervalste eigendomspapieren op basis waarvan de IJsselsteinse Bank aan Pieter leningen had verstrekt.’ Ze zweeg even, verzonken in herinnering. ‘Ik heb mijn man gesmeekt om de zaak in der minne te schikken… om het in godsnaam niet aan de politie door te geven, maar hij lachte gemeen en zei dat ik mijn vrienden vroeger blijkbaar niet zo zorgvuldig koos.’

‘Niet erg tactvol.’

Ze glimlachte droevig.

‘Albert was nooit zo tactvol.’

De Cock trok denkrimpels in zijn voorhoofd.

‘Maar waarom zou uw man Pieter valselijk willen beschuldigen? Dat begrijp ik niet. Wat had dat voor zin?’ Hij keek haar peilend aan. ‘Speelde uw… eh, genegenheid voor Pieter daarbij een rol?’

Mevrouw Van Kolfsschoten trok haar schouders op.

‘Ik had mijn man wel eens van Pieter verteld. Waarom ook niet? Er was niets meer tussen ons. Sinds Pieter met die vrouw was gaan samenwonen, toonde hij weinig belangstelling meer voor mij. Ik heb daar wel eens onder geleden. Ik meen dat ik Pieter nadien nog een- of tweemaal heb ontmoet. Maar dat was puur toeval.’

‘Geen reden dus tot jaloezie?’

Mevrouw Van Kolfsschoten schudde heftig haar hoofd. ‘Absoluut niet. Ik heb daartoe nooit de geringste aanleiding gegeven.’ Ze zweeg even, een wrange glimlach gleed langs haar lippen. ‘Terwijl Albert Vanderbruggen al prostituees bezocht toen we nog geen anderhalf jaar waren getrouwd.’

De Cock negeerde het onderwerp.

‘Ondanks uw smeekbede deed uw man toch aangifte van die vermeende fraude?’

‘Ja.’

‘Wanneer was dat?’

‘Ruim zeven jaar geleden.’

De Cock keek haar nadenkend aan.

‘Had uw echtscheiding iets met de affaire Pieter te maken?’

Ze antwoordde niet, liet haar hoofd iets zakken. Het was alsof ze opnieuw wegzakte in herinneringen.

De Cock drong aan.

‘Had uw echtscheiding met Vanderbruggen iets met de affaire Pieter te maken?’

Mevrouw Van Kolfsschoten keek op en knikte vaag.

‘Het heeft veel tot mijn echtscheiding bijgedragen. Het was… hoe zal ik dat zeggen… medebepalend. Zolang alleen nog voor mij wildvreemde mensen het slachtoffer werden van de kwalijke praktijken van mijn man, viel het te dragen. Het trof mij wel, maar de betrokkenheid was niet zo groot. Eerst toen mijn man Pieter vernederde en vervolgens onschuldig de gevangenis in stuurde, besefte ik hoeveel leed mijn man medemensen aandeed.’

De Cock wreef over zijn brede kin.

‘Kent Marius de affaire Pieter?’

‘Ja.’

‘En.’

‘Marius verafschuwt zijn vader. Daarom heeft hij ook zijn erfdeel afgewezen.’

De Cock knikte nadenkend.

‘Hoeveel gevangenisstraf heeft Pieter gekregen?’

Mevrouw Van Kolfsschoten maakte een hulpeloos gebaartje. ‘Dat weet ik niet. Met al die narigheid rond de echtscheiding is mij dat ontgaan.’

De grijze speurder keek haar peinzend aan. Het raderwerk van zijn denken draaide op volle toeren.

‘Welke officier van justitie,’ vroeg hij plotseling, ‘leidde de strafvervolging?’

Mevrouw Van Kolfsschoten legde haar handen in haar schoot. Berustend. Maar in haar ogen vonkte een kwaadaardig vuur.

‘Jules… Jules Schaaps.’

‘Pieter van Buuren.’

De Cock knikte nadrukkelijk.

‘Dat moet hem zijn… de man die de dodelijke bedreigingen uitsprak.’

Vledder schoof op zijn stoel heen en weer.

‘De moordenaar?’

De grijze speurder antwoordde niet direct. Hij staarde enige tijd nadenkend voor zich uit. Zijn brede gezicht lag in een ernstige plooi. De jongste ontwikkelingen hadden zijn gedachtestroom op drift gebracht. Hij was er zich opeens pijnlijk van bewust dat het onderzoek in een beslissende fase was gekomen.

‘Pieter van Buuren,’ begon hij voorzichtig, ‘past in feite volkomen in het beeld dat ik mij van de moordenaar heb gevormd. Een man met een passie, een innerlijke gedrevenheid, voortgestuwd door een onverteerde haat. Toen mevrouw Van Kolfsschoten vertelde dat Jean-Paul Devoordere een studievriend van hem was, dat zij beiden aan de Technische Hogeschool in Delft hadden gestudeerd… was ik bijna overtuigd.’

Vledder keek hem verwonderd aan.

‘Bijna?’ vroeg hij ongelovig. ‘Hij moet het zijn. Het kan bijna niet anders. Zoals je zei: hij was de man die de dodelijke bedreigingen uitte… zowel ten aanzien van Vanderbruggen als ten aanzien van Devoordere. Hij heeft beide mannen goed gekend en… wat belangrijk is… hij heeft een motief.’

De Cock zwaaide afwerend.

‘Ten aanzien van Vanderbruggen.’

‘Wat bedoel je?’

De Cock gebaarde met zijn handpalmen naar voren.

‘Volgens mevrouw Van Kolfsschoten had haar man, de bankier Vanderbruggen, vervalst bewijsmateriaal geproduceerd op basis waarvan Pieter van Buuren naar de gevangenis werd gezonden. Hieruit volgt nog geen motief voor de moord op Jean-Paul Devoordere.’