Vledder sloeg met zijn vuist op zijn bureau.
‘Er was een relatie, een enge relatie. Devoordere noemde hem gewoon Pieter.’
De Cock grijnsde.
‘Een man, die geen lef had om hem van kant te maken.’ Vledder kwam overeind. Zijn gezicht zag rood.
‘Dat was zeven jaar geleden. Toen was er nog geen veroordeling geweest… toen had Pieter van Buuren nog geen gevangenisstraf ondergaan.’
De Cock glimlachte fijntjes. De emoties van zijn jonge collega bevielen hem.
‘Het lijkt mij zinvol,’ sprak hij kalm, ‘dat wij eerst uitgebreide inlichtingen over Pieter van Buuren inwinnen. Voorlopig weten we van hem niet veel meer dan zijn naam. Zijn verblijfplaats is nog een raadsel.’ Hij zweeg even, wreef zich nadenkend achter in zijn nek. Plotseling keek hij op en strekte zijn rechterhand met uitgestoken wijsvinger naar Vledder uit. ‘Jij bent toch met Blonde Henny en de jonge Jean-Baptiste Devoordere naar onze Herkenningsdienst gegaan? Daar zijn toch aan beiden foto’s getoond?’
‘Ja.’
‘En de man die zij bedoelden, zat volgens hen niet in de collectie?’
De jonge rechercheur keek hem verschrikt aan.
‘Je hebt gelijk. Je hebt volkomen gelijk. Hij had erbij moeten zijn. Als die Pieter van Buuren inderdaad in de gevangenis heeft gezeten, dan moet de Herkenningsdienst aan het hoofdbureau een foto van hem hebben.’
De Cock knikte.
‘Het kan natuurlijk zijn dat onze Pieter van Buuren in de loop der jaren zozeer is veranderd, dat Jean-Baptiste en Blonde Henny hem niet meer van de foto herkenden.’
Hij gebaarde achteloos.
‘Maar dat is een probleem van latere zorg. We kunnen hem altijd nog in persoon confronteren… als het zover is. Vooreerst lijkt het mij zaak hem zo snel mogelijk op te sporen. Voor er een derde slachtoffer valt.’
De mond van de jonge rechercheur viel open.
‘Een derde slachtoffer?’
De Cock zuchtte diep.
‘Jules Ronald Schaaps.’
Commissaris Buitendam wuifde met een slanke hand.
‘Ik had toch graag dat je dit keer even ging zitten, De Cock.’ Zijn stem klonk ernstig, maar had toch een vriendelijke ondertoon. ‘Ik heb vanmorgen een uitgebreid onderhoud met onze officier van justitie gehad… zoals beloofd.’ Hij aarzelde even. ‘Meester Schaaps maakte op mij een verslagen indruk. Vooral toen ik jouw zienswijze… jouw beschuldigingen uitsprak. Ik moet je echter eerlijk bekennen, dat ik tijdens ons gesprek niet de indruk heb gekregen dat Schaaps volkomen openhartig was. Hij zei dat hij tijd nodig had voor overleg… dat hij zijn definitieve standpunt op een later tijdstip bekend zou maken. Tot zolang gaf hij jou volkomen carte blanche.’
De Cock keek zijn politiechef verbijsterd aan.
‘Carte blanche?’ vroeg hij ongelovig.
Commissaris Buitendam knikte nadrukkelijk.
‘Je kunt met je onderzoek ongehinderd verdergaan… ook al zouden daarbij bepaalde zaken aan het licht komen, die de persoon van de officier van justitie ernstig zouden belasten.’
‘Kan dat?’
Commissaris Buitendam maakte een misnoegd gebaartje.
‘Dat heb ik hem uiteraard niet gevraagd. In het kader van ons gesprek vond ik dat niet relevant. Maar gezien zijn houding moeten onthullingen niet uitgesloten worden geacht.’
De Cock wond zich op.
‘Waarom geeft hij geen volledige opening van zaken? Dat is voor alle partijen toch het beste?’
Commissaris Buitendam trok zijn schouders iets op.
‘Ik denk dat hij zich eerst over zijn eigen positie wil beraden.’
De Cock schoof wat ongeduldig een stoel bij.
‘Heeft meester Schaaps aan Carla van Heeteren de opdracht gegeven om niet naar haar flat te gaan? Heeft hij Jean-Paul Devoordere zijn pistool gegeven? Kent hij de moordenaar?’
‘Ik heb op die vragen geen antwoord gekregen. Ik heb ze ook niet zo impliciet gesteld. Ik heb echter de indruk gekregen dat Schaaps zeer ernstig in deze moordzaak is verwikkeld. Jouw inzichten zijn juist, De Cock.’ De commissaris glimlachte wat vermoeid. ‘En dat zal je niet verbazen.’
De grijze speurder kon een grijns van voldoening niet onderdrukken.
‘Wat betekent… carte blanche?’
Commissaris Buitendam zocht tussen de bescheiden op zijn bureau.
‘Ik heb hier een verklaring, door meester Schaaps persoonlijk ondertekend, dat verder al jouw handelingen in dit onderzoek bij voorbaat zijn fiat hebben.’
De Cock snoof.
‘Dat is nogal wat.’
Buitendam overhandigde hem het stuk. Hij deed het met duidelijke tegenzin.
‘Ik hoop, De Cock,’ sprak hij bewogen, ‘dat je er een gepast gebruik van zult maken.’
De Cock stond op. In zijn hart gloorde iets van triomf. Hij bedwong een opkomende bekoring om het onderhoud met een spottende opmerking te besluiten. Met een vrolijke twinkeling in zijn ogen draaide hij zich om en liep de kamer uit. Met de deur in zijn hand keek hij naar Buitendam achter zijn bureau. De commissaris, vond hij, zat er zielig bij.
Opgetogen tippelde De Cock de grote recherchekamer binnen. Het leek alsof zijn kuiten en voeten nieuwe impulsen hadden gekregen. Met een haast verende tred zweefde hij naar het bureau van Vledder.
‘Kom, m’n jong,’ riep hij enthousiast, ‘we gaan op pad. Schaaps is overstag gegaan. Hij heeft min of meer toegegeven dat hij bij die moordaffaire is betrokken.’ Hij zwaaide met de verklaring die hij van commissaris Buitendam had gekregen. ‘Ik heb van hem carte blanche. Ons staat nu niets meer in de weg om Pieter van Buuren aan te pakken. Hoever ben je? Heb je al wat inlichtingen ingewon…’ Hij stokte plotseling. Met zijn hoofd iets schuin monsterde hij de droevige uitdrukking op het gezicht van de jonge rechercheur. ‘Is… eh, is er wat?’ vroeg hij onzeker.
Vledder liet zijn hoofd iets zakken. Met de rug van zijn hand wreef hij langs zijn droge lippen.
‘Er valt niets meer aan te pakken.’
De Cock keek hem verward aan. ‘Wat bedoel je?’
Het gezicht van de jonge rechercheur zag bleek.
‘Pieter van Buuren… Pieter van Buuren is dood.’
De Cock greep verschrikt naar zijn hoofd.
‘Dood?’
Vledder slikte.
‘Hij is ruim vier maanden geleden in het penitentiair ziekenhuis van het gevangeniswezen in Scheveningen aan een slopende ziekte overleden.{Na hun dood worden de gegevens van verdachte personen, zoals foto’s, vingerafdrukken en antecedenten, uit de politiesystemen genomen.}
18
De Cock plofte op de stoel achter zijn bureau. Hij zag er vermoeid uit. Het bericht dat Pieter van Buuren ruim vier maanden geleden was gestorven, had hem geschokt, verbijsterd. Het gehele beeld, dat hij zich van de afschuwelijke moorden had gevormd, stortte ineen.
Hij wreef met zijn vlakke hand over zijn breed gezicht. Tussen zijn gespreide vingers door keek hij naar Vledder aan het bureau tegenover hem.
Ook de jonge rechercheur zat er verslagen bij. Nog geen halfuur geleden werden beiden beheerst door het blijde gevoel dat zij de oplossing van het raadsel dicht waren genaderd, dat de arrestatie van de moordenaar nog slechts een kwestie was van tijd. Nu leek het alsof ze nog even ver van de ontknoping waren verwijderd als op die zonnige zondagochtend in de Westerkerk.
De grijze speurder stond van zijn stoel op en begon door de recherchekamer te stappen. Hij diende zijn chaotische gedachten opnieuw te ordenen.
Pieter van Buuren, zo overwoog hij, moest in het geheel een belangrijke rol spelen. Dat was niet puur rationeel gedacht, maar hij wist dat zijn gevoel hem daarin niet bedroog. Pieter van Buuren was in die gehele affaire een sleutelfiguur.
Waarom openbaarde die man al zeven jaar geleden dat hij Vanderbruggen en Devoordere naar het leven stond? Als mevrouw Van Kolfsschoten gelijk had — en hij had redenen om haar te geloven — waarom vervalste Vanderbruggen bewijsmateriaal om Pieter van Buuren naar de gevangenis te sturen? Wat zat daar achter? Had Schaaps, als officier van justitie, die vervalsingen doorzien? Zo ja, waarom werkte hij in zijn positie toch mee aan de veroordeling? Kende Jimmy de Munnick via Carla van Heeteren de achtergronden van het duistere spel? Had hij wellicht in zijn oude brandkast in Zandvoort een ordner met het opschrift Pieter van Buuren?