De Cock drukte zijn handpalmen tegen zijn oren. De vragen dreunden door zijn hoofd. Eén vraag kwam steeds hamerend terug: Als Pieter van Buuren de moorden niet pleegde… wie deed het dan wel?
Bij het bureau van Vledder bleef hij staan.
‘Hoeveel gevangenisstraf heeft Pieter van Buuren voor die zogenaamde oplichting gekregen?’
‘Tweeënhalf jaar.’
De Cock floot tussen zijn tanden.
‘Een forse poeier voor een oplichting.’
‘Zeker.’
De Cock keek hem verbaasd aan.
‘En hij stierf in het penitentiaire ziekenhuis in Scheveningen?’ Vledder knikte nadrukkelijk.
‘Pieter van Buuren had de gevangenisstraf, die hem was opgelegd, nog niet geheel ondergaan. Toen hij stierf had hij er ruim twee jaar en drie maanden opzitten.’
De Cock trok zijn wenkbrauwen samen.
‘Wanneer werd die veroordeling uitgesproken?’
‘Ongeveer zeven jaar geleden. Zo omstreeks de tijd dat hij zijn bedreigingen uitsprak. Het was overigens een veroordeling bij verstek. Pieter van Buuren was een dag voor de terechtzitting naar het buitenland gevlucht… naar Frankrijk.’
‘Verzoeken tot uitlevering?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Zijn niet gedaan. Ongeveer drie jaar geleden kwam hij uit eigen beweging naar Nederland terug. Hij heeft toen nog enige tijd als vrij man rondgelopen, maar werd uiteindelijk gearresteerd om alsnog zijn straf uit te zitten.’
De Cock knikte begrijpend. Hij trok met duim en wijsvinger peinzend aan zijn onderlip. Een moment leek hij besluiteloos, toen slenterde hij met grote passen naar de kapstok en greep zijn oude regenjas.
Vledder kwam hem na.
‘Waar ga je heen?’
De grijze speurder wurmde zich in een mouw.
‘Naar de Prinsengracht… naar het Paleis van Justitie. Ik wil het officiële dossier van de zaak Pieter van Buuren… compleet met het verslag van de griffier.’
Hij trok zijn gezicht tot een stalen masker. ‘En ik maak een geweldige heibel als iemand het onverhoopt uit het archief heeft laten verdwijnen.’
De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Vledder keek de grijze speurder aan.
‘Zal ik hem nog opnemen?’
De Cock knikte bedaard.
‘Je weet nooit wie het is. Misschien wel de moordenaar, die zich komt melden.’
De jonge rechercheur liep lachend terug en nam de hoorn op. Van een afstandje keek De Cock toe, zijn oude hoedje nonchalant ver achter op zijn hoofd. Hij zag het gezicht van Vledder verstarren. Langzaam slenterde hij naderbij.
De jonge rechercheur legde de hoorn op het toestel terug.
‘Het was meester Schaaps.’
‘Onze officier?’
Vledder knikte.
‘Hij heeft dreigbrieven ontvangen. Vanavond om acht uur wordt hij in de flat van Carla van Heeteren verwacht.’
De scherpe blik van De Cock gleed door het vertrek. Hij nam alles nauwkeurig in zich op… het imponerende bankstel van roomwitte velours… de met zachtroze tapijt beklede wanden… de stijlvolle hoekkast met een droeve Pierrot in wit keramiek.
Hij wreef zich achter in zijn nek. Hij worstelde met een vreemd gevoel van verwarring. Hoewel hij de innerlijke overtuiging had dat zijn zienswijze juist was, bekroop hem toch een gevoel van onzekerheid. Hij zuchtte diep en drukte de angst voor een mislukking uit zijn gedachten weg.
De grijze speurder keek naar Vledder en naar de jonge Frans Raap, die hij voor deze bijzondere operatie had gecharterd. Met hun armen gevouwen voor de borst, leunden ze tegen de wand. Hun gezichten stonden somber; doordrongen van de ernst van het moment.
‘We moeten alles nog eens zorgvuldig doornemen,’ begon De Cock. Hij schoof de mouw van zijn colbert iets op en keek op zijn horloge. ‘We hebben nog ruim een uur voor de moordenaar komt. De moeilijkheid is dat wij Schaaps maar weinig bescherming kunnen bieden. Als de moordenaar niet de overtuiging heeft dat zijn slachtoffer alleen is, zal hij vermoedelijk niet toeslaan. Wij moeten dus voor hem onzichtbaar blijven… totdat hij zich voldoende heeft blootgegeven om tot een sluitende bewijsvoering te komen.’ Hij wendde zich tot meester Schaaps. ‘U behoeft niet bevreesd te zijn dat de moordenaar onmiddellijk op u zal schieten. Hij zal zich de tijd gunnen. Hij zal u eerst vertellen waarom hij tot uw dood heeft besloten. Zolang u rechtop blijft staan, loopt u geen gevaar. Dat gevaar treedt pas in op het moment dat u door uw knieën gaat.’
Schaaps likte aan zijn dunne lippen.
‘Hoe… eh, hoe bedoelt u dat?’
De Cock keek hem strak aan.
‘Precies zoals ik het zeg. De moordenaar zal u eerst willen vernederen. Hij zal van u verlangen, dat u hem zittend op uw knieën om genade smeekt.’
Schaaps kuchte indrukwekkend.
‘Hoe komt u aan die wijsheid?’
Het had een scherpe toon.
De Cock grijnsde.
‘Als u de processen-verbaal, die wij van de moorden hebben opgemaakt en aan u hebben toegezonden, nauwkeurig had doorgelezen… en uw intelligentie was toereikend geweest… dan bezat u dezelfde wijsheid. De vermoorde Vanderbruggen en Devoordere hadden op hun pantalon, tot aan de hoogte van de knie, grijze wollen pluisjes van het berbertapijt. Die konden daar alleen gekomen zijn als ze op hun knieën over het tapijt waren gekropen. Begrijpt u, meester Schaaps, beide mannen gingen smekende de dood in.’ Hij strekte zijn rechterhand naar de officier van justitie uit. ‘Eenzelfde dood heeft de moordenaar ook u toegedacht.’
Meester Schaaps zag plotseling bleek. Zijn mond hing halfopen en zijn handen trilden. Van zijn hautaine houding was niets meer te bespeuren.
‘Wanneer komt u tussenbeide?’ vroeg hij angstig.
De Cock glimlachte fijntjes. ‘Zoals ik al zei, wanneer ik meen dat het bewijs voldoende is. U weet toch uit eigen ervaring hoe zorgvuldig onze vaderlandse rechtbanken te werk gaan voor zij het schuldig uitspreken.’
Het klonk sarcastisch en De Cock wist dat. Hij keek de man voor hem onderzoekend aan. Er blonk angst in zijn ogen. Zweetdruppeltjes parelden op zijn bovenlip. Plotseling over-spoelde hem een golf van medelijden. Hij boog zich iets naar hem toe.
‘U… eh, u kunt zich nog terugtrekken.’
Schaaps aarzelde. Secondenlang. Toen schudde hij zijn hoofd. ‘Nee, De Cock,’ sprak hij met trillende stem, ‘ik trek mij niet meer terug. Nu niet meer.’
De grijze speurder legde vertrouwelijk een hand op zijn schouder. Op zijn gezicht lag een milde trek.
‘Dan wens ik u sterkte.’
De Cock keek weer op zijn horloge. Het was bijna zeven minuten voor achten. Ze hadden nu al meer dan een kwartier hun min of meer strategische posities ingenomen. De moordenaar diende bij verrassing te worden overmeesterd. En als het mogelijk was in een onweerlegbaar duidelijke situatie. Er mochten geen twijfels, geen vraagpunten overblijven. De Cock wilde geen enkele advocaat, hoe sluw ook, de kans geven om de gerechtigheid te doorkruisen. Vanaf de plek waar de grijze speurder zat, had hij een redelijk goed overzicht over de kamer… het roomwitte bankstel en de roze schemerlamp. Hij had aan de bestaande situatie onder geen beding iets willen veranderen. De moordenaar, zo realiseerde hij zich, kende het interieur. Een afwijking zou hem onmiddellijk opvallen en mogelijk zijn plannen doen wijzigen. Door de matglazen figuren van de scheidingswand kon hij het silhouet van de officier van justitie duidelijk onderscheiden. De kleine, toch wat tengere man, liep met nerveuze pasjes door de kamer heen en weer.