De Cock bedacht dat hij niet onder de witte Pierrot had gekeken of het briefje met de intrigerende bijbeltekst er lag. Hij hoopte vurig dat de moordenaar het met zich mee zou voeren. Het kon mede als bewijs voor de moorden dienen.
Verderop, dicht bij de deur van de slaapkamer, hoorde hij de ademhaling van Vledder. Het geluid was hem vertrouwd. Met enige vertedering dacht hij aan hun gezamenlijke strijd tegen de misdaad… aan de vele vergelijkbare, spannende situaties uit het verleden. Hij kende het temperament van zijn jonge collega en had hem extra op het hart gebonden zich niet door zijn emoties te laten leiden, maar het moment van ingrijpen juist te kiezen.
Hij keek nog eens op zijn horloge. De tijd vergleed langzaam. Het was al enkele minuten over acht.
Plotseling hoorde hij het klikken van het slot van de buitendeur. Hij voelde hoe de spieren van zijn lichaam zich extra spanden. De buitendeur klapte dicht. Er klonken voetstappen in de hal. En dan was er het tweede silhouet. In trage bewegingen gleed het op Schaaps toe. Er klonken stemmen… vage geluiden… woorden, die niet te onderkennen waren.
De Cock zag de beide schaduwbeelden tegenover elkaar staan. De nietige gestalte van Schaaps drukte de expressie van verbazing en trillende angst uit. Er was een dialoog… kalm, zonder stemverheffing.
En ineens was er dat beslissende moment. De figuur van Schaaps kromp ineen. Zijn handen staken vooruit, gevouwen tot een bede.
De Cock gilde en plotseling was er rumoer… het stampen van voetstappen en het korte droge knallen van schoten uit een revolver. Toen de grijze speurder in de woonkamer kwam, lag Schaaps bloedend op de vloer. Vledder en Frans Raap stonden gebogen over een man. Toen hij ontwapend omhoog kroop, keek De Cock hem aan.
Achter hem hijgde Vledder.
‘Henri la Croix.’
19
De Cock leunde behaaglijk achterover in zijn leren fauteuil. Hij voelde zich voldaan, ontspannen. Hij keek naar Dick Vledder en Frans Raap op de brede bank tegenover hem. De vriendelijke accolades rond zijn mond dartelden vrolijk. Op het uitdrukkelijk verlangen van zijn beide jonge collega’s had hij hen uitgenodigd voor een soort slotakkoord bij hem thuis. Hij had zich niet lang laten smeken, maar zich onmiddellijk bereid verklaard om opening van zaken te geven… om het mysterie van de smekende dood volledig uit de doeken te doen.
Hij kwam iets voorover, pakte een fles verrukkelijke cognac uit het wijnrek en schonk de edele drank in fraaie, diepbolle glazen. Met zichtbare vreugde hief hij zijn eigen glas, omklemde het met de volle hand en liet de nectar zachtjes schommelen.
‘Op de misdaad,’ proostte hij spottend.
Mevrouw De Cock, feestelijk gekleed in een zachtgroen gewaad, bracht schalen vol lekkernijen en zette die op de ronde tafel. Daarna ging ze in de fauteuil naast die van haar man zitten.
‘Hoe is het nu met meester Schaaps?’ vroeg ze oprecht belangstellend.
De Cock nam een teugje van zijn cognac.
‘Redelijk, heel redelijk. Hij is alweer thuis uit het ziekenhuis. De beide kogels, die hem troffen, hebben betrekkelijk weinig schade aangericht. Er zijn geen vitale delen geraakt.’
Vledder boog zich naar voren.
‘In de krant stond dat hij dodelijk was getroffen.’
De Cock knikte.
‘Dat was een misleiding… op mijn uitdrukkelijk verzoek. In overleg met Schaaps heb ik de journalisten opzettelijk een verkeerde voorstelling van zaken gegeven. Je zult hebben gemerkt dat ook de arrestatie van Henri la Croix onvermeld bleef.’
Vledder keek hem verbaasd aan. ‘Waarom?’
De Cock negeerde de vraag. Hij nam uit de zijzak van zijn colbert een doosje en pakte daaruit een klein apparaatje. Het was nauwelijks een millimeter dik en had een lengte van ongeveer vijf centimeter. Met zijn tientallen aansluitingspolen aan beide zijden leek het op een surrealistische uitbeelding van een duizendpoot. Hij hield het omhoog.
‘Een compacte miniaturisering…’ sprak hij plechtig, ‘een verkleining van ingewikkelde elektronische schakelmogelijkheden; uitermate geschikt om computers samen te bundelen in miniatuurschakeltechnieken.’ Hij grinnikte. ‘Korter gezegd… een superchip.’
Hij liet het apparaatje rondgaan.
‘Jean-Baptiste Devoordere heeft mij dit uit de magazijnen van International Electronics in bruikleen gegeven omdat ik met eigen ogen wel eens wilde zien door welke wonderen onze samenleving zo drastisch verandert.’
Mevrouw De Cock keek haar man verwonderd aan.
‘Wat moeten wij met dat apparaatje. Je zou ons van de moorden vertellen.’
De grijze speurder maakte een afwerend gebaar.
‘Daar was ik juist mee begonnen,’ reageerde hij bedaard. ‘Deze exclusieve superchip is de uitvinding van een man, die zijn leven triest en onverdiend in gevangenschap eindigde.’
Vledder verschoof in zijn fauteuil.
‘Pieter van Buuren.’
‘Juist, Pieter van Buuren, een bijzonder begaafd man, die moederziel alleen, zonder de weelde van een uitgebreid laboratorium, tot de ontwikkeling van de superchip kwam… een uitvinding die de kroon had moeten zetten op zijn enorme inventiviteit, maar aanleiding werd tot diepe vernederingen.’
Hij zweeg even, nam het apparaatje weer terug en borg het zorgvuldig in het doosje.
‘De directie van International Electronics, een Nederlandse onderneming met wereldwijde vertakkingen, besefte dat ze zich een bijna onaantastbare monopoliepositie zou kunnen verwerven als zij een dergelijke superchip in hun producten zouden kunnen verwerken. Toen het gerucht van die fantastische uitvinding zich verspreidde, zocht Jean-Paul Devoordere contact met Pieter van Buuren, die hij nog uit zijn studietijd kende. Hij probeerde middels aanlokkelijke voorstellen met Van Buuren tot een vergelijk te komen.’
Mevrouw De Cock keek haar man even van terzijde aan.
‘Dat lukte niet?’
‘Pieter van Buuren was van mening dat zijn uitvinding te vroeg was gekomen… dat de wereld er nog niet rijp voor was… en besloot de superchip voorlopig niet in de openbaarheid te brengen.’ Frans Raap slikte. ‘En toen?’
De Cock staarde somber voor zich uit.
‘Op een nacht drongen gewapende inbrekers het huis en het atelier van Pieter van Buuren binnen en roofden alles wat met de superchip verband hield: ontwerpen, modellen, tekeningen. Pieter van Buuren begreep, dat de overval het werk was van Jean-Paul Devoordere, die met kapitaal van International Electronics mensen had gehuurd om de inbraak bij hem te plegen. Hoewel hij daarvoor geen bewijzen had, stelde hij de maatschappij aansprakelijk en dreigde dat wanneer International Electronics zijn superchip in welke vorm ook op de markt zou brengen, hij, Van Buuren, de internationale pers en de Nederlandse justitie zou inschakelen.’
Vledder grijnsde.
‘International Electronics had wel de uitvinding, maar kon daar voorlopig weinig mee doen.’
De Cock knikte instemmend.
‘Jean-Paul Devoordere besprak de situatie met zijn vriend, de bankier Vanderbruggen. Pieter van Buuren had voor de ontwikkeling van zijn uitvinding bij de IJsselsteinse Bank wel eens kleine leningen gesloten. Vanderbruggen wist wel een middel om de lastige en inmiddels bedreigingen uitsprekende Van Buuren weg te werken. Hij vervalste van de leningen bepaalde onderpandbescheiden, stapte daarmee naar zijn vriend meester Schaaps en beschuldigde Pieter van Buuren van fraude.’
De Cock pauzeerde even, nam een flinke teug van zijn cognac. ‘Of meester Schaaps,’ ging hij voorzichtig verder, ‘de vervalsingen heeft doorzien, weet ik niet. Mogelijk heeft hij kritiekloos de bewijsvoering van zijn vriend Vanderbruggen aanvaard. Hoe het ook zij, de officier van justitie besloot tot een strafvervolging.’ De grijze speurder blikte om zich heen. ‘En dat vormde de prelude… het voorspel tot de latere moorden.’
Frans Raap maakte een onzeker gebaartje.
‘Ik moet je eerlijk zeggen dat ik er nog niet veel van begrijp.’ De Cock glimlachte beminnelijk.