‘Jij bent ook maar zijdelings bij het onderzoek betrokken geweest. Pieter van Buuren ging namelijk niet naar de gevangenis… niet direct. Voor de terechtzitting vluchtte hij naar Frankrijk. Hij had de vrouw, met wie hij al tientallen jaren samenleefde, graag meegenomen, maar ze voelde zich te ziek om hem in een zwervend bestaan te volgen. Drie jaar geleden verslechterde haar gezondheidstoestand zo ernstig, dat Pieter van Buuren uit zijn ballingschap terugkeerde. Ze zijn nog twee maanden bij elkaar geweest. Toen stierf Maria la Croix.’
Vledder en mevrouw De Cock reageerden vrijwel tegelijk.
‘Maria la Croix!’ riepen ze verbaasd.
De grijze speurder knikte met een zucht.
‘De moeder van Henri.’
Vledder boog zich met een ruk naar voren.
‘Dan is… dan is Pieter van Buuren…’
‘… zijn natuurlijke vader,’ vulde De Cock aan. ‘Maria en Pieter waren niet getrouwd. Henri kreeg bij zijn geboorte de naam van zijn moeder.’
Vledder liet zich in zijn fauteuil terugvallen.
‘Het begint mij te dagen. Het was…’
De Cock stak afwerend zijn hand op.
‘Pas aan het sterfbed van zijn vader in het penitentiaire ziekenhuis in Scheveningen ervoer Henri de ware toedracht. De jonge La Croix was ontsteld, verbitterd dat de mensen die hij van nabij kende, zijn vader en zijn moeder op een zo afschuwelijke wijze geestelijk hadden verminkt en vernederd. Henri bezwoer zijn stervende vader dat hij hem zou wreken… dat hij er persoonlijk op zou toezien, dat aan hem alsnog recht zou worden gedaan. Henri — zo heeft hij mij tijdens zijn verhoor verteld — meende op dat moment wat hij zei. Toen hij echter van Scheveningen met zijn auto naar huis reed, besefte hij dat zo’n wraakactie geen nut had, dat hij daarmee het gedane onrecht niet meer kon goedmaken. Thuisgekomen vertelde hij zijn vrouw van de dood van zijn vader… het trieste verhaal van zijn leven en de toezegging, die hij zijn stervende vader had gedaan. Tot zijn verbazing was Stella het onmiddellijk met hem eens. Ze preste Henri ertoe om zijn gelofte aan zijn vader gestand te doen en het was haar voorstel om als eerste slachtoffer van de reeks de bankier Vanderbruggen te kiezen.’
Mevrouw De Cock reageerde verward.
‘Haar eigen vader.’
De grijze speurder knikte. Hij voelde een zekere loomheid over zich komen en schonk zich nog eens in.
‘Vanaf dat moment dreef Stella Henri voort. Het was haar plan om de moorden in de flat van Carla van Heeteren te laten plaatsvinden. Zij wist dat Jimmy de Munnick haar vader en zijn vrienden al jarenlang chanteerde en meende, terecht, dat de recherche de moordenaar daardoor in de verkeerde richting zou zoeken.’
Mevrouw De Cock gebaarde ontzet.
‘Maar waarom?’
De Cock maakte een hulpeloos gebaartje.
‘Ik heb tot nu toe in vrijwel elk onderzoek fouten gemaakt. Ik heb mij daar vroeger aan geërgerd. Nu niet meer. Ik weet dat ze onvermijdelijk zijn. Ik kende van het begin af aan een vrouw, die mij onmiddellijk op het juiste spoor had kunnen brengen als… als ik mij de moeite had genomen om een uitgebreid babbeltje met haar te maken.’
Vledder keek hem fronsend aan.
‘Wie?’
De Cock glimlachte vermoeid.
‘De oude huishoudster van Vanderbruggen in Laren. Toen ik het verhaal van Henri kende, heb ik dat verzuim goedgemaakt. Ik vernam van haar dat Stella al jarenlang een intieme verhouding onderhield met een bekende televisieregisseur uit het Gooi en dat het kind dat zij ter wereld bracht, vermoedelijk geen kind van Henri was. Stella, en nu citeer ik haar moeder, lijkt in vele opzichten op haar vader, zonder genade, hard, meedogenloos. Toen haar ter ore kwam dat haar moeder en haar broer Marius afstand van hun erfdeel hadden gedaan, moet in haar reeds het plan zijn gerijpt om zich van haar vader te ontdoen.’
Frans Raap grinnikte.
‘Het verhaal van Henri la Croix en zijn wraakbelofte aan zijn stervende vader moet haar als muziek in de oren hebben geklonken.’
Een tijdlang zwegen allen. Mevrouw De Cock bracht nieuwe lekkernijen en de grijze speurder verontschuldigde zich dat hij tijdens zijn verhaal een slecht gastheer was geweest. Het gesprek werd algemener en de affaire van de smekende dood vergleed wat naar de achtergrond.
Toen Vledder en Frans Raap vrolijk afscheid hadden genomen en de buitendeur achter hen was dichtgevallen, liep mevrouw De Cock op haar man toe.
‘Ik ben niet tevreden,’ sprak ze hoofdschuddend. ‘Ik heb het waar jouw collega’s bij waren niet willen vragen, maar hoe konden twee zo intelligente mensen… en dat waren Vanderbruggen en Devoordere toch… zo gemakkelijk in de val lopen?’
De grijze speurder maakte een triest gebaar.
‘Geld, geld is macht. En macht is de hoogste vorm van recht. Er is een beroemde spreuk, die dat prachtig weergeeft; hoc volo, sic jubeo, sit pro ratione voluntas. Of in redelijk Nederlands: dit wil ik, zo beveel ik het en mijn wil zij u een voldoende reden. Deze hautaine gedachtegang vindt men bij vele invloedrijke, gefortuneerde mensen. Ze menen in hun hooghartigheid elke hindernis te kunnen nemen… elk probleem aan te kunnen.’
Mevrouw De Cock reageerde wat kriegel.
‘Dat verklaart misschien waarom men jou zo lang buiten de werkelijke feiten hield, maar wat dreef hen om naar die flat in de Molenwijk te gaan? Wat stond er in die dreigbrieven?’
De grijze speurder nam nog een slok van zijn cognac.
‘Ik heb die dreigbrieven niet gelezen,’ sprak hij bedachtzaam. Henri la Croix vertelde mij dat de kernzin van de brief aan Vanderbruggen luidde: Wilt u meer van de kidnapping weten, kom dan naar de flat van Carla van Heeteren. Hij had die brief na de moord uit de zakken van Vanderbruggen gehaald, omdat hij meende daarmee een enorme stommiteit te hebben begaan.’
‘Een stommiteit?’
De Cock knikte.
‘De twee brieven die Vanderbruggen mij op de morgen van de doop overhandigde, waren normaal met de post verzonden. De brief, waarmee Henri la Croix zijn schoonvader naar de flat van Carla van Heeteren lokte, droeg Henri in de kerk al bij zich. Hij speelde de brief Vanderbruggen in handen, toen ze na de plechtigheid in Laren aankwamen. Deze brief was niet met de post gekomen. Dat kon ook niet, want de post doet op zondag geen bestelling. Henri meende — en daar zit een kern van waarheid in — dat wanneer wij die brief — ongefrankeerd — bij de dode Vanderbruggen zouden vinden, het spoor direct in zijn richting zou wijzen. In de dreigbrief aan Devoordere wordt een duidelijke toespeling gedaan op het motief. Daarin stond: Ik bezit alle fabricatietechnieken van de door u gestolen superchip. Mijn voorwaarden om deze niet aan Japan te verkopen, kunt u ervaren om 17.00 uur in de flat van Carla van Heeteren. Deze brief bracht Devoordere tot wanhoop. De wereldpositie van zijn International Electronics was in gevaar. Bovendien ondertekende Henri la Croix deze dreigbrief met de naam Pieter van Buuren.’
‘Wat?’
De Cock grinnikte.
‘Duidelijker kon het niet.’
‘Maar Pieter van Buuren was dood.’
De Cock knikte.
‘Dat wisten zowel Schaaps als Devoordere. Het beangstigende was dat men nu niet wist uit welke hoek het gevaar kwam. In ieder geval een man die, in tegenstelling tot Pieter van Buuren, wel het lef had. De moord op Vanderbruggen kon aanvankelijk op vele manieren worden uitgelegd. Maar zowel Schaaps als Devoordere beseften dat de bankier aan de onbekende dreiging ten offer was gevallen.’
Mevrouw De Cock schudde vertwijfeld haar hoofd.
‘Toch ging Devoordere naar de flat.’
De grijze speurder knikte traag.
‘Schaaps en Devoordere hebben uitgebreid overlegd wat te doen. Als ze mij erbij betrokken, dan zou — zo begrepen ze — ook de onfrisse affaire Pieter van Buuren boven water moeten komen.’