De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ze was getuige in een zaak waarin haar vriend een dubieuze rol speelde.’
‘Ken jij die Jimmy de Munnick?’
‘Vluchtig. Ik heb persoonlijk nooit een zaak tegen hem behandeld. Ik heb hem… en ook die Carla, een paar maal in de recherchekamer gezien, terwijl ze bij een collega onder verhoor zaten.’
‘Hoe werkt Jimmy?’
‘Och, met mooie Carla als lokaas manoeuvreert hij invloedrijke mannen in netelige posities.’
‘Het oude recept.’
De Cock knikte.
‘Chantage.’
Vledder reed de politiewagen van het Damrak naar de Oudebrugsteeg en parkeerde op de steiger achter het politiebureau. Ze stapten uit. Het regende flink. De druppels spatten van de grond omhoog. De Cock trok de kraag van zijn jas wat op en drukte zijn hoedje naar voren. Met Vledder aan zijn zij slenterde hij naar de Warmoesstraat.
Voor de deur van het bureau was een oploopje. Te midden van een groepje mensen stond, wat onvast, een oudere man. Hij was slechts gekleed in een broek en een wit doorweekt overhemd. Hij was duidelijk dronken. Telkens probeerde hij het bureau binnen te komen. Een paar agenten hielden hem tegen.
Toen de man de grijze speurder in het oog kreeg, liet hij zich op zijn knieën vallen. Uit de goot sijpelde regenwater langs de pijpen van zijn broek. Smekend bracht hij zijn beide handen omhoog.
‘Meneer De Cock… ze hebben kleine Wimpie opgepakt.’
‘Je zoon.’
De man knikte heftig.
‘Ze zeggen dat hij heeft gestoken. Maar zo is Wimpie niet. U kent hem toch. Die jongen heeft nog nooit iemand iets aangedaan. Hij heeft niet eens een mes.’
Met hulp van Vledder tilde De Cock de man weer op de been. ‘Ga naar huis, Bertus,’ sprak hij rustig. ‘Ik ga straks wel even bij Wimpie kijken.’ Hij wendde zich tot de beide dienders aan de deur. ‘Breng hem even weg. Hij woont hier op de gracht, pal om de hoek van de Lange Niezel.’
De beide mannen in uniform knikten welwillend en namen Bertus tussen zich in. De rechercheurs stapten het bureau binnen. Achter de balie troonde Meindert Post. De Cock liep op de wachtcommandant toe. ‘Heb je Wimpie de Vlerk ingesloten?’ Meindert Post knikte.
‘Hij heeft een paar uur geleden in De Veilige Haven een vent neergestoken. Een Zweed. Ze hadden ruzie om een meid. Het slachtoffer is naar het Binnengasthuis gebracht. Ik wacht nog op bericht, maar de verwondingen vallen, geloof ik, nog wel mee.’
De Cock knikte met zijn hoofd naar de ingang van het pand.
‘Bertus was aan de deur.’
Meindert Post grijnsde breed.
‘Hij is met zijn dronken kont vanavond al vijfmaal komen vertellen dat zijn Wimpie het niet heeft gedaan. Hij werd op het laatst vervelend. Toen heb ik hem buiten de deur laten zetten.’ De brigadier-wachtcommandant graaide onder zijn dienstboek en pakte een blocnotevelletje met een haastig neergekrabbeld telefoonnummer. ‘Dit moet je even bellen.’
De Cock gaf het velletje aan Vledder. ‘Bel jij? Dan ga ik even naar Wimpie de Vlerk kijken.’
De oude rechercheur waggelde de gang in naar het cellenhuis. Bij cel drie maakte hij het luikje open. ‘Je vader maakt zich ongerust,’ riep hij naar binnen.
Aan de andere kant van het luikje verscheen een bleek gezicht met daarop een glimlach van herkenning.
‘Dag meneer De Cock.’ Hij grinnikte wat verlegen. ‘Als u die ouwe nog ziet… zeg hem dat hij zich geen zorgen moet maken. Die vent had het gewoon verdiend.’
De grijze speurder knikte en deed het luikje weer dicht.
Vledder kwam hem in de gang tegemoet. Zijn jong gezicht stond ernstig. De Cock keek hem onderzoekend aan.
‘Wat is er?’
‘Stella la Croix is weg.’
‘Weg?’
Vledder knikte.
‘Ze is uit het ziekenhuis weggelopen.’
‘Naar huis?’
‘Nee.’
‘Naar Laren?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Daar is ze wel geweest.’
‘En.’
‘Ze heeft de baby uit zijn wiegje gegrist en is met de Bentley van haar vader vertrokken.’
‘Waarheen?’
Vledder spreidde zijn beide handen.
‘Henri la Croix heeft stad en land afgebeld. Hij is wanhopig. Stella is spoorloos.’
5
De beide rechercheurs verlieten het domein van de wachtcommandant en bestegen met lome tred de twee trappen naar de grote recherchekamer. De Cock wierp zijn natte regenjas over zijn rechterschouder en schoof zijn oude hoedje naar achteren. Hij voelde zich moe. Afgetobd. De loop van de gebeurtenissen zinde hem niet. Het verlammende was dat hij de samenhang niet kon vatten. Waar lag het verband… het causale verband tussen de vreemde dreigbrieven, de doopplechtigheid, de gewelddadige dood van de bankdirecteur en de plotselinge vlucht van Stella met haar baby? Was het inderdaad een vlucht? Zo ja… voor wie, voor wat?
Onder in het gebouw krijste een jonge vrouw en beukte zonder pauzes tegen haar celdeur. Het verstoorde zijn denken.
Vledder grijnsde.
‘Dat is er alweer een die haar logies bij ons niet op prijs stelt.’ De Cock negeerde de opmerking.
‘Dat telefoonnummer is van Henri la Croix?’
De jonge rechercheur knikte.
‘Hij kreeg van het Wilhelmina Gasthuis bericht dat zijn vrouw haar kleren had aangetrokken en via de poort aan de Helmersstraat het ziekenhuis had verlaten. Hij verwachtte dat ze direct naar huis zou komen.’
‘Naar de villa aan de Churchilllaan?’
Vledder knikte opnieuw.
‘Maar toen ze na ruim anderhalf uur nog niet was verschenen, werd hij ongerust en belde naar Laren. De bejaarde huishoudster vertelde hem toen dat Stella nog geen kwartier geleden met de baby in de Bentley van de heer Vanderbruggen was vertrokken.’
‘Hoe?’
Vledder keek hem niet-begrijpend aan.
‘Wat bedoel je?’
De Cock wenkte wat wrevelig.
‘Bepakt en bezakt? Leek het erop of ze langere tijd zou wegblijven?’
Vledder keek wat hulpeloos.
‘Dat heb ik allemaal niet gevraagd.’
Ze stapten de recherchekamer binnen. De Cock wierp zijn regenjas en hoed op een lege tafel en ging achter zijn bureau zitten. Hij trok het briefje met de dooptekst uit het borstzakje van zijn colbert en wierp het achteloos in een lade van zijn bureau. Daarna blikte hij naar Vledder tegenover zich.
‘Heb je een omschrijving van de wagen?’
Vledder pakte zijn notitieboekje.
‘Een chocoladebruine Bentley met het kenteken 62-JV-08. Met als bijzonderheid een deuk links voor, boven de koplamp. Ik heb beneden aan Meindert Post al gevraagd of hij de opsporing van Stella la Croix met de baby en de wagen op de telex wilde zetten. Hij zou er een bericht “aan allen” van maken plus “de grensposten”.’
De Cock schonk hem een glimlach.
‘Heel goed.’ Zijn gezicht versomberde. ‘Ik moet er niet aan denken dat wij ook haar met een kogel in haar lijf zouden terugvinden.’ Hij zweeg even.
‘Was Stella al op de hoogte van de dood van haar vader?’
De jonge rechercheur knikte traag. ‘Henri had het haar tijdens het bezoekuur zo voorzichtig mogelijk verteld. Uit zekerheid… om geen brokken te maken, had hij tevoren even contact opgenomen met de behandelende arts.’
‘Hoe reageerde ze?’
‘Volgens Henri la Croix verwerkte ze het bericht redelijk goed. Geen overdreven scènes, geen heftige reacties.’
De Cock plukte peinzend aan zijn onderlip.
‘Toch moet de dood van haar vader haar hebben doen besluiten om het ziekenhuis te verlaten en met haar kind te vluchten.’
‘Denk je dat?’
‘Ik kan tot geen andere conclusie komen.’
Vledder keek hem verschrikt aan.
‘Dat zou kunnen betekenen dat zij achtergronden kent of vermoedt, die tot de dood van Vanderbruggen hebben geleid.’
De Cock reageerde niet direct. Hij leunde wat naar achteren en staarde een tijdje naar een zoemende tl-balk aan het plafond.