Выбрать главу

De jongeman boog. 'Van der Duijn… Roelof Hans van der Duijn.'

De Cock knikte. 'Juist… Van der Duijn. Na zijn glorieus optreden als lifter naar Barsingerhorn, is dit de tweede, provocerende akte… ik zou haast zeggen… een bijna logisch vervolg.' Hij verminderde snelheid, reed naar de kant en stopte. Ze waren op een lange, rechte, eenzame polderweg. In de verte schemerden de contouren van een dorp. De Cock draaide het contact af. Op zijn gezicht vol diepe plooien speelde een glimlach. 'Duidelijkheid,' zei hij vriendelijk, 'is een roep van de jeugd. Als u mij eens, ontdaan van alle franje, vertelde wat u op het hart hebt.' Van der Duijn keek De Cock vanachter zijn brilletje strak aan. 'Ik wil dat u onmiddellijk naar Amsterdam teruggaat om de zaak Delszsen te behandelen.' 'Waarom?'

De jongeman zuchtte. 'Omdat zijn moordenaar gevonden moet worden.' Hij kwam weer naar voren geleund. 'U bent de enige, meneer De Cock, de enige, die kans maakt de moordenaar van Alex Delszsen te ontmaskeren.' Hij sprak gejaagd, nerveus. 'Toen ik hoorde dat u een paar dagen met vakantie ging en de zaak aan rechercheur Vledder was overgedragen, heb ik onmiddellijk geprobeerd u te bereiken. Iemand zei mij dat u naar Barsingerhorn ging.' 'Toen werd u lifter met een bordje.'

Van der Duijn knikte traag. 'Begrijp me goed, meneer De Cock, ik twijfel niet aan de capaciteiten van die rechercheur Vledder. Zeker niet. Maar dit is geen gewone zaak…' De Cock schudde het hoofd. 'Geen enkele moord isgewoon.'

Op de bleke wangen van Van der Duijn kwamen blosjes. 'U weet best wat ik bedoel,' riep hij hartstochtelijk. 'De moord op Alex Delszsen vergt meer dan een routineonderzoek. Het is geen zaak van open and shut.' Hij nam zijn metalen brilletje af, veegde de glazen schoon. 'De gebruikelijke motieven gelden niet.'

De Cock keek hem ongelovig aan. 'Geen liefde, haat, afgunst, jaloezie?'

Roelof Hans van der Duijn schudde heftig het hoofd. 'Geen hartstocht, geen emotie.'

De Cock trok zijn wenkbrauwen op. 'Een emotieloze moord?'

'Precies, een emotieloze moord… koel, kil en zonder een herkenbaar motief.'

De Cock schoof zijn onderlip naar voren. 'U bent goed op de hoogte. Bijzonder goed. Ik zou haast zeggen… bijna zo goed als de moordenaar.'

Het gezicht van Van der Duijn verstarde. 'U trekt een verkeerde conclusie,' reageerde hij scherp. 'Ik heb Alex Delszsen niet vermoord. Alex… Alex was mijn vriend.' Er viel een stilte. De Cock draaide zich langzaam om, staarde door de voorruit naar een eend die met zeven jongen in haar kielzog de weg overstak. Het beeld ontroerde hem een beetje. 'Alex Delszsen werd vergiftigd,' zei hij dof. 'Hij moet zijn moordenaar hebben vertrouwd.' 'U bedoelt te zeggen dat het niet eenvoudig is iemand vergif toe te dienen.'

De Cock zuchtte. 'Onder vrienden is het niet moeilijk.' De ogen van Van der Duijn werden groot. Zijn neusvleugels trilden. Hij greep De Cock bij de schouder en trok hem ruw naar zich toe. 'Ik heb Alex Delszsen niet vermoord.' Hij schreeuwde wild, onbeheerst. 'Dacht u dat ik anders u zou vragen de zaak te behandelen? Ik ben toch niet gek.' De Cock duwde de hand van zijn schouder. 'Sommige moordenaars lijden aan overschatting,' antwoordde hij kalm. 'Ze geloven rotsvast in hun eigen onfeilbaarheid. Er zijn er ook die dolgraag ontdekt willen worden.' Hij plooide zijn lippen tot een koele glimlach. 'Meneer Van der Duijn… tot welke categorie behoort u?'

De jongeman werd bleek. Het rood van de opwinding trok uit zijn gezicht. Vermoeid zakte hij op de achterbank terug. 'Ik behoor niet tot uw categorieën,' zei hij zacht, bijna fluisterend. 'U vergist zich.' Hij likte aan zijn droge lippen. 'Ik ben lid van het dispuut,' vervolgde hij.

'Hora ruit?'

'Ja, Hora ruit. Ik heb een kamertje op zolder. Niet zo comfortabel, maar ik kan het ermee doen.' Hij zweeg even, verzonk in gedachten. 'Uitgaande van de mogelijkheden,' ging hij verder, 'ben ik een redelijke verdachte… in zoverre hebt u gelijk. Ik zou de moordenaar van Alex Delszsen kunnen zijn. Ik ben dikwijls in de gelegenheid geweest hem te vergiftigen. Ik realiseer mij dat.' Hij schonk De Cock een matte glimlach. 'Ik studeer criminologie. Misdaad interesseert mij.' 'Vandaar uw analyse van de motieven.' Van der Duijn knikte. 'En mijn beroep op u. Ik ken uw reputatie. Ik hoopte dat u de zaak zou behandelen. Ziet u, ik heb de moord op Alex Delszsen al maandenlang zien aankomen. Ik wist dat het zou gebeuren. Vraag mij niet naar concrete aanwijzingen of feiten. Ik heb ze niet. Het was niet meer dan een gevoel… een vreemd onberedeneerd gevoel. U mag het ook intuïtie noemen. Ik heb het er wel eens met Alex over gehad.' De Cock keek hem verbaasd aan. 'Over zijn moord?' 'Ja, over mijn gevoel.' 'En… hoe reageerde hij?'

Alex lachte. 'Hij vond het een zotte gedachte. Als helderziende, zei hij, zou ik geen droog stuk brood verdienen. Je moet de mensen altijd iets prettigs voorspellen.' 'Voor Alex was het dus een absurd idee dat iemand hem naar het leven stond.'

Van der Duijn knikte traag. 'Toen ik aandrong en hem zei dat mijn gevoel heel wezenlijk was en dat ik die moordgedachte niet van mij kon afschudden, zei hij: "Noem eens iemand.. noem mijn moordenaar.'" 'En?' 'Wat?'

'Heb je zijn moordenaar genoemd?'

Roelof Hans van der Duijn liet zijn hoofd iets zakken. 'Men mag geen ongemotiveerde beschuldigingen uiten.' De Cock klemde zijn lippen op elkaar. 'Je joeg Delszsen wel de stuipen op het lijf met je onheilsverwachtingen.' Van der Duijn reageerde fel. Alex was mijn vriend. Ik wilde hem waarschuwen. Ik wilde hem laten zien wat ik zag. Al die mensen om hem heen, die hem adoreerden, bewonderden, maar die in feite vervuld waren van…' De Cock keek hem aan, het hoofd wat schuin. 'Haat… afgunst?'

De jonge student sloeg beide handen voor het gezicht. 'Nee… dat is het niet.' Hij schreeuwde opnieuw. 'O God, hoe maak ik het u duidelijk. Alex Delszsen vormde door zijn intelligentie, zijn superioriteit, zijn bijzondere begaafdheden, voor de anderen in het dispuut een bedreiging. Begrijp me goed… geen bedreiging in de gebruikelijke zin van het woord, maar…' Hij stokte, schudde vertwijfeld het hoofd. 'Alex Delszsen domineerde… hij domineerde zo sterk, dat er voor de anderen in het dispuut geen plaats was… ze verloren zichzelf… hun identiteit… hun persoonlijkheid.' 'En u?'

Van der Duijn slikte. 'Ik was blij met mijn zolderkamertje.' Een tijdlang zwegen ze. Een donkere wolk joeg over de weilanden naar hen toe. De eerste druppels vielen. De Cock worstelde met zichzelf, overwoog de zaak Delszsen weer op te nemen. Plotseling startte hij de motor en reed weg. 'U gaat terug?'

De grijze speurder schudde het hoofd. 'Ik breng u naar het stationnetje in Heerhugowaard. Vandaar hebt u een rechtstreekse verbinding naar Amsterdam. Ik neem aan dat u genoeg geld bij u hebt?' 'Dat heb ik.'

'Zoek in Amsterdam contact met mijn collega Vledder. Geloof me, hij is een bekwaam man.'

Van der Duijn zuchtte. 'Ik kan u niet tot andere gedachten brengen?'

'Nee.'

De jonge student klemde zijn lippen opeen. 'Dan zal ik zelf de moordenaar van Alex vinden.' Het klonk als een uitdaging.

De Cock knikte voor zich uit. Traag. Zijn gezicht was een effen masker. 'Het staat eenieder vrij het recht te dienen.'

8

Ze reden weg. Mevrouw De Cock draaide zich half om, keek naar de steeds kleiner wordende gestalte bij de ingang van het station.

'Een vreemde jongen,' zei ze wat afwezig. De Cock keek haar van opzij aan. 'Die Van der Duijn?' 'Ja… merkwaardig. Waarom wil hij perse dat jij de zaak behandelt?'