Van Marle knikte. 'U moet dat goed begrijpen, meneer De Cock. De gedachte aan moord… een echte moord, leek ons zo dwaas. Ongelooflijk. Het was alsof niemand van ons dat kon… of wilde aanvaarden. Daar kwam nog bij dat wij ons dispuut niet in diskrediet wilden brengen. Daarom besloten we in gezamenlijk overleg om bij een eventueel verhoor door de recherche sterk te suggereren dat Delszsen zelfmoord had gepleegd.'
'U speelde daarbij de moordenaar aardig in de kaart.' De student knikte beschaamd. 'Ik heb mij dat later gerealiseerd. U moet bedenken… het besluit om zelfmoord te suggereren is in een impuls genomen. Ik geloof niet dat een van ons daar dieper bij heeft nagedacht. Het was echt niet de bedoeling een eventuele moordenaar te beschermen. Per se niet. Wij van het dispuut… wij waren allen een beetje in de war. Politie, recherche, het leek allemaal zo indringend. We wilden er zo gauw mogelijk van verlost zijn.' De Cock knikte begrijpend. 'Wat deed u van gedachten veranderen?'
'Hoe bedoelt u?'
De Cock trok zijn wenkbrauwen op. 'U komt ons nu toch vertellen wat u weet?'
Van Marle verschoof wat onrustig op zijn stoel. 'Na gisteravond… na gisteravond is het mij duidelijk geworden dat er snel iets gedaan moet worden. Anders gebeuren er nog meer ongelukken.' 'Wat was er gisteravond?'
Van Marle slikte. 'Een hysterische bende. Ik kan het niet anders noemen. Het leek wel of ze gek waren geworden.' 'Wie?'
'Wij, van het dispuut. Ik was ook in de war. Het kwam door Van der Duijn. We zaten bij elkaar en spraken over de dood van Delszsen. Plotseling sprong Van der Duijn op en zei dat hij wist wie Alex had vermoord.' 'En toen?'
'Er ontstond een hevig tumult. Van der Duijn zag zo bleek als een doek. Hij zei dat hij de moordenaar de kans wilde geven zichzelf bij de politie te melden. Als de moordenaar dat niet deed, zou hij, Van der Duijn, naar de politie stappen om te zeggen wat hij wist.' 'Hoe reageerde men?'
Van Marle zuchtte. 'Zoals ik al zei… een tumult. Enkelen van ons drongen erop aan dat hij onmiddellijk de naam van de dader zou noemen, maar Van der Duijn weigerde. Hij herhaalde zijn dreigement. Toen draaide hij zich om en ging naar zijn kamer. Ik bleef met de anderen nog wat bijeen. We spraken over wat Van der Duijn had gezegd. Er hing een vreemde, wat gespannen sfeer. Het was alsof we allen voelden dat er iets in de lucht hing. Tegen twaalf uur gingen we naar bed. Dat is vrij ongewoon, moet ik zeggen, maar niemand van ons scheen nog lust te hebben het gesprek onderling voort te zetten.'
De jonge student staarde voor zich uit, kauwde op zijn onderlip. Langzaam schudde hij het hoofd. 'Ik kon de slaap niet vatten. Ik lag maar te woelen. Alles wat zich de laatste dagen in het dispuut had afgespeeld, spookte door mijn hoofd. Ik vroeg mij af hoe Van der Duijn kon weten wie Delszsen had vermoord. Waar had hij die wetenschap vandaan? En toen, ineens, in een flits, besefte ik dat hij in groot gevaar verkeerde. Als Van der Duijn de waarheid had gesproken… als hij werkelijk wist wie Delszsen had vermoord…'
Van Marle plukte nerveus aan zijn trui. Zweetdruppels parelden op zijn voorhoofd. 'Ik ging de trap op, naar de zolder, naar zijn kamer. De deur stond open. Het licht brandde. Van der Duijn was er niet. Zijn bed lag opengeslagen. Op het kussen en het laken zaten bloedvlekken. Ik riep… ik schreeuwde… Van der Duijn… Van der Duijn, waar ben je? Ik gilde het hele dispuut wakker. Plotseling stootte ik met mijn voet tegen iets hards op de vloer…' Van Marle stond van zijn stoel op. Bevend trok hij iets uit zijn broekzak omhoog. Het was verpakt in een papieren servetje. Hij deed een paar passen naar het bureau van De Cock en rolde het servetje open. Het was een mes… een smal scherp mes. Aan het lemmet kleefde bloed. Van Marle wees er naar met trillende vingers. 'Het is… het is van Kluffert.'
15
Rechercheur De Cock reageerde nauwelijks. Hij schoof zijn dikke onderlip naar voren, vatte het papieren servetje aan een van de hoeken vast en trok het smalle mes naar zich toe. Hij boog zich naar voren en bekeek het aandachtig. In het geronnen bloed was een duidelijk papillairlijnenbeeld zichtbaar.
Van Marle slikte. 'Ik vrees,' zei hij zacht, 'dat die vingerafdruk van mij is. Ik ben niet erg zorgvuldig geweest. Ik heb het mes opgeraapt zonder erbij na te denken.' De Cock keek naar hem op. 'Wie waren erbij toen u het opraapte?'
'Niemand… niemand heeft ook gezien dat ik het had. Ik hield het in de mouw van mijn pyjama verborgen.' 'Waarom?'
Van Marle trok wat sullig zijn schouders op. 'Ik weet het niet. Ik had gewoon het gevoel dat ik het niet moest laten zien.'
De Cock streek met zijn hand over zijn kin. 'Waren ze er allemaal? Ik bedoel, toen u riep, kwamen toen alle studenten van het dispuut naar boven?'
Van Marle staarde peinzend voor zich uit. 'Ja… allemaal… behalve dan Van der Duijn. Hij was verdwenen… Ik neem aan dat hij op eigen kracht het huis heeft verlaten. Ziet u, ook zijn kleren zijn weg.'
De Cock knikte. 'Hij ligt met een messteek in het ziekenhuis.' 'Ernstig?'
'Het valt mee. Als alles goed gaat, mag hij over een paar dagen het ziekenhuis weer verlaten.' 'Kan ik hem bezoeken?'
De Cock schudde het hoofd. 'Ik heb opdracht gegeven dat niemand bij hem mag komen. Hij wordt dag en nacht door ons bewaakt. U begrijpt, we willen niet het risico lopen…'
'U hebt al met hem gesproken?' 'Ja.'
'En… wie was het?'
De Cock antwoordde niet direct, glimlachte. 'Dat,' loog hij vriendelijk, 'willen we nog even geheimhouden.' Hij keek naar de student op. 'Gaat u weer zitten. Ik wil nog eens ernstig met u praten. Uiteindelijk bent u medeverantwoordelijk voor hetgeen is gebeurd.' 'Ik?'
De Cock knikte. 'Gelukkig dat wij op die zelfmoordsuggesties van u en de anderen niet al te serieus zijn ingegaan…' Hij keek over het hoofd van de jonge student heen naar een blozende Vledder, 'het had ons onderzoek ernstig kunnen belemmeren. Van wie was eigenlijk het idee?' 'Om zelfmoord te suggereren?' 'Ja.'
De student tastte nadenkend naar het hoofd. 'Shepherd… ja, Shepherd. Hij was het. Hij kwam met het voorstel.' Van Marle zweeg even, staarde voor zich uit in het niets. 'Ik geloof dat wij allen er direct mee instemden, juist omdat het voorstel van hem kwam.' 'Hoezo?'
De student glimlachte. 'Delszsen en Shepherd… voor ons een begrip. Zoiets als Laurel en Hardy, Van Gend en Loos, Johnny en Rijk. Toen Shepherd het voorstel deed, was het alsof hij namens Delszsen sprak, begrijpt u, zo nauw waren in onze gedachten die twee met elkaar verbonden… verweven tot een eenheid.'
De Cock reageerde niet direct. Hij overwoog de woorden van de jonge student en trachtte zich een beeld te vormen van de onderlinge verhoudingen in het dispuut. 'Laurel en Hardy,' zei hij aarzelend, 'Johnny en Rijk… U noemde komische duo's. Had de relatie Delszsen en Shepherd iets lachwekkends… iets komisch?'
Van Marle grinnikte. 'Delszsen was veruit de meerdere van Shepherd… in elk opzicht. Hij liet dat trouwens wel blijken ook. Het was voor ons wel eens amusant om aan te horen hoe Alex Delszsen Shepherd bejegende… vaak neerbuigend… Ik zou bijna zeggen… meestal neerbuigend, soms zelfs vernederend, maar haast altijd geestig.' Hij maakte een wat verdrietig gebaar. 'Shepherd verdroeg dat. Hij wel. Hij adoreerde Delszsen… wilde nooit een kwaad woord over hem horen.'
De Cock knikte begrijpend. 'Als ik goed ben ingelicht,' zei hij voorzichtig, 'werd er de laatste tijd in het dispuut nogal dikwijls over het onderwerp "moord" gediscussieerd. Misschien een zuiver toeval… maar gezien in het licht van de moord op Alex Delszsen toch hoogst merkwaardig. Wie bracht het onderwerp moord steeds ter sprake tijdens die discussies?'
Van Marle haalde zijn schouders op. 'Dat is moeilijk te zeggen,' antwoordde hij peinzend. 'Plotseling zit men midden in de problematiek en dan is het achteraf moeilijk meer na te gaan wie het onderwerp aanvankelijk aanroerde.' De Cock krabde zich achter in de nek. 'Er bestond,' zei hij traag, 'over het onderwerpmoord weinig eenstemmigheid. Ik heb gehoord dat de debatten heftig waren, fel, op het onfatsoenlijke af. De meningen liepen blijkbaar nogal uiteen.' 'Inderdaad.'