Выбрать главу

Vledder slikte iets weg. 'Het tonicum,' zei hij toonloos, 'het met parathion vergiftigde tonicum.'

De Cock knikte. Hij pakte de fles aan het uiteinde van de hals vast en tilde haar omhoog. 'Stimulerend,' las hij van het etiket, 'opwekkend, schenkt nieuwe levenskracht.' Ze staarden beiden naar het lijk. Het grijnsde onafgebroken.

Een enkel telefoontje naar de officier van dienst bracht de gerechtelijke meute op dreef. Ze waren er allen binnen een halfuur: politiechefs in alle gradaties, officieren van justitie, andere ambtenaren van het openbaar ministerie, leden van de rechterlijke macht, deskundigen. Ook Bram van Wieligen, de fotograaf, en Ben Kreuger van de Dactyloscopische Dienst waren er. Zij werkten.

In een mum van tijd was het smalle kamertje propvol. Alleen dokter Rusteloos, de oude patholoog-anatoom, zeer deskundig lijkensnijder, ontbrak nog. Maar hij was al op weg naar het sectielokaal.

De Cock stond wat terzijde, glimlachte vriendelijk tegen de heren en luisterde welwillend en met geveinsde aandacht naar de meest dwaze suggesties. Hij kende de leden van de meute en wist in welke plooi hij zijn gezicht moest houden. Terwijl de heren zich nog verdrongen, verschenen er twee ijzige broeders van de Geneeskundige Dienst. Ze wurmden zich zonder veel plichtplegingen door de opeengehoopte autoriteiten en bonden de oude Zorghdrager zwijgend op een brancard. De manier waarop zij daarna het lijk van de oude man langs steile trapjes manoeuvreerden, getuigde van een rijke ervaring en veel vakmanschap. De Cock gaf Vledder een wenk. Onopgemerkt verlieten ze het gewoel. Buitengekomen zoog De Cock zijn longen vol frisse lucht. Hij was blij dat hij weer op straat stond. De atmosfeer boven in het kleine kamertje was bepaald benauwend. Hij stak de weg over en liep naar de wallenkant. Daar bleef hij staan. Met zijn handen in de zakken van zijn broek, het voorhoofd vol diepe rimpels, keek hij over het troebele water naar de andere kant van de gracht. Achter de ramen van het studentenhuis zag hij vage schimmen, onherkenbaar van die afstand. 'Dispuut Hora ruit.'

Vledder stond naast hem. 'De tijd verstrijkt,' vertaalde hij. De Cock klemde zijn lippen op elkaar. 'Zo is het,' zei hij verbeten. 'We zullen de luitjes van het dispuut eens gaan vertellen dat ze naar een ander factotum moeten omzien.'

17

Student Van Gelder schudde triest het hoofd. 'Arme heer Zorghdrager… dood. Verschrikkelijk. Hij was zo'n vriendelijke en zorgzame oude baas. Het is gewoon niet te geloven. Wanneer is hij overleden?'

'Vannacht… denk ik. Wanneer hebt u hem voor het laatst gezien?'

'Gistermorgen, ja, om een uur of tien. Ik kwam hem beneden in de gang tegen. Hij vroeg of ik nog wat nodig had. Hij haalde altijd boodschappen, weet u. En als we wat nodig hadden..' De student zuchtte. 'Waaraan is de oude gestorven?' 'Vergiftiging.'

Van Gelder keek verbaasd op. 'Vergiftiging?'

De Cock grijnsde een beetje vals. 'Parathion… een insecticide.'

'Net als Delszsen.'

De Cock knikte traag. Vanonder zijn borstelige wenkbrauwen keek hij de student onderzoekend aan. 'En niet vrijwillig… niet als een grotesk protest tegen milieuvervuiling, maar omdat.. omdat hij iets van zijn jeugd dacht terug te vinden.' Johan van Gelder kleurde. 'Geen heroïsche zelfmoord, bedoelt u.' Hij glimlachte wat verlegen. 'Ik begrijp dat u en uw collega er niet in wilden geloven.'

De Cock ging op de rand van het bed in de kamer zitten. Hij schoof zijn oude hoedje wat naar achteren en keek omhoog. 'Waar is vriend Haverman?' 'Dat weet ik niet.'

De Cock gebaarde. 'We waren hiernaast in zijn kamer. Het leek ons toe dat hij vannacht niet thuis heeft geslapen.' Van Gelder liet zich in een oude rieten stoel zakken. 'Dat… eh, dat is ook zo,' zei hij weifelend. 'Wim Haverman is weg. Na die affaire met Van Duijn heb ik hem niet meer teruggezien.' 'Gevlucht?'

De student nam zijn bril af en bewasemde de glazen. 'Wat verwacht u dat ik antwoorden zal?'

De Cock sprong op. Zijn ogen schoten vuur. Zijn anders zo goedmoedig uiterlijk verstarde in toorn. 'De waarheid… verdomme… je denkt toch niet dat we opnieuw van plan zijn naar verhaaltjes van je te luisteren.' Hij greep de student bij zijn slobbertrui vast en trok hem omhoog. 'Nogmaals… waar is Haverman?'

Johan van Gelder zag bleek. De woedeuitval van De Cock had hem verrast. 'Ik… eh, ik weet het niet,' herhaalde hij wat beverig. 'Gelooft u mij… ik weet niet waar Wim Haverman is. Ik heb hem die nacht zien weggaan. Dat is alles. Hij leek mij nogal overstuur.' 'Hoezo?'

'Hij… eh, hij deed wat vreemd, vond ik, verward. Hij zei dat alles verkeerd was… fout. En dat ik de groeten moest doen aan de anderen.'

'En toen?'

'Toen ging hij weg.'

De Cock liet de student los. Hij liep naar de wand en bekeek de reproductie van een Renoir. Na een poosje draaide hij zich om. 'Parathion,' zei hij langzaam, 'is een insecticide… een snelwerkend, uiterst dodelijk vergif. U weet dat, meneer Van Gelder. Als toekomstig bioloog kent u de destructieve werking ervan op het organisme. U weet ook hoe eenvoudig het is het gif te bemachtigen… toe te dienen.' Hij kwam van de wand vandaan, traag, sloom. Voor de student bleef hij staan, wijdbeens, in een houding vol dreiging. 'Meneer Van Gelder… had u reden Alex Delszsen naar het leven te staan?'

De student keek naar hem op. Zijn onderlip trilde een beetje. 'En dacht u dat ik parathion zou gebruiken?' De Cock reageerde fel. Hij boog zich met een ruk naar voren. 'Dat is geen antwoord op mijn vraag,' siste hij. 'U moet…' Plotseling hield hij in. Zijn ogen draaiden weg. Hij had in de aangrenzende kamer een gerucht gehoord, een vaag geluid van schuivende voetstappen. Hij bracht zijn lippen bij het oor van Van Gelder en gebaarde in de richting vanwaar het geluid kwam. 'De kamer van Haverman?'

De student knikte. 'Daar is iemand,' hijgde hij. De Cock kwam langzaam uit zijn gebukte houding overeind en stapte de kamer uit. Vledder volgde voorzichtig. Op hun tenen slopen ze door de smalle gang. Voor de deur van de kamer van Haverman bleven ze staan en luisterden. Het geluid van voetstappen was nu duidelijk. Behoedzaam drukte De Cock de kruk omlaag. Even weifelde hij nog, toen duwde hij de deur met kracht open.

Midden in de kamer stond een jonge vrouw. Een koffer in haar hand. Een zonnestraal danste speels op het kastanjebruine haar. Ze staarde verbaasd naar de beide mannen in de deuropening. Het leek alsof de aanblik haar verlamde. Langzaam gleed de koffer uit haar hand, zakte met een plof op de vloer.

De grijze speurder glimlachte. 'Mijn naam is De Cock,' zei hij vriendelijk.

Vledder naast hem grijnsde breed. 'Met ceeooceekaa,' vulde hij aan. In zijn ogen twinkelde een lichte spot.

De Cock liep om haar heen, bewonderde haar frêle, bijna jongensachtige gestalte. Na de rondgang bleef hij voor haar staan en plooide zijn gezicht in een uitdrukking vol vriendelijke aandacht. 'Wie bent u?'

Ze trok haar hoofdje iets op en schudde het lange haar uit haar gezicht. Ze had zich duidelijk van de schok hersteld. De blik uit haar lichtbruine ogen was koel, bijna uitdagend. 'Ik ben Louise… Louise van Camerijk,' zei ze pittig. 'Loes voor mijn vrienden.'

De Cock glimlachte. 'U woont hier?' 'Nee.'

De grijze speurder veinsde verbazing. 'Kunt u ons dan een verklaring geven voor uw aanwezigheid in dit vertrek?' Ze aarzelde even, hield haar hoofd iets schuin. 'Kunnen,' zei ze langzaam, 'kunnen wel. Ik ben alleen niet van plan het te doen.'

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Dat lijkt mij niet verstandig. Als u mij geen verklaring geeft, zal ik uw aanwezigheid hier moeten interpreteren, begrijpt u. Ik zal dan zelf naar een verklaring moeten zoeken.'

Ze trok haar schoudertjes op. 'U gaat uw gang maar.' Het klonk nonchalant, onverschillig.