De Cock keek haar aan. 'Wie is Mannie?'
Ze glimlachte. 'Het is een scheldnaam.'
'Van wie?'
'Emanuel… Emanuel Shepherd,die zogenaamde vriend van Alex.'
De Cock peilde de uitdrukking op haar gezicht. 'Zogenaamde…? Was Shepherd volgens jou geen echte vriend van Alex?'
Zij grijnsde en schoof het haar uit haar gezicht. 'Hij is een gluiperd.'
De Cock maakte een grimas. 'Dat klinkt niet vleiend.' Ze snoof verachtelijk. 'Die viezerik… hij had me bijna gewurgd… greep me hier in huis bij de keel… alleen omdat ik Alex had verteld wat een stumperd hij was.' De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Shepherd… een stumperd?'
Ze zuchtte diep. Haar boezem deinde op en neer. 'Ach ja,' zei ze wat wrevelig, 'het was stom van me. Ik had er beter niets van kunnen zeggen.' Ze schudde haar hoofd en trok haar kamerjas wat vaster om haar lichaam. 'Het was stom… gewoon hartstikke stom.'
Ze zweeg even.'Kijk… zie je,' vervolgde ze aarzelend,'meisjes zoals ik… wij willen ook wel eens wat. Zo is het toch?' Ze reikte iets voorover en klapte met haar vlakke hand op de canapé van haar werkkamertje. 'Dit… zie je, dit hier is business. Dat doet je niks. Daar sta je zelf eigenlijk buiten.' Ze glimlachte wat verlegen. 'En, zo ik zei, je wilt toch zelf ook wel eens wat. Ik ben tenslotte een gezonde vrouw, nietwaar.'
Ze zuchtte opnieuw. 'Bij Alex kon dat. Hij had daar begrip voor. Hij wist dat ik "in het leven" zat. Het kon hem niets schelen.'
Ze staarde wat dromerig voor zich uit. Haar gedachten verwijlden in een zoet verleden. Na een poosje ging ze verder: Alex Delszsen stelde Shepherd aan mij voor. "Mijn vriend Emanuel," zei hij, "we noemen hem Mannie.'"
Ze grijnsde wat droevig. 'Ik zag direct, dat hij geen vriend was.'
'Hoezo?'
Ze maakte een wrevelig gebaartje. 'Hij was te vriendelijk… te overdreven vriendelijk. Hij was vies… vleierig… kruiperig… glibberig. Begrijp je, het was allemaal niet echt. Nee… het stonk.'
Ze greep van het ronde tafeltje voor haar een pakje ongebanderolleerde Chesterfields en stak er een op. Haar vingers trilden. 'Ik kreeg wel gelijk. Een paar dagen later loopt die vriendelijke Shepherd langs de gracht en ziet mij zitten, hier, achter het raam. Hij wist natuurlijk niet dat ik in het leven zat. Ik zag zijn gezicht… één groot vraagteken. Hij bleef even voor het raam staan en kwam toen binnen… een grijns op zijn gluiperige smoel. "Wat kost het," vroeg hij.' Ze snoof verachtelijk. "Wat kost het…" ja, dat vroeg hij… de viezerik.'
Ze deed een felle haal aan haar sigaret. 'Ik had hem eruit moeten gooien… dat had ik moeten doen. Ik had hem moeten zeggen dat hij een deur verder moest gaan. Dat hij…' Ze maakte haar zin niet af. 'Je deed het niet,' zei De Cock gelaten. Ze schudde haar hoofd. 'Nee… ik noemde een gek hoog bedrag. Ik dacht: dat schrikt hem wel af. Maar hij haalde met een stalen gezicht zijn portefeuille tevoorschijn en legde het geld hier voor mij op het tafeltje.' 'En?'
Ze lachte wat vals… een blik van triomf in haar ogen. 'Het werd geen succes. Toen het erop aankwam, kon hij er niets van.' Ze grinnikte. 'Je had hem moeten zien, het jochie… Emanuel. Hij stond daar met een rood hoofd, halfnaakt, te schutteren in zijn onderbroek. De stumperd.' Al haar verachting lag in dat ene woord. 'Stumperd… ik heb me rot gelachen. Met zijn staart tussen zijn benen is hij vertrokken. Zijn poen heb ik hem nagegooid.'
De Cock keek haar onderzoekend aan. 'En dat heb je Alex verteld?'
'Ja.'
'En Alex?'
Ze trok haar linkerschouder op. 'Hij zal het wel hebben doorverteld, want een dag daarna kwam Shepherd als een halve gek hier binnenstuiven en wilde me vermoorden.' De Cock knikte traag. 'Vind je het gek?' 'Wat bedoel je?'
'Dat die jongen je wilde wurgen.'
Ze doofde haar sigaret in de asbak en keek langzaam op, haar felgroene ogen versluierd, haar mond halfopen. 'Nee,' zei ze zacht, hijgend, 'een man mag je niet dodelijk vernederen.'
De Cock nam afscheid en liep terug naar de deur. 'Zorg dat je vanavond om half elf aan de Kit bent.' 'Ik?' reageerde ze verwonderd. 'Ja.'
'Waarom?'
'Ik wil je verklaring op papier laten stellen. Bovendien heb ik nog een paar vragen over koffie.'
'Koffie?'
De Cock knikte ernstig. 'Nog op de dag van zijn dood was jij bij Alex Delszsen op bezoek en maakte koffie voor hem klaar. Herinner je je? Beneden in de keuken.' Er kwam een wilde blik in haar ogen. 'Nou en?' De Cock zuchtte. 'Koffie met veel suiker… het is niet zo moeilijk daar wat vergif door te mengen.' Hij pauzeerde even voor het effect. 'Je wist toch dat het de laatste keer was… Alex had een andere vlam.'
20
Het wilde gekrijs van Ella Rosseling klonk hem nog in de oren. Trilde na. Hij gordde met trage bewegingen zijn oude regenjas vast en zette zijn verfomfaaid hoedje op zijn grijze hoofd.
Buiten viel de regen nog steeds uit een inktzwarte hemel. Alles was nat, klam, mistroostig. De keitjes van de gracht glommen in het schaarse licht van de straatlantaarns. De bomen dropen.
Met zijn handen diep in de zakken stapte De Cock voort, de kraag omhoog, het hoedje vlak boven zijn ogen. Waarheen? Hij wist het niet. Door zijn hoofd tolden duizenden gedachten. Hij voelde zich wat vreemd, opgewonden, gespannen. En wist niet waarom. Hij schoof de mouw van zijn regenjas iets omhoog en keek op zijn horloge. De wijzers in een kring van cijfertjes straalden hem fosforescerend tegemoet. Negen uur, las hij. Hij had nog ruim een uur. Dan kwamen Louise van Camerijk en Wim Haverman. Dan zouden ook Ernst Kluffert en zijn zuster er zijn. En dan had hij nog een halfuur voordat zij er was… Ella Rosseling, de kat. Hij sjokte voort. Wat ging die meid tekeer. Fel, wild. De reflectie van haar fosforgroene ogen… Ineens bleef hij staan, midden op de gracht, stijf, onbeweeglijk, als gevangen in een straal… een onzichtbare bliksemschicht, die alle beweging in hem versteende. Een standbeeld in de regen. Het duurde niet lang. Al na een paar seconden ontstolde het beeld en stapte hij verder, traag, waggelend, in die zacht deinende cadans… zo typisch voor De Cock.
Op de hoek van de Oude Zijds Voorburgwal en de Lange Niezel keek hij opnieuw op zijn horloge. De groenig oplichtende wijzers en cijfertjes intrigeerden hem bovenmatig. Hij bezag ze met een haast kinderlijk plezier. Om zijn mond krulde een glimlach en in zijn grijze ogen twinkelden kleine, vrolijke pretlichtjes.
Brigadier Bijkerk lachte, toen hij De Cock druipnat zijn domein zag binnenstappen. 'Dat begrijp ik niet,' zei hij hoofdschuddend, 'dat jij je als ouwe rot nog laat natregenen.' De Cock sloeg zijn hoedje uit. De druppels kletsten tegen de muur. Met een zakdoek veegde hij zijn nek droog. 'Is Vledder al terug?'
'Ik heb hem nog niet gezien.'
De Cock peinsde even. 'Heb je Van Dijk in de wacht?' 'Welke Van Dijk. Ik heb er drie.' 'Robert Antoine.'
De brigges raadpleegde zijn dienstboek. 'Hij moet er zijn. Hij zal wel ergens rondhangen. Zijn dienst eindigt pas om twee uur.'
'Dat komt goed uit. Als je hem ziet, stuur hem naar mij toe. Ik zit boven.'
De Cock wipte de beide trappen op naar de recherchekamer. Het ging kwiek… opmerkelijk kwiek voor zijn doen, met twee en drie treden tegelijk. Van zijn pijnlijke voeten was niets meer te merken. Boven knipte hij alle tl's aan en hing zijn kleddernatte regenjas aan de kapstok. Vandaar overzag hij peinzend het slagveld van stalen bureaus en schrijfmachines onder hoezen. Hij overdacht hoe de kamer er straks zou uitzien als hij zijn séance hield. Hij grijnsde breed. Het kon een mooie vertoning worden. Hij hoorde voetstappen in de gang. Even daarna ging de deur open en Robert Antoine van Dijk stapte binnen. Hij zag er keurig uit in een donkerblauw pak, zwarte schoenen en een parelgrijze das.
De Cock keek hem verwonderd aan. 'Heb je feest?' De jonge rechercheur knikte. 'Mijn trouwdag… we vieren het ieder jaar… mijn vrouw en ik.' 'In dat pak?'