Выбрать главу

Hij glimlachte wat verlegen. 'Het hoort erbij. Mijn vrouw blijft op. Als ik straks om twee uur van de dienst kom… hebben we nog een klein onderonsje samen. Een wijntje, een hapje… bij kaarslicht. Het is een soort traditie.' 'Hoe lang al?'

'Twee jaar… we zijn vandaag twee jaar getrouwd.'

De Cock keek hem aan. Hij wreef zich achter in de nek en vroeg zich af hoe de traditie er na vijfentwintig jaar zou uitzien. 'Ik hoop dat het vanavond niet te lang gaat duren. Ik wil je… eh, traditie niet in gevaar brengen.' 'Wat moet ik doen?'

De Cock ging achter zijn bureau zitten. 'Zoals je weet,' begon hij, 'ben ik bezig met een gifmoord op een jonge student. Iemand heeft het tonicum, dat de jongeman als medicijn gebruikte, vermengd met parathion. Dit gif is bij een onderzoek in het studentenhuis waar het slachtoffer woonde, niet teruggevonden. Het moet er uiteraard wel zijn geweest. Nu heeft het geen zin om je alle bijzonderheden over deze moord te vertellen. Je hebt dat ook niet nodig. Wat je moet doen is het volgende. Je vraagt beneden aan de brigadier een collega in uniform mee en rijdt met ons Volkswagenbusje naar het studentenhuis aan de Brouwersgracht. Je zet het busje pal voor de ingang neer. Dan kom je met veel bravour binnen en zegt dat je in opdracht van mij. De Cock, alle heren van het dispuut komt afhalen voor een bijeenkomst hier in de recherchekamer van het politiebureau aan de Warmoesstraat. Ik zal je een notitie geven met de namen van de studenten, die je moet hebben.' Hij zette een vel papier in de schrijfmachine voor hem en typte de namen zorgvuldig uit. 'De mogelijkheid bestaat dat de student Kluffert er niet meer is. En van student Haverman weet ik dat je hem zeker niet zult treffen. Maar dat is niet erg. Je vraagt wel naar hen. En als men in het dispuut zegt dat ze er niet zijn, schrap je ze eenvoudig van je lijstje. Overigens zorg je ervoor dat ze allen meekomen. Je laat niemand… luister goed… niemand in het huis achter. Begrepen?' 'Volkomen.'

De Cock zuchtte. 'Ik geloof niet dat ze zo zonder meer met je mee zullen gaan. Het zou mij sterk verbazen als het anders was. De heren zullen wel bedenkingen hebben. Uitvluchten. Maar je laat je niet van de wijs brengen. Je laat je niet bepraten. Onder geen voorwaarde. Je toont je welwillend, maar houdt het been strak. Hoe dan ook… je brengt alle bewoners hier. Zonder geweld natuurlijk. Er mag geen narigheid uit voortvloeien. Dan krijgen we beiden de grootste last. Je optreden daar is niet helemaal legaal, begrijp je. We kunnen wettelijk nergens op terugvallen. Ik vertrouw gewoon op je handigheid.'

Robert Antoine van Dijk knikte met een ernstig gezicht. 'Ik zal mijn best doen,' zei hij simpel.

De Cock stak zijn wijsvinger omhoog. 'En dan is er nog iets. En dat is heel belangrijk. Je vertelt aan de heren studenten… vergeet dit vooral niet… dat ik de bijeenkomst hier in de Warmoesstraat heb belegd, omdat het studentenhuis toch tijdelijk ontruimd moet worden in verband met de doorlichting.'

Robert Antoine keek verbaasd op. 'Doorlichting, zei je?' De Cock knikte nadrukkelijk. 'Dat zei ik… doorlichting. Vermoedelijk zullen de heren wel vragen wat voor een doorlichting dat is.' 'En dan?'

'Dan zeg je heel simpel dat je het niet weet.'

De jonge rechercheur glimlachte wat verlegen. 'Ik wéét het ook niet.'

De Cock grinnikte. 'Mooi,' zei hij gelaten, 'dat is goed. Dan hoefje ook niet te liegen.'

Van Dijk keek hem niet-begrijpend aan. 'Ma… maar,' begon hij stotterend.

De Cock stak afwerend een hand op. 'Niets te maren,' zei hij wat geprikkeld. 'Ik zal het je later allemaal wel uitleggen. Dat beloof ik je. Ga nu maar op pad. De tijd dringt. Zorg dat je zo tegen half elf met de schare hier bent.' 'Het komt in orde.' Robert Antoine vertrok. De Cock keek hem na en hoopte dat het zou lukken.

Leunend tegen de voorkant van zijn bureau liet De Cock zijn blik langs de kring van aanwezigen glijden. Daar zaten ze dan, de luitjes van het dispuut… het macabere moorddispuut… Willem Jacob Haverman… Johan van Gelder… Emanuel Archibald Shepherd… Ernst Kluffert… Hendrik Jan van Marle… onwennig, onrustig, op ongemakkelijke stalen bureaustoelen. Haverman en Shepherd gewild nonchalant, de benen over elkaar geslagen. Van Gelder iets voorover gebogen, aandachtig, geïnteresseerd. Kluffert en Van Marle rechtop, bleek, zichtbaar gespannen. Opzij, eenzaam, nerveus trekkend aan haar sigaret, zat Louise van Camerijk, haar donkergroene ogen rood omrand. Niet ver van het raam, naast een opgewekte Robert Antoine, zat de blonde Ria Kluffert, stoer, ongenaakbaar als een lijfelijke Lorelei. Ze staarde boosaardig naar de jonge Vledder, die haar zonder veel plichtplegingen naar de Warmoesstraat had gesleept. Achter de rij studenten, leunend tegen de muur, opzichtig, uitdagend, stond Ella Rosseling, veruit de kleurrijkste van het gezelschap.

De Cocks aanvankelijke plan om vooraf een verhelderend gesprek tussen broer en zus Kluffert aan te moedigen, had hij noodgedwongen moeten laten varen. Ria Kluffert had halsstarrig haar medewerking geweigerd. Ze wilde onder geen beding een confrontatie met haar autoritaire broer en weigerde met Vledder mee te gaan. Uiteindelijk… zeer tot zijn spijt, had Vledder zijn verzoek met enig vertoon van manlijke kracht moeten onderstrepen. Dat had nogal tijd gekost. Voor hij met haar aan het politiebureau verscheen, had Robert Antoine zijn schare al, compleet met Kluffert, bekwaam aan De Cock afgeleverd. Voor een onderonsje vooraf was toen geen tijd meer.

De Cock overwoog of er nog iets mis kon gaan, of hij misschien nog ergens een regiefout had gemaakt. Hij liet in zijn gedachten nog snel alle facetten de revue passeren, maar kon geen lacunes ontdekken. Toch voelde hij zich niet helemaal zeker. Er waren altijd factoren die niet vooruit te berekenen waren, eenvoudig omdat de menselijke emotie niet in wetten of formules is te vangen. Ze vormt het onzekere element in elk onderzoek. En het vreemde was… juist op die emotie, dat onzekere, speculeerde hij.

Het mocht niet mislukken. Het zou voor het onderzoek fataal zijn. Er mocht niets scheef gaan. Hij had nu eenmaal alles op één kaart gezet. Vledder las een grijns op het verder zo onaangedane gezicht van De Cock. Hij begreep dat zijn oude leermeester de ontknoping van het raadsel in de ene hand had, dat hier in de recherchekamer, binnen de muren van het aloude politiebureau, de moordenaar of moordenares van Alex Delszsen aanwezig was. Wie? Wist De Cock het? Hoe… hoe wist hij het dan?

Opnieuw maakte zich een lichte wrevel van hem meester. En weer, zoals eigenlijk steeds bij dergelijke zaken, had hij het afschuwelijke gevoel buiten het feitelijke onderzoek te staan, niet meer te zijn dan een toeschouwer van nabij. Verdomme nog aan toe, leerde hij het nooit? Hoe lang moest hij nog aan de hand van zijn oude leermeester lopen, voordat hij er iets van begreep?

'Het wordt zo langzamerhand tijd dat u ons opening van zaken geeft.' Willem Jacob Haverman was opgestaan en gebaarde met de brede armzwaai van een toekomstig strafpleiter. 'Ik ben hier al bijna een uur. U kunt ons hier niet ongelimiteerd vasthouden.'

De Cock lachte hem beminnelijk toe. 'Nee, meneer Haverman.' Zijn stem klonk uitermate vriendelijk. 'Dat kan ik inderdaad niet. Ik heb u allen hier alleen laten komen, omdat het huis aan de Brouwersgracht toch doorgelicht moet worden en waarom zou u die tijd niet benutten om samen met mij te disputeren over moord? Het onderwerp — zo weet ik — heeft uw bijzondere belangstelling.' Haverman liet zich op zijn stoel terugvallen. 'We zullen deze bijeenkomst openen met het inachtnemen van twee minuten stilte ter nagedachtenis aan de beide slachtoffers,' zo begon De Cock. 'Het is mede ter wille van hen, dat wij allen hier zijn.'

Hij boog het grijze hoofd en zweeg. Onderwijl overwoog hij of zijn start goed was geweest, dramatisch genoeg om de juiste sfeer te scheppen. Toen twee minuten waren verstreken, keek hij op. 'Het is,' zo ging hij verder, 'niet mijn gewoonte om in een soort beladen slotscène, te midden van een uitgebreide kring van belangstellenden, de oplossing van moord te openbaren. Ik ben niet zo extravert. Ik houd doorgaans niet van dergelijke vertoningen, maar de omstandigheden dwongen mij min of meer. Bovendien leek het mij dienstig om op deze wijze een eind te maken aan een reeks disputen die u al over dit onderwerp hebt gehouden. Men zou deze bijeenkomst zonder bezwaar de epiloog van moord kunnen noemen.' Hij aarzelde even, plukte nadenkend aan zijn dikke onderlip. 'Of misschien is het Latijnse dura lex, sed lex… de wet is hard, maar het is nu eenmaal de wet… een betere titel?'