Выбрать главу

Haar uitgestoken hand wees naar Shepherd.

'En vertel eens,' ging De Cock verder, 'hoe heb je hem leren kennen?'

Alex stelde hem aan mij voor.'

'Juist… en toen?'

Ze haalde wat onwillig haar schouders op. 'Toen… eh, toen niets.' De Cock glimlachte haar toe. 'Kom, kom,' zei hij bemoedigend, 'hij kwam je toch een paar dagen later een voorstel doen?' 'Een voorstel?'

'Ja, hij bood je toch geld voor bepaalde gunsten. Ik bedoel… hij wenste toch gebruik te maken van jouw… eh, bekoorlijkheden?'

Ella Rosseling grinnikte. 'O, bedoelt u dat… ja, dat wilde hij.'

De Cock grijnsde zijn gemeenste grijns. 'En zullen we de aanwezigen hier nu eens uitgebreid vertellen hoe… eh, hoe dat in zijn werk ging?'

Shepherd kwam overeind, langzaam, zijn gezicht zag asgrauw. Zijn brede neusvleugels trilden. 'Nee… ' brulde hij, 'nee, dat zul je niet… dat zul je niet.'

Hij sprong op Ella Rosseling toe. Zijn armen gestrekt. Zijn lange vingers tot klauwen gebogen. In zijn donkere ogen blonk haat, felle haat en moordlust. Ella deinsde achteruit en gilde.

Plotseling rinkelde de telefoon, luid, doordringend, overstemde het gegil. Het deed Shepherd verkrampen. Als verstijfd bleef hij staan, zijn mond halfopen, zijn armen nog steeds gestrekt. De Cock nam de hoorn op en luisterde. De intense spanning lag op alle gezichten. Kluffert kauwde nerveus op zijn onderlip. Van Marle plukte aan zijn haar. Het ontging De Cock. Hij hield zijn blik strak gericht op de halfgebogen gestalte voor hem. Hij registreerde iedere beweging, elke trilling van de spieren van de man van wie hij wist dat hij tot een moord in staat was. Zonder een woord te hebben gezegd, legde hij na een paar seconden de hoorn terug op het toestel. 'Emanuel Shepherd,' zei hij zacht, 'het is tijd voor een bekentenis.'

21

Toen Emanuel Archibald Shepherd tussen twee levensgrote dienders was weggeleid, liet De Cock het hoofd op zijn bureau zakken. Hij was moe, intens moe, afgetobd, leeg. Het laatste verhoor had alles uit hem geperst, zijn reserves aangetast. Hij voelde dat de jaren zich deden gelden. Hij was geen dertig meer, toen alles nog vanzelf ging. Hij richtte zich weer op en keek in de jonge gezichten van Vledder en Van Dijk. Hij las in hun ogen bewondering, pure bewondering. Het deed hem goed, maar het kon zijn moeheid niet verdrijven. 'Je hebt de bekentenis van Shepherd aangehoord,' zei hij loom tegen Vledder. 'Je kunt nu alles op papier zetten. Maak de zaak maar verder af.' Hij trok zich moeizaam overeind en waggelde naar de kapstok. 'Ik ga naar huis.' Hij zette zijn oude hoedje op het stugge grijze haar en greep naar zijn regenjas. 'Ik ben het zat.'

Robert Antoine schoot haastig toe en nam de jas weg. 'Nee,' zei hij hoofdschuddend, 'dat is niet eerlijk. Zo kom je er bij ons niet van af.'

De Cock keek hem aan. 'Je vrouw wacht bij kaarslicht.' De jonge rechercheur glimlachte. 'Dan wacht ze nog maar even.' Hij monsterde het gegroefde gezicht van De Cock. 'Ik zal beneden een kop koffie voor je bestellen. Je hebt het nodig. Ik zie het. Maar voor ik wegga, zul je mij een paar vragen moeten beantwoorden.'

De oude rechercheur grinnikte. 'Ben ik verdachte?' Robert Antoine greep de telefoon en vroeg om koffie. De Cock hing zijn hoedje weer op de kapstok en maakte een hulpeloos gebaar. 'Vooruit dan maar,' verzuchtte hij, 'jullie hebben ook eigenlijk wel recht op enige opheldering.' Hij liet zich weer in zijn stoel achter zijn bureau zakken. 'Help me even herinneren dat we morgen direct even bij Van der Duijn langs lopen. Hij moet weten dat niet Haverman, zoals hij dacht, maar Shepherd hem de steekwond toebracht.'

Vledder kneep zijn lippen op elkaar. 'En dat alleen,' zei hij bitter, 'omdat Van der Duijn hem met de fles tonicum had zien lopen.'

Een vriendelijke collega in uniform kwam binnen met een blaadje waarop drie koppen dampende koffie. De Cock keek de man wat verstrooid aan. Hij kende de meeste agenten van het bureau wel van gezicht, maar kon niet altijd de daarbij passende namen vinden. 'Kraaijenbrink…?' vroeg hij wat aarzelend.

De agent knikte en zette de koffie voor hem neer. 'Jij bracht toch zo ongeveer een week geleden een dronken man binnen? Een man die later vergiftigd bleek?' De agent knikte. 'Dat was ik. Met De Vries.' De Cock lachte hem vriendelijk toe. 'Het gaat zo wel eens in de drukte verloren,' zei hij verontschuldigend, 'maar ik maak je mijn compliment. Het was een heel goed rapport, dat jullie nadien over die affaire hebt opgemaakt. Heel goed. Je kunt dat van mij ook aan De Vries zeggen. Het was zo goed, dat ik daardoor uiteindelijk de moordenaar van Alex Delszsen heb kunnen ontmaskeren.' Agent Kraaijenbrink kleurde onder het gewicht van zoveel lof en verliet haastig de recherchekamer. Vledder keek De Cock verwonderd aan. 'Wat is dat nu voor hokus pokus,' riep hij wat kriegel. 'Ik heb dat rapport van Kraaijenbrink en De Vries ettelijke malen gelezen en herlezen. Ik heb er nooit iets bijzonders in kunnen ontdekken.' De Cock gebaarde in zijn richting. 'Wat waren de laatste woorden van Alex Delszsen?' 'Zijn laatste woorden…?' 'Ja.'

'Delszsen heeft niets zinnigs meer gezegd. Hij raaskalde maar wat.'

De Cock schudde zijn hoofd. 'Dat staat zo niet in het rapport,' zei hij bestraffend. 'Daar staat geen raaskallen. Daar staat heel duidelijk Raskol… en daarna nog eens… Raskol.' Vledder keek hem niet-begrijpend aan. 'Nou… en wat zou dat?'

De Cock ging rustig verder. 'Dat zou zo veel, dat Alex Delszsen daarmee probeerde de naam van zijn moordenaar te noemen.'

Vledder schudde vertwijfeld het hoofd. 'Maar dat is Shepherd,' riep hij.

De Cock knikte. 'Heel juist, dat weten we nu. Maar je moet de laatste woorden van Delszsen bezien in het licht van hetgeen eraan voorafging. Delszsen realiseerde zich pas kort voor zijn dood, dat hij was vergiftigd, anders gezegd… vermoord. In het studentendispuut waren de laatste dagen heftige debatten over moord gevoerd. Delszsen had in die debatten een groot aandeel. Het lag dus voor de hand dat zijn laatste gedachten verband hielden met die disputen en de diverse meningen die daarbij waren geponeerd. Als Alex Delszsen niet zo intelligent was geweest, had hij de agenten de naam Shepherd genoemd. Maar Alex' brein werkte veel sneller… zocht naar het verband en kwam toen tot Raskolnikow… een naam die hij jammer genoeg niet meer in zijn geheel vermocht uit te spreken. Hij kwam in zijn laatste momenten niet verder dan Raskol…'

De Cock keek in het jonge gezicht van Vledder en zag dat hij het nog niet begreep. 'Raskolnikow,' zei hij zuchtend, 'is de naam van de jonge student uit de roman Schuld en Boete van Dostojewski, die een oude geldschietster vermoordt.' Het gezicht van Vledder klaarde op. 'Ja,' hijgde hij, 'ja, nu herinner ik mij weer iets. Shepherd verdedigde die moord, is het niet?'

De Cock schudde het hoofd. 'Niet precies. Hij memoreerde de moord als voorbeeld. Begrijp je, zijn voorbeeld. Je moet de roman Schuld en Boete maar eens lezen. Voor Shepherd was er niet zoveel verschil tussen Raskolnikow en hemzelf… tussen Delszsen en de oude geldschietster. Shepherd stond zwaar bij de rijke Delszsen in de schuld. Jullie hebt zijn bekentenis gehoord. Net als Raskolnikow inSchuld en Boete achtte Shepherd de eeuwige student Delszsen… die intelligent genoeg was, maar eenvoudigweg weigerde om af te studeren… een onnutte schakel in de maatschappij, begrijp je, te vergelijken met de geldschietster en woekeraarster uit de roman van Dostojewski. Delszsen moet in zijn laatste ogen-blikken dat alles in een flits hebben begrepen. Daarom, zie je, daarom was de typering die hij van zijn moordenaar wilde geven, zo raak, zo treffend.'

Vledder knikte peinzend. 'Raskolnikow… jij wist het dus allang.'

De Cock wreef met zijn hand langs zijn gezicht. 'Ja, na ons gesprek met de student Van Marle. Vanaf dat moment wist ik vrijwel zeker wie van de studenten Alex Delszsen had vermoord. Ik wist alleen niet hoe ik Shepherd tot een bekentenis kon brengen. Het bewijs was bijna niet te leveren.' Robert Antoine keek hem verbaasd aan. 'En de doorlichting dan?'