De Cock trok een vies gezicht. 'Rot spul,' bromde hij. Drs. Eskes zuchtte diep. 'Dat kan je gerust zeggen. Rot spul. Tweehonderdvijftig milligram is al een letale… dodelijke dosis. En dan te bedenken dat dit uiterst gevaarlijke vergif in duizenden, ja, misschien wel in tienduizenden gezinnen voorhanden is. Hele literflessen vol. In de regel staat het zomaar open en bloot in het gootsteenkastje of buiten in het schuurtje, waar eenieder bij kan. Het is gewoon een griezelig idee.'
Een tijdlang zwegen beiden.
De Cock streek met zijn hand langs zijn brede kin en staarde naar de rooksliertjes die van zijn sigaret langzaam naar de zoldering dreven. 'Parathion,' zei hij peinzend, 'een beetje ongewoon. Ik bedoel… ongewoon voor de grote stad. Ik ben het in Amsterdam nog nooit tegengekomen.' De politiedeskundige schudde het hoofd. 'Nee,' zei hij bedachtzaam, 'nee. Ik kan mij tenminste geen Amsterdams geval herinneren.' Om zijn lippen speelde een fijn glimlachje. 'Het is ook een land- en tuinbouwvergif en de Amsterdammer is nu eenmaal niet zo agrarisch ingesteld. Maar buiten, op het platteland gebeuren er nog wel eens ongelukken mee. Je behoeft er de krantenverslagen maar op na te lezen. Het is ook voor moord dikwijls gebruikt. Het werkt snel.' De Cock keek op. 'Hoe snel?'
Drs. Eskes gebaarde voor zich uit. 'Tja, dat is wat moeilijk te zeggen. Dat kan zijn van een aantal minuten tot een aantal uren. Het hangt van een stel factoren af.' 'Welke?'
De politiedeskundige plukte aan zijn onderlip. 'De hoeveelheid van het toegebrachte vergif speelt natuurlijk een belangrijke rol. De weerstand van het slachtoffer. Zijn lichamelijke toestand. En dan… ook belangrijk: wat heeft het slachtoffer gegeten en/of gedronken kort voor- en nadat het gif werd toegediend. Sommige voedingsmiddelen en dranken werken vertragend. Andere hebben een stimulerende werking… bijvoorbeeld alcohol.' De Cock knikte begrijpend.
'Had Alex Delszsen alcohol in zijn bloed? De brigadier en de beide agenten zijn ervan overtuigd een dranklucht te hebben waargenomen.'
Drs. Eskes tastte de stapels papieren op zijn bureau af. 'Ja,' zei hij knikkend, 'er was alcohol. Ik moet mijn aantekeningen hier nog ergens hebben liggen.' Hij deed een greep in een van de laden van zijn bureau. 'Hier heb ik het. Het is 0,65 promille.' 'En dat betekent?' 'Twee à drie borrels.'
De Cock streek met zijn hand door zijn haar. 'Dat is niet veel.'
Drs. Eskes schudde het hoofd. 'Nee. Maar we kunnen toch wel aannemen dat bij Alex Delszsen de parathion snel heeft gewerkt. De alcohol werkte stimulerend… zorgde voor een snelle opname van het gif in het bloed.' De Cock kauwde op zijn onderlip. 'Zou het mogelijk zijn een soort tijdschema op te stellen?'
De politiedeskundige trok een bedenkelijk gezicht. 'Ik zou je aanraden met de tijd erg voorzichtig te zijn. Je kunt er weinig staat op maken. Je weet bijvoorbeeld niet eens het tijdstip van overlijden. Ja… ergens tussen acht uur 's avonds en één uur 's nachts. Maar dat is dan ook alles. Wanneer je zou willen terugwerken tot het tijdstip van het toedienen van het gif, mag je wel met een hele ruime marge rekening houden, wil je tenminste niet voor onaangename verrassingen komen te staan.'
De Cock schudde geërgerd het hoofd. 'Verdomde gifmoorden,' riep hij kwaad. 'Het is maar gelukkig dat ze zo weinig voorkomen.'
Drs. Eskes kwam moeizaam uit zijn stoel overeind. Hij liep naar het raam en keek over de daken van de oude stad. 'Ik geloof,' zei hij traag, nadenkend, 'dat we daar erg voorzichtig mee moeten zijn.' 'Hoe bedoel je?'
De politiedeskundige gebaarde naar buiten. 'Weet je,' zei hij aarzelend, 'ik geloof dat wij politiemensen er geen flauw idee van hebben hoe groot het aantal gifmoorden in werkelijkheid is.'
De Cock haalde zijn schouders op. 'Och wat,' zei hij nonchalant, 'zoveel zijn het er niet. Wat hebben we in ons lieve landje nu voor gifmoorden? Ze komen sporadisch voor. Ik schat alles bij elkaar hoogstens een of twee per jaar.' Drs. Eskes draaide zich van het raam af. Zijn gezicht stond ernstig. 'Volgens de statistieken heb je gelijk. Dan valt het ook wel mee. Niets om je druk over te maken.' Hij stak waarschuwend een vinger omhoog. 'Maar bedenk dat in de statistieken alleen die gifmoorden zijn opgenomen die openbaar zijn geworden, waarbij op het slachtoffer sectie is verricht, gevolgd door een toxicologisch onderzoek. Maar van die andere gevallen weten we niets.' De Cock keek de politiedeskundige niet-begrijpend aan. 'Ik kan je redenering niet helemaal volgen,' zei hij verwonderd. 'Natuurlijk weten we niets van die andere gevallen. We kennen uiteraard alleen de gifmoorden die uitkomen. De rest blijft voor ons verborgen. Dat is… dat is bij alle misdrijven zo. Er is altijd eenmissing link, een percentage verscholen feiten.'
Drs. Eskes knikte heftig. 'Juist,' zei hij met opgestoken vinger,'heel juist… en juist dat percentage verscholen gifmoorden schat ik bijzonder hoog.'
De Cock trok rimpels in zijn voorhoofd. 'Je bedoelt,' zei hij met een zweem van achterdocht, 'dat er volgens jou een groot aantal mensen dood-ge-moe-de-reerd onder de groene zoden wordt gestopt, zomaar, zonder dat er ooit politie of justitie aan te pas komt, terwijl… terwijl ze in feite zijn vermoord?'
De politiedeskundige lachte. 'Doodgemoedereerd,' zei hij fijntjes,'is een understatement, maar zo bedoel ik het inderdaad.' De Cock grinnikte wat schaapachtig. 'Ma… maar,' stamelde hij, 'dat is toch te gek. Hoe kom je in godsnaam op die dwaze gedachte?'
Drs. Eskes schudde het hoofd. 'Het is geen dwaze gedachte. Het is helemaal niet dwaas. Het is een simpele en volgens mij volkomen gerechtvaardigde conclusie.' Hij ging weer achter zijn bureau zitten en gebaarde naar de De Cock. 'Ik ga uit van het aantal pogingen.' 'Pogingen?'
Drs. Eskes knikte. 'Het aantal bekend geworden pogingen tot vergiftiging ligt namelijk vrij hoog. Je zou er gewoon van schrikken als je wist hoe vaak er geprobeerd wordt iemand door middel van vergif om het leven te brengen. En dat is niet alleen in Nederland zo, maar vrijwel overal in de wereld waar een criminele statistiek wordt bijgehouden.' De politiedeskundige ging er eens goed voor zitten. 'Bij een "poging" tot vergiftiging is de moordaanslag dus niet gelukt… nog niet. Hij werd op tijd ontdekt. Hoe ontstaat de ontdekking? Met andere woorden… hoe komt zo'n poging aan het licht? Wel, het object, het slachtoffer voelt zich niet prettig en gaat naar de dokter. In sommige gevallen zal het slachtoffer zelf het vermoeden opperen dat er sprake is van vergiftiging, in andere gevallen zal een oplettende arts de verschijnselen onderkennen. Maar hoe dan ook, het is altijd het slachtoffer zelf die het onderzoek, het criminele onderzoek op gang helpt.' Hij pauzeerde even. 'Maar wat gebeurt er als het slachtoffer niet meer in staat is om te spreken, met andere woorden… als de poging tot vergiftiging is gelukt?' De heer Eskes grijnsde breed. 'Dan, mijn beste vriend, kraait er geen haan naar… zelfs geen De Cock.' De Cock glimlachte om de woordspeling. 'Toch geloof ik,' zei hij ernstig, 'dat je de zaak te simpel voorstelt. Zo eenvoudig is een gifmoord nu ook weer niet. Je zult eerst vergif moeten bemachtigen en dan het slachtoffer om de tuin leiden. Vrijwillig neemt hij geen vergif in. En als dat allemaal lukt, komt er toch altijd een dokter voor de doodschouw. Wanneer een van zijn patiënten vrij plotseling sterft, ik bedoel zonder een voorafgaande ziekte, zal hij niet zo gemakkelijk een verklaring van overlijden afgeven. Bij de geringste twijfel wordt toch al een sectie verricht.' Hij zuchtte diep. 'Maar je hebt gelijk… het is zaak om voorzichtig te zijn. Een goed opgezette gifmoord blijft gemakkelijk onopgemerkt.'
De politiedeskundige staarde voor zich uit. 'Het is om te huiveren,' zei hij zacht.
Een tijdlang zwegen beiden. Ineens verscheen er op het vriendelijke gelaat van drs. Eskes een zoete glimlach. 'Weet je, De Cock,' zei hij gnuivend, 'ik moet bij vergiftiging altijd denken aan Arsenicum en oude kant, dat toneelstuk waarin twee schattige oude dametjes heel genoeglijk een dozijn argeloze eenzame mannetjes om zeep helpen. Kostelijk. En dan niet te vergeten onze eigen vaderlandse Goede Mie, de zo zorgzame Leidse gifmengster, die terwille van een paar verzekeringspenningen een vijftal families compleet uitroeide. Ze werd Goede Mie genoemd, omdat ze zo zorgzaam, lief en vriendelijk was. In het buurtje waar ze moordend rondging, gold ze als een engel der weldaad.' De politiedeskundige bracht zijn wijsvinger voor zijn neus. 'Kijk, De Cock, dat is juist zo merkwaardig, zo opvallend… de luitjes die voor hun moorden vergif gebruiken, hebben heel vaak een vriendelijk masker.'