Emanuel Archibald Shepherd trok zijn neus iets op en grinnikte. Het klonk niet prettig.
'Vergiftigd nog wel,' sprak hij geforceerd ongelovig. 'Een dwaze veronderstelling… mag ik wel zeggen.'
'Dwaas?'
Student Shepherd stak beide armen omhoog in een theatraal gebaar vol ongeduld. 'Natuurlijk,' riep hij hartstochtelijk, 'volkomen dwaas. Waarom zou Alex Delszsen zijn vermoord? En wie zou dat gedaan moeten hebben? Ik bedoel maar… een moord veronderstelt toch ook een moordenaar.' Vledder knikte. 'Dat is juist,' antwoordde hij rustig. 'U hebt gelijk. Bij een moord zijn er altijd twee. Kaïn sloeg Abel. Het is van den beginne af zo geweest.' Hij pauzeerde even, glimlachte wat hautain. 'Alleen vroeger… vroeger zag God er persoonlijk op toe. Dat is nu niet meer te doen… denk ik. Het behoort nu tot mijn taak de moordenaar van Alex Delszsen op te sporen.'
Shepherd reageerde niet direct. Hij monsterde de uitdrukking op Vledders gezicht. Met een scherpe blik schatte hij zijn intelligentie. 'Is er…' zei hij met een lichte aarzeling, 'is er geen vergissing in het spel? Móórd… het klinkt zo gruwelijk. Moet het perse moord zijn? Ik bedoel… zijn er geen andere mogelijkheden?'
Vledder schoof zijn onderlip vooruit. 'Ik vrees van niet. Het toxicologisch onderzoek liet geen enkele twijfel. In het lichaam van Alex Delszsen zijn duidelijke sporen van vergif aangetroffen. Zo'n onderzoek geschiedt zeer nauwgezet.' Hij trok zijn gezicht in een brede glimlach. 'U begrijpt… we kunnen ons bij de politie geen vergissingen veroorloven.' Student Shepherd schudde langzaam het hoofd. 'Nee… dat begrijp ik… dat begrijp ik volkomen. Maar toch…' hij aarzelde, 'ziet u, rechercheur, het komt mij zo absurd voor. Ik kan er eenvoudig niet in geloven. Alex Delszsen… vermoord… wie had er nu belang bij zijn dood?' Hij haalde met schokkende beweginkjes zijn smalle schouders op. 'Niemand… niemand had daar belang bij. Alex was een verdomd aardige vent. Dat kunt u van mij aannemen. Een van de prettigste kerels van het dispuut. Ik persoonlijk mocht hem erg graag. Ik beschouwde hem als mijn vriend.' 'Uw vriend?'
'Ja, mijn vriend. En ik ben er trots op dat ik hem mijn vriend mocht noemen.'
Vledder knikte. 'U was zijn vriend. Had hij vijanden?' Shepherd grijnsde. 'Wie? Alex?' Hij schudde heftig het hoofd. 'Nee… Alex niet. Ik zei u toch al… hij was een beminnelijke vent. Iedereen mocht hem graag. En terecht, naar ik meen. Hij was opgeruimd, vrolijk, intelligent… ja bijzonder intelligent. En altijd vriendelijk, behulpzaam. Niemand deed ooit tevergeefs een beroep op hem. Daarom… het is eenvoudig niet denkbaar dat iemand…' Hij hield even in, peinzend. 'Kijk,' vervolgde hij traag, 'als… als het zelfmoord was… als u mij had gezegd dat Alex Delszsen zichzelf van het leven had beroofd, dan had ik er tenminste iets van kunnen begrijpen.' Hij trok een bedenkelijk gezicht. 'Maar moord… nee.'
Vledder keek hem onderzoekend aan. 'Dat is mij niet duidelijk,' reageerde hij aarzelend. 'Waarom geen moord en wel zelfmoord?'
Shepherd plukte nerveus aan een haarpiek. 'Het is wat moeilijk uit te leggen. Ziet u… het studentenwereldje heeft een eigen sfeer. Eenieder is voortdurend bezig een ander duidelijk te maken wat hij denkt, voelt, ervaart. U weet dat misschien niet zo, maar onder studenten wordt nogal wat afgekletst… hele disputen, meest tot diep in de nacht.' Hij zweeg even. Om zijn dunne lippen gleed een glimlach. 'Alex hield daarvan. Hij was een uitstekenddebater. Hij deed altijd hartstochtelijk mee. Fel, energiek. Vooral de laatste tijd, toen er nogal dikwijls over…' Hij stokte plotseling, maakte zijn zin niet af. Vledder fronste zijn wenkbrauwen. 'Wat… wat wilde u zeggen?'
Emanuel Archibald Shepherd grinnikte wat schaapachtig.
'Nu ik erover nadenk…moord was de laatste tijd dikwijls het onderwerp van ons dispuut.'
De student wreef met de toppen van zijn vingers over zijn hoge voorhoofd. Het was een wat typisch gebaartje, dat hij vaak maakte. Onbewust. Vooral wanneer hij nadacht, wanneer hij zijn woorden overwoog, leken die traag tastende vingertoppen boven zijn blonde wenkbrauwen een motorische begeleiding van zijn denken. 'Vreemd,' ging hij peinzend verder, 'zelfs op de avond voor Alex' dood werd door ons over moord gesproken.'
Shepherd stond langzaam op. Hij trok zijn schouders naar voren, scheen te huiveren. Over zijn vale wangen trilde een zenuwtrek. 'Het krijgt,' zei hij hijgend, 'een bijna luguber aspect.'
Vledder keek hem gespannen aan. 'Hoe bedoelt u?' Shepherd antwoordde niet direct. Hij liep naar het raam en bleef daar staan. Zijn silhouet tekende zich donker af tegen een strook blauw tussen de bomen op de gracht. Zijn gezicht lag in de schaduw. 'Het… eh, het was nogal heftig… ongewoon. Vooral Kluffert en Delszsen hadden het die avond met elkaar aan de stok. Ernst Kluffert kon zich absoluut niet verenigen met de stellingen van Delszsen, die zelfmoord verdedigde.'
Vledder keek verwonderd op. 'Verdedigde Alex Delszsen zelfmoord? Het dispuut ging toch over moord?' Shepherd knikte. 'Inderdaad, maar zelfmoord is uiteindelijk ook een vorm van moord. Het onderwerp viel dus niet buiten de orde. Delszsen, die het debat leidde, had het overigens zelf ter sprake gebracht.' 'Hoe?'
De student maakte een wrevelig gebaar. 'Alex lokte het uit. Hij verkondigde de stelling dat suïcide, zelfmoord, onder bepaalde omstandigheden moreel aanvaardbaar was en niet in strijd met de algemene normen. Hij ging zelfs zover om suïcide een daad van zedelijke moed te noemen.' Vledder schoof zijn onderlip naar voren. 'Een boude bewering.'
Shepherd glimlachte fijntjes. 'Ja… en als ik u dan zeg dat Ernst Kluffert uit een streng godsdienstig milieu stamt… dan begrijpt u dat hij de stellingen van Delszsen onmogelijk kon accepteren. Het ging lijnrecht tegen zijn karakter, zijn wezen in. Hij handhaafde en verdedigde het katholieke standpunt: zelfmoord is een doodzonde, waarvoor geen vergeving mogelijk is. Kluffert bestreed Delszsen fel, furieus, met een fanatieke, bijna christelijke onverdraagzaamheid.' Vledder fronste.'Christelijke onverdraagzaamheid?' 'Heeft u,' vroeg Shepherd zacht spottend, 'nooit van inquisitie gehoord? Vervolgingen, brandstapels?' Vledder knikte traag. Het was zijn enige reactie. Hij voelde weinig voor een godsdienstige discussie met de vlot formulerende student. Daar was hij tenslotte niet voor gekomen. Hij zocht slechts klaarheid in een duistere gifmoord. 'U sprak over Kluffert.'
Shepherd grijnsde. 'O ja, de brave… hij liep paars aan en tintelde van ingehouden woede, toen Delszsen aan het eind van een, ik moet zeggen, meesterlijk betoog de dood verhief tot niets meer of minder dan 's mans beste vriend.' 'Wat?'
Shepherd knikte met een ernstig gezicht. 'In zijn verdediging van zelfmoord hield Delszsen een pleidooi voor de dood.' Vledder keek de student ongelovig aan. 'Een pleidooi voor de dood?'
Shepherd drukte zijn hoofd tegen een raamstijl. Zijn adem bewasemde de ruit. 'Het was heel indrukwekkend,' zei hij traag. 'Beklemmend. Jammer… u had erbij moeten zijn. Het was Delszsen op zijn best. Wordt het leven u te zwaar… zo declameerde hij met zijn welluidende basstem, ga naar hem die alle pijnen stilt. Zijt gij vermoeid en belast, ga tot hem die u eeuwige rust biedt. Waarom zoekt ge vruchteloos naar vrede? Het leven zal het u niet schenken. Waarom zult ge u nog langer kwellen? Ontvlucht toch die afschuwelijke dreiging van de atoombom. Waarom blijft ge nog als een dwaas op deze woelige aarde dolen? Hier vindt ge slechts strijd, verdriet, onzekerheid. Geloof me, slechts hij geeft u vrede… vergetelheid.. hij, de dood… 's mans beste vriend. En zó nabij? Er viel een stilte. De woorden van de student zweefden door het kamertje, echoden wat na tegen de wanden. Ze hadden Vledder verward.
'Dat… eh,' stamelde hij onzeker, 'was… eh, was nogal macaber. Ik had het nog nooit gehoord… zo'n verheerlijking van de dood. Het is gewoon gruwelijk.' Hij grinnikte zacht, vreugdeloos. 'En het vreemde is, het klinkt nog overtuigend.' Shepherd knikte heftig. 'Overtuigend… precies. Dat was het. Dat is het juiste woord. Het klonk overtuigend toen… die avond… die avond voordat Alex stierf.' Hij zuchtte diep. 'Het klonk zo overtuigend, dat wij allen in het dispuut er een beetje stil van waren. Onder de indruk. Zelfs Ernst Kluffert zweeg. Er hing een beklemmende sfeer. Ongewoon. Er was iets. Iedereen voelde dat. Het leek alsof Delszsen meende wat hij had gezegd, alsof hij een pleidooi had gehouden, niet alleen voor zijn vriend de dood, maar ook voor zichzelf.'