Выбрать главу

Ze trok haar schouders op.

‘Er stond alleen magazijn Boerensteeg Amsterdam,’ zei ze zuchtend. ‘Verder niets.’

‘Kwam dat adres… ik bedoel, dat magazijn in de Boerensteeg dikwijls in de agenda van uw man voor?’

Ze maakte een grimas.

‘Ik heb niet verder gekeken. Ik ben onmiddellijk op stap gegaan.’ ‘Wist u waar de Boerensteeg was?’

Ze schudde haar hoofd.

‘Ik ben zelf een geboren Amsterdamse, maar ik had nog nooit van die steeg gehoord. Ik heb aan het station maar een taxi genomen.’ Ze grinnikte met een opgetrokken neusje. ‘De chauffeur vroeg wel tweemaal wat ik zei. Hij vond het kennelijk maar vreemd, dat ik naar de Boerensteeg wilde.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Hoe was u aan het station gekomen?’

‘Met de trein vanuit Haarlem. Daar woon ik.’

‘In de buurt van directeur Van den Bergen?’

Even flikkerde er iets in haar ogen.

‘Van den Bergen woont aan de kant van Aerdenhout. Wij wonen meer in de richting van Velsen.’

De Cock krabde zich achter in de nek.

‘U weet zeker dat uw man niet meer in zijn kantoor was? Overwerk bijvoorbeeld, of een vergadering?’

‘Ik heb het kantoor gebeld,’ antwoordde ze zacht. ‘Ik kreeg de portier. Hij vertelde mij dat mijn man op de normale tijd, gelijk met de anderen was weggegaan.’

‘Misschien bij kennissen of vrienden?’

Ze schudde haar hoofd.

‘Wij onderhouden weinig relaties met anderen. We leven nogal teruggetrokken.’

De Cock zuchtte.

‘U hebt dus geen flauw idee waar uw man kan zijn?’ Ze verschoof iets op haar stoel.

‘Nee,’ zei ze plotseling fel, ‘wat dacht u? Anders was ik toch niet als een idioot naar die Boerensteeg getrokken? Geloof me, ik heb heel wat angst moeten overwinnen voordat ik dat donkere magazijn durfde binnenstappen.’

De Cock knikte haar vriendelijk toe.

‘U bent een moedig vrouwtje,’ zei hij bewonderend, ‘en kennelijk heel erg op uw man gesteld.’

Ze keek hem wantrouwend aan.

‘Ja,’ zei ze wat weifelend, ‘dat ben ik.’

Op dat moment stapte Scholten, de tijdelijke brigadier van de wacht, de recherchekamer binnen. Hij had een blocnotevelletje in zijn hand.

‘Verdomme De Cock,’ zei hij brommerig, ‘ik heb je overal gezocht. Ik was zelfs in de Bethaniëndwarsstraat. Ik hoorde nu net van de oude Groenheijden dat je alweer een tijdje terug bent.’

De Cock keek hem verwonderd aan.

‘Wat is er dan?’

‘Die vrouw heeft weer gebeld.’

‘Wanneer?’

‘Ongeveer een uurtje geleden. Je was net weg.’

‘En?’

De brigadier aarzelde, keek schichtig naar de vrouw op de stoel. Hij overwoog hoe openhartig hij in haar aanwezigheid kon zijn. ‘Ze gaf nu een boodschap voor je door. Ik heb het hier op een briefje geschreven.’

De Cock nam het velletje over en las.

Secretaris Van Doornenbosch heeft twee vliegtickets voor Houston USA.

Hij plukte nadenkend aan zijn onderlip.

‘Je weet zeker dat het dezelfde vrouw was?’

‘Ja, absoluut.’

‘Je kunt je niet vergissen?’

‘Het was dezelfde stem.’

‘Heeft ze zich nu bekendgemaakt?’

‘Ik heb het opnieuw geprobeerd, maar ze bleef weigeren haar naam te noemen.’

De Cock verfrommelde het briefje tot een prop en wierp het in de prullenbak.

Hij keek op naar de brigadier.

‘Zei ze verder nog iets? Ik bedoel, iets méér dan op het briefje staat?’

De brigadier schudde zijn hoofd.

‘Ze zei dat een verdere uitleg overbodig was. Jij zou precies weten wat het berichtje betekende.’

De Cock klemde zijn lippen op elkaar.

‘Bedankt,’ zei hij.

Scholten draaide zich om en liep de kamer uit.

Mevrouw Van Doornenbosch boog zich iets naar voren en legde haar hand op de arm van De Cock.

‘Bericht van mijn man?’ vroeg ze angstig.

De grijze rechercheur keek haar enige ogenblikken aan en schudde toen langzaam het hoofd.

‘Nee,’ loog hij pertinent, ‘niet van uw man. Maar wij moeten u wel verzoeken ons te excuseren. Door dat berichtje moeten wij op onderzoek gaan.’ Hij lachte haar beminnelijk toe. ‘Het lijkt me het beste,’ zei hij met een vaderlijke beslistheid, ‘dat u nu teruggaat naar Haarlem. Misschien is uw man inmiddels thuisgekomen en maakt hij zich nu zorgen om u.’

Ze wreef met haar hand langs haar haar.

‘Hij is niet thuis,’ zei ze ernstig.

‘Wat?’

‘Hij is niet thuis,’ herhaalde ze pertinent.

De Cock keek haar onderzoekend aan. Hij had in haar stem een vreemde toon beluisterd. Het gaf hem het gevoel dat ze sprak vanuit een overtuiging die geen twijfel kende.

‘Waarom niet?’

Ze schoof haar schouders omhoog en trok de zwarte bontmantel vaster om haar lichaam. Ze huiverde zichtbaar.

‘Ik ben bang, rechercheur,’ sprak ze hees, haast fluisterend. ‘Ik ben bang dat er iets met mijn man is gebeurd. Iets ernstigs, bedoel ik.’ Ze tikte met haar vingtertoppen op haar volle boezem. ‘Ik heb hier het ontzettende gevoel dat ik mijn man nooit meer in leven zal terugzien.’

Ze maakte een triest gebaar. Een enkele traan gleed over haar wang, drupte op haar jas.

‘Ik weet dat het dwaas is,’ zei ze met een snik. ‘Ik probeer het ook te onderdrukken, maar het helpt niet… het helpt niet. Ik kan dat ellendige gevoel niet kwijtraken.’

Rechercheur Vledder ranselde de Volkswagen over rijksweg 4 naar Schiphol. Hij hield het stuur met beide handen omklemd. Rond zijn mond lag een verbeten trek.

‘Ik hoop dat we het halen,’ zei hij geprikkeld. ‘Als het vliegtuig eenmaal van de grond is, kunnen we er niets meer aan doen.’ Hij wierp een blik naar zijn oudere collega. ‘Je was toch aan het telefoneren? Waarom heb je niet direct de marechaussee op Schiphol gebeld en hen gevraagd die Van Doornenbosch voor ons op het vliegveld te arresteren. Ze hadden het graag gedaan.’

De Cock glimlachte. ‘Zeker, maar waarom zou ik Van Doornenbosch laten arresteren?’

Vledder maakte zo’n onverwachte wending, dat de wagen haast van de weg vloog.

‘Waarom?’ riep hij verbaasd, ‘waarom? Het is toch zonder meer duidelijk dat hij de man achter de overval is. Alles wijst erop. Ga maar na. Hij was vrijwel zeker de man die het telefoontje van Peter van Geffel aannam. Je hebt dat zelf geprobeerd. Verder was hij de man die contacten met de overvallers onderhield. Denk maar aan die aantekeningen in zijn agenda over dat magazijn in de Boerensteeg.’ Hij pauzeerde even en snoof. ‘En hij is de man die nu op het punt staat met de buit te vluchten.’ De Cock stak afwerend een hand op.

‘Ho, ho, beste vriend,’ zei hij lachend. ‘Je draaft weer eens te ver door. De buit… de buit komt het land niet uit. Ik heb de douane op Schiphol gevraagd Van Doornenbosch te fouilleren en elke kubieke centimeter van zijn bagage te doorzoeken.’ Vledder trok zijn schouders op.

‘Maar het was toch veel eenvoudiger geweest die Van Doornenbosch op het vliegveld te laten arresteren. Dan hadden we alles ineen: dader en buit.’

De Cock negeerde de opmerking.

‘Verder,’ zei hij bedaard, ‘maakte ik nog een afspraak.’ ‘Een afspraak?’

De Cock knikte. ‘Ja, met de douane. Wanneer zij bij hun onderzoek grote hoeveelheden geld, goud of andere waardevolle zaken zouden vinden, kreeg de marechaussee van hen een seintje Van Doornenbosch te arresteren. Niet eerder.’

Hij keek opzij naar Vledder en maakte een grimas.

‘Wat hebben we aan de secretaris zonder buit? Als hij ons na zijn arrestatie niet wil vertellen waar die tweeënhalf miljoen zijn — en hij zou wel gek zijn als hij dat deed — dan vissen we voorlopig achter het net. Begrijp je? Wij zouden dan ons bewijs tegen hem moeten opbouwen uit magazijn Boerensteeg Amsterdam, drie woorden in een agenda. En dat is, als je mij vraagt, een verrekt smalle basis.’ Hij schudde het hoofd. ‘Nee, Dick, als de vriendelijke ambtenaren van de douane niets vinden, dan kunnen we de secretaris beter nog wat laten “zwemmen” tot hij ons zelf op het spoor van het geld brengt. Hij zal zonder de buit beslist niet lang in Houston blijven.’