Выбрать главу

‘Als ik het had geweten, dan was ik vanuit Haarlem direct naar de begraafplaats gekomen. Ik heb hier nu twee uur voor niets zitten wachten.’

De Cock trok zijn wenkbrauwen op.

‘Voor niets?’ vroeg hij verbaasd. ‘Je had die twee uur toch nuttig kunnen besteden.’

In de ogen van Vledder blonk argwaan.

‘Wat had ik dan kunnen doen?’ vroeg hij onzeker.

‘Denken,’ zei hij laconiek, ‘gewoon denken. Bijvoorbeeld: Wie doodde Peter van Geffel, alias Sluwe Pietje en waarom? Wie pleegden de overval op het geldtransport? Werd er inderdaad tweeënhalf miljoen geroofd? Zo ja, waar is het geld? Zo nee, wie pleegde fraude? Je ziet het, het was niet nodig twee uur ongebruikt voorbij te laten gaan. Er zijn problemen genoeg.’ Vledder knikte gedwee.

‘Je hebt gelijk,’ zei hij ernstig. ‘Er zijn inderdaad problemen genoeg. Te veel, als je mij vraagt. En er zit weinig schot in ons onderzoek. We zijn al vier dagen bezig en in feite zijn we nog net zover als in het begin.’

De Cock stak protesterend een hand op.

‘Ik ben het niet met je eens. We kennen de onderlinge samenhang nog niet. Dat is het. Het lijkt allemaal nog te veel op een legpuzzel waarvan we slechts een paar stukjes in handen hebben. Maar ik heb goede hoop dat we de zaak uiteindelijk klaren. We zijn de jongens die de overval pleegden al een heel eind op het spoor.’

Vledder keek verrast naar hem op.

‘Hoezo? We kennen alleen hun oude schuilplaats aan de Boerensteeg. Verder zijn we niet gekomen.’

De Cock glimlachte.

‘Smalle Lowietje vertelde mij vanmorgen, min of meer gedwongen, dat hij wel wist welke jongens de overval pleegden.’ ‘Zo, dat is prachtig.’

‘Ja, maar hij wilde onder geen beding hun namen noemen. Wel gaf hij toe hun schuilplaats aan de Boerensteeg te kennen en hen daar te hebben verzorgd. De halve fles whisky die wij in het magazijn op de tafel hebben zien staan, kwam onder meer uit zijn cafeetje.’

‘En verder?’

‘Wat… verder?’

Vledder maakte een opgeduldig gebaar.

‘Je zult toch wel geprobeerd hebben hem aan het praten te krijgen?’

De Cock zuchtte.

‘Natuurlijk, Dick. Ik heb van alles gedaan om de Smalle te laten praten. Om hem week te maken nam ik hem mee naar de begrafenis van Peter van Geffel. Lowietje is nogal sentimenteel, weet je. Maar het hielp niet.’

‘En nu?’

De Cock haalde zijn schouders op.

‘Ik weet het niet,’ ze hij aarzelend. ‘Er is iets vreemds aan de houding van Lowietje. Zie je, een overval is een overval. Maar een moord is wat anders.

Ook voor de jongens van de penoze. Zeker als het slachtoffer iemand uit hun eigen kring is. Lowietje moet ervan overtuigd zijn dat de jongens die de overval pleegden, niet verantwoordelijk zijn voor de moord op Sluwe Pietje.’

‘Hoezo?’

‘Wel, volgens mij had de Smalle de overvallers nooit verzorgd en voor mij verborgen gehouden als hij ook maar vaag het idee had dat zij iets met de moord op Sluwe Pietje te maken hadden. Lowietje is wat men noemt een eerlijke penozejongen.’ Vledder lachte schamper.

‘Tweeënhalf miljoen is een hoop geld.’ De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Wat wil je daarmee zeggen?’

Vledder haalde zijn schouders op.

‘Niets,’ zei hij onwillig, ‘helemaal niets. Ik bedoel alleen… er zijn mensen geweest die voor heel wat minder van geloof veranderden.’

De Cock keek zijn leerling onderzoekend aan. ‘Wat ben je cynisch.’

Vledder zuchtte omstandig.

‘Och,’ zei hij geprikkeld, ‘je zult wel gelijk hebben. Misschien is Smalle Lowietje inderdaad wel een eerlijke jongen. Jij kent hem uiteindelijk beter dan ik. De hele zaak maakt mij kriegel. Dat is het. Ik zie er geen gat in. Het is allemaal zo vaag, zo onsamenhangend. Als de daders van de roofoverval niet verantwoordelijk zijn voor de dood van Peter van Geffel, wie is het dan wel?’

De Cock antwoordde niet. Hij stond van zijn stoel op en begon door de recherchekamer te lopen. Zo nu en dan keek hij naar de jonge Vledder, die met een stuurs gezicht voor zich uit zat te staren. Hij vroeg zich af of hij hem in deze zaak misschien te weinig en te onbelangrijk werk had laten doen.

Hij bleef voor hem staan.

‘Jij was in Haarlem. Is de secretaris al boven water gekomen?’ Vledder schudde het hoofd.

‘Hij is sinds gisteravond nog steeds zoek en de ongerustheid van mevrouw Van Doornenbosch stijgt met de minuut. Ze zag er bezorgd uit. Ze had ook de hele nacht geen oog dichtgedaan. Voor ik kwam, vanmorgen, had ze al driemaal de zaak aan de Keizersgracht gebeld. Van Doornenbosch was ook niet op kantoor verschenen.’

De Cock knikte traag. ‘Wat heb je gedaan?’

‘Ik heb uit de mond van mevrouw Van Doornenbosch een vrij nauwkeurig signalement van haar man opgenomen en daarna een telexbericht verzonden met een algemeen verzoek: opsporing verblijfplaats.’

De Cock knikte goedkeurend.

‘Veel meer kon je niet doen.’ Hij zweeg even en plukte nadenkend aan zijn onderlip. ‘Toch is het verdwijnen van de secretaris een merkwaardige omstandigheid waarop we zeker attent moeten zijn. Ik vraag mij af waar de man is.’

Op dat moment rinkelde de telefoon.

De Cock nam de hoorn op.

‘Ik zag u in de aula en bij het graf.’ Hoewel ze bijna fluisterend sprak, herkende hij de stem van Flossie. ‘Ik had minstens verwacht dat u na afloop van de begrafenis met mij een kop koffie zou gaan drinken.’ Ze lachte. ‘Als compensatie voor de koffie die u bij mij thuis koud hebt laten worden.’

‘Ik… ik had geen tijd. Ik heb, zoals je weet, nog een moord onder handen.’

‘Hebt u nieuws?’

‘Nee.’

‘O.’

Het was even stil aan de andere kant van de lijn.

‘Weet u dat Van Doornenbosch al enige tijd een verhouding heeft met de jonge vrouw van Van der Bent?’

15

‘Hallo… hallo.’

De Cock smeet de hoorn terug op het toestel.

‘Ze heeft opgehangen.’

‘Wie?’

‘Flossie. Ze vroeg of ik al nieuws had en toen ik nee zei, vroeg ze of ik al wist dat Van Doornenbosch een verhouding had met de jonge vrouw van Van der Bent.’

Vledder grinnikte. ‘De secretaris en de vrouw van de directeur?’

De Cock knikte. ‘Inderdaad, een bijna klassieke verhouding.’ De ogen van Vledder lichtten op.

‘Misschien is de vrouw van de directeur wel het tweede ticket.’ De Cock schoof zijn dikke onderlip naar voren.

‘Zij kan ook de vrouw zijn geweest die ons gisteravond naar Schiphol stuurde. Het lijkt mij in ieder geval zaak om, zolang hij nog niet is komen opdagen, de vrouwen rond de secretaris nauwlettend in het oog te houden. Een van hen zal wel weten waar hij is.’ Vledder keek naar hem op.

‘Denk je dat het verdwijnen van de secretaris alleen betekent dat hij op vrijersvoeten is?’

Rechercheur De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi en schudde het hoofd.

‘Het is meer. Het is veel meer. Het verdwijnen van de secretaris is volgens mij een zeer belangrijk facet in deze zaak. Ik geloof namelijk dat Van Doornenbosch gisterenavond wel degelijk het plan heeft gehad te vluchten. Het zou interessant zijn te weten waarom het niet doorging.’

‘Misschien heeft hij op het laatste moment een andere vluchtweg gekozen?’

‘Mogelijk, maar dan moet er toch iets zijn geweest wat zijn aanvankelijke plannen heeft gewijzigd. Ik vraag mij af wat?’ Een tijdlang zwegen beiden. De Cock trok zijn benen op het bureau en leunde behaaglijk in zijn stoel achterover. Zijn geforceerde wandeling over de begraafplaats deed zich nog gelden. Vledder was de eerste die de stilte verbrak.

‘Toch begrijp ik het niet. Waarom zou Van Doornenbosch vluchten? We hebben tegen hem geen enkel bewijs van schuld, noch aan de overval, noch aan de moord op Peter van Geffel. Vluchten heeft voor hem alleen maar zin als hij in het bezit is van de buit.’ ‘En?’