Выбрать главу

De Cock liep haastig naderbij. Zonder na te denken, als in een reflex, drukte hij op het slot. Het kofferdeksel wipte zacht verend open. Verbijsterd keken beide politiemannen toe. Hun adem stokte. In de bagageruimte, op een bed van louter bankbiljetten, lag met opgetrokken knieën het lijk van secretaris Van Doornenbosch.

16

Een felle windstoot wrikte een paar bankbiljetten onder het lijk van de secretaris los en nam ze mee in een vlucht tot in de kruinen van de wilgen. De dikke opperwachtmeester liep er met gespreide armen achteraan. Het was een dwaas gezicht. Bij de wilgenstam bleef hij staan en keek hijgend omhoog. De Cock kneep zijn dikke lippen op elkaar. Voor de felle wind nog meer kans kreeg met een voorraad bankbiljetten te stoeien, drukte hij het kofferdeksel dicht. Een enkele blik was hem voldoende geweest. De dartele Van Doornenbosch was dood. Zonder twijfel. Iemand met een cynische geest had de secretaris boven op zijn eigen buit gevlijd. Er zat iets macabers in de entourage, vond De Cock, iets duivelachtigs. En ineens besefte hij hoe gevaarlijk zijn tegenstander was. Hoe meedogenloos.

In een soort trance liep hij van de wagen vandaan en klom tegen het dijkje op. Daar bleef hij staan en bekeek het geheel van een afstand. Scherp drong het beeld zich aan hem op. De strakke blauwe Simca met zijn lugubere last tegen een wild decor van grauwe, feljagende wolken en wanstaltige wilgen. De Cock zou het beeld nooit vergeten.

Het werd langzaam druk op het smalle dijkje. Na de wagen van de Dactyloscopische Dienst en de fotograaf, verscheen de kleine, krachtige kraanwagen van de wrakkendienst en de ambulancewagen met de broeders van de GG & GD. De opperwachtmeester zorgde wijdgebarend dat de rijbaan vrij bleef. De deskundigen deden rustig hun werk. Toen Bram van Es, politiefotograaf, de ligging van het lijk in de koffer had vastgesteld, gaf rechercheur De Cock de broeders van de Geneeskundige Dienst toestemming het stoffelijk overschot van de secretaris naar de ambulancewagen over te brengen. Hij keek scherp toe hoe zij het lijk omzichtig uit de kofferruimte tilden en op de gereedstaande brancard legden.

Van Doornenbosch zag er keurig verzorgd uit. De dood had daar niets aan veranderd. Hij droeg een paar uiterst fraaie schoenen, een donkerblauwe getailleerde jas en een witte, zijden sjaal, die onder zijn kin iets bolde. Zelfs zijn zwarte, glanzende haren waren niet uit de plooi. Alleen was aan de linkerzijde van zijn gezicht een bankbiljet van duizend blijven plakken. Een zorgzame broeder nam het voorzichtig weg en legde het terug in de bagageruimte. De Cock riep Vledder bij zich en wees op een aantal verspreide haren op de jas van de secretaris. De jonge rechercheur nam er een tussen duim en wijsvinger en bekeek hem aandachtig. ‘Kattenharen?’

De Cock knikte traag.

‘Het lijkt erop. We zullen ze in ieder geval op het laboratorium laten onderzoeken. Gezien de zorg die Van Doornenbosch gewoonlijk aan zijn kleding besteedt, vind ik die haren op zijn jas nogal merkwaardig.’

Vledder keek hem plotseling met grote ogen aan.

‘Ik herinner mij dat ik op dezelfde plaats haren op mijn jas had.’ De Cock grijnsde.

‘En dat was nog niet zo lang geleden. Na ons bezoek aan de villa van Van der Bent. Ze waren van die zwarte kater die altijd op de schoot sprong van degene die in het studeervertrek in een bepaalde fauteuil ging zitten.’

Vledder knikte. ‘Inderdaad,’ zei hij hijgend, ‘zo was het.’ Hij gleed met zijn tong langs zijn droge lippen. ‘Zou…zou de villa aan de Amstel de laatste ankerplaats van de secretaris zijn geweest?’

De Cock staarde droevig voor zich uit. In zijn gedachten doemde een scherp gesneden gezicht op. Een gezicht bij het graf van Peter van Geffel. ‘Het kan,’ zei hij traag en weifelend, ‘natuurlijk kan het. Maar het lijkt mij nu nog te vroeg om dergelijke conclusies te trekken.’

Vledder boog zich over het lijk.

‘Hoe zou hij om het leven zijn gebracht? Ik zie zo uiterlijk geen verwonding.’

De Cock antwoordde niet. Hij maakte de knopen van de jas van de vermoorde los en sloeg de panden terug.

Het colbertje en het overhemd waren aan de voorzijde rood van het bloed. De Cock keek er peinzend naar. Hij tilde een voor een de armen van het slachtoffer op en onderzocht de kleine smalle handen. Ook zij waren met bloed bevlekt. Daarna sloeg hij de jas weer dicht en beduidde de broeders dat zij het lijk naar de ambulancewagen konden brengen.

Hij legde een hand op de schouder van zijn jonge collega. ‘Ik ga met de broeders mee, Dick. Dat lijkt me beter. De kleren van de secretaris interesseren me. Ik wil dat er niets mee gebeurt. Bovendien wil ik proberen de autopsie vandaag nog te laten plaatsvinden.’ Hij wees naar de blauwe Simca onder aan de dijk. ‘Zorg jij ervoor dat alles keurig op het hoofdbureau komt. En let goed op het geld. Wees er voorzichtig mee. Tel het in het bijzijn van anderen.’ Vledder knikte met een ernstig gezicht.

‘En verder?’

De Cock kauwde afwezig op zijn onderlip.

‘Verder…verder eigenlijk niets. O ja, laat het geld op het hoofdbureau verzegelen en in de brandkast opbergen. En die bloedvlekken op de achterbank van de Simca… laat ze door het lab onderzoeken en vraag of ze de bloedgroep voor ons willen vaststellen.’ ‘En dan?’

‘Ga dan terug naar ons bureau aan de Warmoesstraat en wacht daar op me. Het lijkt mij het beste geen acties te ondernemen voordat we de zaak hebben besproken. Mochten er plotseling nieuwe ontwikkelingen voordoen, bel mij dan. Je kunt me wel bereiken in het sectielokaal aan de Overtoom.’

Op de zwartgranieten ontleedtafel, in het witbetegelde sectielokaal aan de Overtoom, lag het ontklede lichaam van de secretaris Van Doornenbosch. Dr. Rusteloos boog zich over hem heen. Links naast het borstbeen waren twee duidelijke schotwonden zichtbaar. De patholoog-anatoom nam een sonde en peilde de diepte van de wonden.

Na enige tijd keek hij naar De Cock op.

‘We kunnen wel stellen,’ zei hij bedachtzaam, ‘dat beide schoten dodelijk zijn geweest. Ik zal uiteraard nog een inwendige schouwing moeten doen om dit te bevestigen, maar u kunt het wel als voorlopige conclusie aannnemen.’ Hij pauzeerde even en keek nadenkend voor zich uit. ‘In ieder geval werden de beide schoten van zeer dichtbij afgevuurd. Ik schat de afstand niet groter dan één à anderhalve meter.’

De Cock knikte. ‘Door het hart?’

Dr. Rusteloos maakte een simpele handbeweging.

‘Laten we zeggen in de hartstreek.’

De Cock glimlachte.

‘Kunt u iets vertellen over het tijdstip van het overlijden?’ De dokter keek hem somber aan.

‘Laten we…’ zei hij voorzichtig, ‘laten we zeggen tussen de tien en vierentwintig uur.’ Hij maakte een verontschuldigend gebaar. ‘U weet zelf hoe moeilijk een dergelijke schatting is.’

De Cock spreidde de bezittingen van de secretaris over zijn bureau uit. Een witte zakdoek met een monogram, een kam in een leren etui, een betrekkelijk gering bedrag aan geld, een bos sleutels aan een ring, een plastic mapje met twee vliegtickets naar Houston, een zakagenda en een wat verfrommeld papiertje. Vledder liet zijn blik erover dwalen.

‘Is dat alles?’

De Cock knikte.

‘Alles wat hij in zijn zakken had. De kleding zelf heb ik naar drs. Eskes gebracht. Ik heb hem ook gevraagd de haren op de jas te onderzoeken.’

Vledder nam het verfrommelde papiertje en streek het met de rug van zijn hand wat glad.

‘Korte Marnixstraat,’ las hij hardop, ‘nummer 21.’ Hij keek De Cock fronsend aan. ‘Zeg, dat handschrift komt me bekend voor.’ De Cock zuchtte.