Ja, dat berichtje.’
‘En u hoopte ermee te bereiken dat Charles van Doornenbosch met buit en al op het vliegveld zou worden gearresteerd?’ ‘Precies,’ zei ze kalm. ‘Het leek mij in de gegeven omstandigheden de beste oplossing.’
De Cock wreef met zijn pink over de rug van zijn neus. ‘En u hebt niemand anders gebeld?’
Ze verstarde. Ze schudde bruusk het lange haar uit haar gezicht en keek De Cock aan. In haar groene ogen blonk achterdocht. ‘Nee,’ zei ze fel, ‘ik heb niemand anders gebeld.’
De Cock gebaarde.
‘Dan waren u en Van Doornenbosch dus de enigen die op de hoogte waren van de vlucht naar Houston.’
Ze antwoordde niet direct en overdacht de achtergrond van de vraag. ‘Dat… eh, dat neem ik aan, ja.’ In haar stem klonk een duidelijke aarzeling.
De Cock keek haar secondenlang onderzoekend aan. Zijn scherpe blik tastte haar gelaatstrekken af. Hij had stellig het gevoel dat ze iets verzweeg, iets wat belangrijk kon zijn. Vledder toonde ongeduld. Hij schoof naar het puntje van zijn fauteuil.
‘Ik heb,’ zei hij scherp, ‘nog steeds geen verklaring voor de bandensporen aan het Gein.’
Van der Bent keek de jonge rechercheur toornig aan. ‘Mijn vrouw is nog niet zo ver gekomen,’ zei hij geprikkeld. ‘U moet haar niet haasten. Ze heeft de afgelopen vierentwintig uur aan enorme spanningen blootgestaan.’ Hij kwam overeind, nam de zwarte kat in zijn arm en leidde zijn vrouw naar de lege fauteuil. ‘Vertel het hun maar,’ zei hij teder.
Ze verschikte iets aan haar nachtgewaad.
‘Ik had geen rust,’ zei ze met een zucht. ‘Ik liep als een verdoolde door het huis. Ik vroeg mij voortdurend af of de arrestatie van Charles op het vliegveld wel was gelukt. Begrijpt u, ik wilde zekerheid.’
De Cock knikte.
‘Ik begrijp het,’ zei hij licht grijnzend. ‘Wanneer de arrestatie op een of andere manier zou mislukken, had u van Charles alles te duchten. Nietwaar? U was de enige die hem kon verraden.’ Over haar wangen gleed een blos.
‘Ik ben geen domme vrouw, meneer De Cock. Ik ben mij van dat gevaar voortdurend bewust geweest. Charles van Doornenbosch was geen man die men ongestraft kon verraden. Ik durfde dan ook niet naar bed. Ik bleef wakker, wachtend bij de telefoon.’ De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Waarop?’
‘Een bericht… hoe dan ook. Wanneer u de buit van de overval in handen had, zou u, dacht ik, ongetwijfeld mijn man bellen, ongeacht het tijdstip. En wanneer de arrestatie was mislukt of de plannen zich hadden gewijzigd, dan zou Charles zich zeker melden. Maar het werd steeds later en er gebeurde niets.’ Ze streek met haar arm langs haar voorhoofd.
‘Ik moet uiteindelijk van vermoeidheid op de bank in slaap zijn gevallen, want ik werd wakker van een hels gerinkel. Ik realiseerde mij niet zo gauw waar het vandaan kwam. In mijn verbouwereerdheid greep ik de hoorn van de haak, maar het was de telefoon niet. Het was de bel van de voordeur. Hoe lang hij al rinkelde voordat ik wakker werd, weet ik niet. In ieder geval bleef hij bellen, zonder ophouden. Ik durfde niet open te doen. Ik ging naar de slaapkamer en maakte mijn man wakker.’ Van der Bent knikte.
‘Het klokje op mijn nachtkastje stond op half drie. Mijn vrouw was bijzonder nerveus en de bel rinkelde als een gek. Ik deed mijn kamerjas aan en ging met mijn vrouw naar de hal. Ik deed het buitenlicht aan en opende de buitendeur. Er was niemand. Tussen de bel stak een afgebroken lucifer. Een paar meter van het bordes stond een wagen, een vreemde blauwe wagen met de achterklep wijd open. Ik… eh, liep een paar treden van het bordes af. Het licht van de buitenlamp scheen pal in de kofferruimte. Ineens voelde ik mijn vrouw naast mij staan. Ze greep mijn hand en trilde als een riet. We keken verbijsterd toe. In de bagageruimte lag… lag Van Doornenbosch… dood.’
20
Van der Bent drukte beide handen tegen zijn gezicht. ‘Het was een verschrikkelijke ervaring,’ zuchtte hij. ‘Ik denk dat we wel een paar minuten als verdoofd op die ene trede van het bordes hebben gestaan. Toen ik de schok had verwerkt, liep ik naar binnen om de politie te bellen. Na een paar seconden kwam mijn vrouw achter mij aanhollen. Ik had de hoorn al in de hand en zocht het nummer van uw bureau. Ze nam de hoorn van mij af en legde hem terug op het toestel. “Je moet eerst naar mij luisteren,” zei ze ernstig. “Als je dan nog bellen wilt…”’ Van der Bent slikte. Zijn ogen werden vochtig.
‘Ze heeft mij toen alles verteld… van haar… eh, haar spel met Charles… van de overval en de geplande vlucht naar Houston.’ Hij maakte een hulpeloos, bijna triest gebaar.
‘Ik weet niet wat u in dezelfde omstandigheden zou hebben gedaan, meneer De Cock. Ik ben geen type van een wetsovertreder. Ik denk daarvoor te rechtlijnig. Misschien ook is het een kwestie van opvoeding. Ik weet het niet. Mijn naam is verbonden aan een onderneming die alom respect en vertrouwen geniet. Het is een zaak van generaties. Ik dacht aan berichten in de pers, aan onze tienduizenden vaak kleine beleggers en herinnerde mij pijnlijk dat u de overvallers van het begin af in de boezem van onze maatschappij had gezocht. Een dode Charles van Doornenbosch voor de deur van mijn privé-woning…’ De Cock knikte begrijpend. ‘U besloot dat het lijk weg moest.’ Van der Bent reikte met trillende vingers naar een pakje sigaretten op tafel. ‘Het moest weg. Ik kleedde mij haastig aan en ging terug naar buiten. Tot mijn verbazing ontdekte ik dat de blauwe wagen de Simca was, waarmee, volgens de beschrijving, de overval op het geldtransport was gepleegd. Onder het lichaam van Van Doornenbosch lagen stapels bankbiljetten. Ik heb daar niet verder naar gekeken. Ik klapte het kofferdeksel dicht en onderzocht de wagen. De motorkap voelde nog warm aan. De wagen kon er in de koude nacht niet lang hebben gestaan. Ik voelde aan de portieren. Ze waren niet afgesloten. De sleuteltjes zaten in het contact. Ik ging achter het stuur zitten. De wagen startte onmiddellijk. Ik ging weer naar binnen en zei tegen mijn vrouw dat zij met de Bentley achter mij aan moest rijden, liefst op grote afstand, zodat het verband tussen beide wagens niet opviel. Ik had op dat moment nog geen idee waar ik mij van de wagen zou ontdoen. Ik reed langs de Amstel naar Ouderkerk en ging daar linksaf de brug over. Bij Duivendrecht reed ik rechts van het viaduct af en volgde de oude Utrechtse weg naar Abcoude. Eerst toen dacht ik aan het Gein. Ik was er de afgelopen zomer een paar maal langs gereden. Het leek mij een ideaal plekje om de wagen achter te laten.’
De Cock knikte.
‘Bij de sombere wilgen.’
Van der Bent schudde bedroefd het hoofd.
‘Het was niet omwille van het decor. Ik heb geen oog voor dergelijke details. Ik wilde de wagen met zijn gruwelijke last kwijt. Meer niet. Het Gein was een onbewuste keuze.’
De Cock wuifde het onderwerp weg.
‘U duwde de wagen van het dijkje,’ vervolgde hij streng zakelijk, ‘veegde de vingerafdrukken die u mogelijk had kunnen achterlaten, zorgvuldig weg en verliet de Simca. Daarna stapte u bij uw wachtende vrouw in de Bentley en reed opgelucht naar huis.’ Van der Bent glimlachte somber.
‘Opgelucht… ik heb mij in mijn leven nog nooit zo ellendig gevoeld.’
Vledder lachte smadelijk.
‘Och kom, meneer Van der Bent,’ zei hij laatdunkend. ‘U kon toch alleen maar trots zijn op uzelf… u had zich van een lastige medeminnaar ontdaan.’ Het gezicht van Van der Bent werd rood. Zijn ogen schoten vuur.
‘Dat…’ hakkelde hij, ‘dat is een… een hoogst onelegante opmerking.’
Vledder grijnsde breed.
‘Moord is een hoogst onelegante zaak.’
Van der Bent sprong wild op. ‘Ik heb Van Doornenbosch niet vermoord,’ schreeuwde hij onbeheerst. De kater wipte geschrokken uit zijn armen en landde sierlijk op de vloer. ‘Hij was al dood.’ Vledder keek spottend omhoog.
‘In alle ernst, Van der Bent, u hebt toch geen moment verwacht dat wij uw verhaal zouden geloven. Ik bedoeclass="underline" het vinden van de blauwe Simca voor de deur van uw villa met als bagage een keurig doodgeschoten minnaar van uw vrouw?’