Выбрать главу

Ook deze man lag op zijn buik. Zijn benen iets uit elkaar. De rechterarm stak naar voren met de palm van de hand omhoog. In de rug tussen de schouderbladen stak tot aan het heft een slanke stiletto.

Vledder hurkte bij de man neer.

In de palm van de uitgestoken rechterhand ontdekte hij een klein rood plastic hartje. De jonge rechercheur hijgde.

“Net zo’n hartje als bij Jean-Baptiste de Boyer.”

De Cock zuchtte.

“Hetzelfde type slanke stiletto. Ongetwijfeld ook dezelfde moordenaar.”

Vledder keek omhoog.

“Ik kan zijn kop niet goed bekijken. Zal ik zijn gezicht iets draaien, zodat ik kan zien wie hij is?”

“Niet nodig.”

Vledder reageerde verrast.

“Niet nodig?”

“Ik weet wie hij is.”

Vledder keek De Cock verwonderd aan.

“Hoe?”

De Cock gebaarde naar het slachtoffer.

“Dat corpulente lijf…dat gladgekamde geelblonde haar en de diepe plooien in zijn vette nek. Het kan niet missen. Het is zonder twijfel Richard Verhoeven.”

Vledder kwam overeind.

“De man die ons alles over de fraude van Edward van Ravensburg vertelde?”

“Precies.”

Vledder gleed met zijn tong over zijn droog geworden lippen.

“Verschrikkelijk. Koelbloedig geliquideerd…om zijn openhartigheid…”

9

De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

“Liquidatie…jij was al bang dat dit met Richard Verhoeven zou gebeuren.”

Vledder knikte.

“Niet vreemd. Het lag volgens mij ook een beetje in de lijn van de verwachtingen.”

“Hoe bedoel je?”

Vledder spreidde zijn handen.

“Herinner jij je nog onze kennismaking met Felix de Waard?”

“Waarachtig wel. Vanmiddag…onmiddellijk na de mededeling van Gabriëlle dat haar broer werd vermist.”

“Precies.”

De jonge rechercheur wees voor zich uit.

“Toen jij er bij hem op aandrong om wat openhartiger te zijn en eerlijk en precies te vertellen wat hij wist, was zijn reactie: ‘Ik voel er niets voor om net als Jean-Baptiste de Boyer te worden geliquideerd.’”

De Cock staarde even voor zich uit.

“En toen ik hem vroeg of wij verder nog medewerking van hem konden verwachten, antwoordde hij: ‘Te gevaarlijk. Ik heb het leven nog te lief.’”

“Dat bedoel ik,” zei Vledder.

“Felix de Waard nam de dreiging van een liquidatie wel degelijk serieus.”

Hij gebaarde naar de dode man voor hem op de vloer.

“Als die zo voorzichtige Felix de Waard, de vriend van Gabriëlle, straks verneemt hoe na Boyer nu ook deze Richard Verhoeven om het leven is gekomen, klapt hij helemaal dicht.”

De Cock grijnsde.

“Tenzij,” sprak hij langzaam, “wij Felix de Waard de duimschroeven aanleggen.”

Vledder schudde zijn hoofd.

“Ho ho, dat mag niet meer,” reageerde hij lachend.

“De tortuur is uit een grijs verleden.”

De Cock gniffelde.

“Ik bedoel dat niet letterlijk. Ik denk aan figuurlijke duimschroeven.”

De oude rechercheur streek peinzend met zijn pink over de rug van zijn neus.

“Ik heb het idee,” formuleerde hij bedachtzaam, “dat die voorzichtige Felix de Waard zo veel wetenschap bij zich draagt, dat hij ons precies zou kunnen vertellen wat er in de boezem van de stichting speelt.”

Vledder keek hem schuins aan.

“Denk jij echt,” vroeg hij gespannen, “dat De Waard exact weet wie voor die verschrikkelijke liquidaties in dit enge kantoor verantwoordelijk is of zijn?”

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

“Het is een inschatting,” antwoordde hij voorzichtig.

“Meer niet.”

Vledder grijnsde breed.

“Intussen zal onder de leden van de Stichting wel zijn uitgelekt dat Verhoeven bij ons aan de Warmoesstraat uitgebreid over de fraude van Edward van Ravensburg heeft verklaard.”

De Cock gniffelde.

“Volgens Van Ravensburg gonsde het onder de leden van de geruchten.”

“Hoe dan ook,” gromde Vledder, “de openbaringen van Verhoeven leidden tot zijn dood.”

“Gezien de uitlatingen van Felix de Waard…een voor de hand liggende conclusie.”

“Dat betekent dat het absoluut geen zin heeft om bij die man nadere uitleg te vragen.”

“Hoe zei hij dat ook weer?” vroeg De Cock.

Te gevaarlijk. Ik heb het leven nog te lief,” citeerde Vledder. De Cock wierp opnieuw een blik op het lijk aan zijn voeten. Hij sloeg met zijn vuist in de palm van zijn andere hand.

“Als de dood van Jean-Baptiste de Boyer en Richard Verhoeven beide liquidatiemoorden zijn,” sprak hij geërgerd, “dan moet er toch iemand in de Stichting van de Gouden Harten zijn die het bevel tot die liquidaties geeft. Iemand draagt daarvoor toch de verantwoording?”

Vledder trok zijn schouders op.

“Julius Spencer?”

“Ik kan mij vergissen, maar die man dicht ik dat niet toe. Spencer is geen krachtfiguur, geen echte, strakke leider. Edward van Ravensburg noemde hem zelfs een sukkel.”

“We kunnen toch proberen,” zei Vledder geërgerd, “om die sukkel aan de praat te krijgen. Officieel is hij de leider van de club.”

De Cock liet het onderwerp rusten. Hij gebaarde met een draaibeweging van zijn hand naar de dode Richard Verhoeven op de vloer.

“Heb je nog aan hem gevoeld, wat is zijn temperatuur?”

Vledder schudde zijn hoofd.

“Daar ben jij beter in dan ik. Ik heb niet graag contact met lijken.”

De Cock hurkte bij de dode neer en voelde met de rug van zijn rechterhand aan de wang. Met zijn mond halfopen keek de grijze speurder omhoog.

“Hij is nog warm,” zei hij verrast.

“Volgens mij is hij nog geen uur dood.”

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

“Weet je dat zeker?”

Met krakende knieën kwam De Cock overeind.

“Dat schat ik zo.”

De oude rechercheur zweeg even. Hij blikte onrustig, niet-begrijpend om zich heen.

“Waar blijft de meute?” vroeg hij.

“Die lui hadden hier toch allang moeten zijn.”

Hij keek opzij naar Vledder.

“Heb jij de meute niet gewaarschuwd?”

Vledder schudde zijn hoofd.

“Ik ging ervan uit dat de wachtcommandant dat wel had gedaan.”

De Cock gebaarde geïrriteerd.

“Zoek dat uit en breng dan die twee interieurverzorgsters naar huis. Dat heb ik beloofd.”

De oude rechercheur stak zijn wijsvinger omhoog.

“En vraag hun onderweg hoe laat ze vanavond hier in het gebouw kwamen…zo exact mogelijk…of ze daarna onmiddellijk dat lijk hebben ontdekt of dat ze eerst nog een poosje hebben gewerkt voor ze naar het kantoor gingen.”

Vledder knikte gedwee.

“Ik begrijp het. Een dicht benaderd tijdstip van overlijden kan later voor ons onderzoek en de bewijsvoering belangrijk zijn.”

“Precies.”

“Wat doe jij intussen?”

De Cock zuchtte.

“Ik vang de meute wel op. Die zullen niet blij zijn op dit uur.”

Bram van Wielingen kwam met dreunende tred het kantoor binnen. Zijn gezicht stond op storm.

“Dit heb je mij nog nooit eerder geflikt.”

De Cock keek hem niet-begrijpend aan.

“Wat?”

“Twee moorden op één dag.”

De Cock maakte een verontschuldigend gebaar.

“Aan mijn handen kleeft geen bloed. Twee moorden op één dag is ook mij te veel. Maar het is al een nieuwe dag, als je goed op je horloge hebt gekeken.”

“Dat maakt het nog veel erger. Nachtbraker.”

Bram van Wielingen zette zijn aluminium koffertje redelijk bruusk op een bureaustoel.

“Had je na die eerste moord vanmiddag de tent hier niet kunnen sluiten?”