“En dan?”
De Cock glimlachte.
“Nemen wij beiden in dit busje plaats en wachten geduldig op de komst van de dader.”
Vledder fronste zijn wenkbrauwen.
“De moordenaar van Jean-Baptiste de Boyer, Richard Verhoeven en Edward van Ravensburg?”
“Precies.”
“Die komt vanavond?” vroeg Vledder ongelovig. De Cock knikte traag.
“Dat…eh dat hoop ik. Ik heb hem voor vanavond om negen uur ontboden.”
Vledder reageerde verward.
“Jij hebt hem ontboden?”
“Hij heeft bericht gekregen dat hij vanavond om negen uur in het gebouw van de Stichting Gouden Harten aan de Brouwersgracht wordt verwacht.”
Vledder keek De Cock schattend aan.
“Jij weet wie hij is?”
De Cock knikte bedaard.
“Ja. Zo…eh, nou ja, zo goed als zeker. Ik ben ook achter zijn motief gekomen.”
“En dat is?”
De Cock wuifde afwerend.
“Ik wil de bewijsvoering zo hard mogelijk maken, zodat ik een volledige bekentenis kan verwachten. Ik heb weer eens de hulp ingeroepen van Fred Prins en Appie Keizer. Zij zullen vanavond ook aanwezig zijn.”
Vledder keek zijn leermeester bewonderend aan.
“En dat alles heb jij bereikt in die paar uurtjes dat ik op West — gaarde met dokter Rusteloos naar die stomme lijken stond te kijken?”
Iets van jaloezie was er wel in zijn woorden te bespeuren.
“Ja.”
“Fantastisch.”
Vledder wist niets beters te antwoorden. De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
“Duimendraaien, dat verwachtte jij toch dat ik in de tussentijd zou doen?”
Vledder liet zijn hoofd iets zakken.
“Nogmaals…sorry.”
De Cock schoof de mouw van zijn oude regenjas iets terug en keek op zijn horloge. Het was tien minuten voor negen. Over tien minuten moest de finale plaatsvinden…het sluitstuk van een enerverend onderzoek.
De oude rechercheur voelde zich vreemd gespannen. Hij hoopte vurig dat de plannen die hij had uitgedacht, zouden slagen. Maar hij was er niet helemaal gerust op. Degene die hij van de moorden verdacht, was, zo wist hij, sluw en sterk. De moordenaar had tijdens zijn moordwerk blijk gegeven over precisie en veel lichaamskracht te beschikken. Doktoren hadden de ervaren rechercheur al vaak verzekerd dat het niet eenvoudig is om met een stiletto vanaf de rug het hart te raken. Men moet daarvoor over de nodige kennis van de anatomie beschikken. Ribben en het schouderblad vormen een geducht obstakel.
De Cock vroeg zich af of de man de valstrik die hij had uitgezet, zou doorzien, of hij werkelijk zou komen op het tijdstip dat de grijze speurder voor geschikt had gehouden. Appie Keizer had zich enthousiast getoond dat hij zich weer eens mocht hullen in de vermomming van verdwaalde buitenman. Een vermomming die hem al dikwijls succes had gebracht. Hij diende bij een mogelijke vlucht van de moordenaar in actie te komen.
Ook Fred Prins was van de partij. De Cock was bijzonder op hem gesteld. De jongeman was intelligent, onverschrokken en zo sterk als een beer. Aanvankelijk had De Cock de gedachte gekoesterd Julius Spencer als lokaas te laten fungeren, maar bij nader inzien had hij de directeur van de Stichting Gouden Harten laten vervangen door Fred Prins. De ervaren rechercheur vertrouwde op hem wanneer het tot een gevecht met de moordenaar zou komen. Maar naar zijn inschatting zou het zover niet komen. Hij verwachtte dat de moordenaar verbijsterd zou terugdeinzen op het moment dat Fred Prins pontificaal gekleed in een wijde zwarte cape met capuchon voor hem zou opdoemen.
Over het psychologische effect van die uitdossing in een wijde zwarte cape had de grijze speurder lang nagedacht. De twee interieurverzorgsters hadden iemand in zo’n cape gekleed uit het gebouw van de Stichting Gouden Harten zien komen kort voordat zij het lijk van Richard Verhoeven ontdekten. Eerst had De Cock weinig aandacht geschonken aan de verklaring van Greet en Mien…tot hij in de woning van de man die hij de moordenaar achtte, zo’n cape vond. Het had hem nog oneindig veel moeite gekost om een soortgelijke cape voor Fred Prins te vinden. Vrijwel geen kledingzaak in de stad had ze nog in de aanbieding.
De Cock blikte nogmaals op zijn horloge. Het was bijna zover. De spanning kroop in zijn aderen, pulseerde in zijn hals en deed zijn hart sneller kloppen. Hij had dat steeds wanneer een ontknoping naderde.
Hij keek opzij naar Vledder. Op het gezicht van de jonge rechercheur lag een norse trek. De Cock begreep dat. Maar hij had geen keus gehad. De gerechtelijke secties hadden voorrang en hij, De Cock, had niet verwacht dat hij zo snel tot resultaten kon komen.
Het mobieltje in de binnenzak van zijn regenjas meldde zich. Hij herkende de stem van Appie Keizer.
“Vanaf de richting Herenmarkt nadert een man, gekleed in een wijde zwarte cape met capuchon.”
De Cock zuchtte diep.
“Dat moet hem zijn,” antwoordde hij gejaagd.
“Blijf scherp op hem letten en waarschuw ongemerkt Fred Prins dat hij dichter bij het gebouw komt. Wanneer die man naar binnen is gegaan, blijf je voor de deur staan. De kans is groot dat hij al binnen een paar seconden weer naar buiten komt en je tegen het lijf loopt.”
De Cock keek naar Vledder.
“Ziejehemal?”
Vledder knikte.
“Een vent in een zwarte cape. Hij staat nu voor de ingang van het gebouw en is blijkbaar bezig met een sleutel in het slot te rommelen.”
De jonge rechercheur hijgde.
“Nu…nu is hij naar binnen en Appie Keizer staat voor de deur.”
Vledder blikte opzij naar De Cock.
“En nu verder?” vroeg hij gespannen.
“Als de man naar buiten komt,” sprak De Cock, “zal hij Appie Keizer vermoedelijk met kracht tegen de grond werken. Dan kom jij in actie.”
Vledder schreeuwde.
“De man komt alweer naar buiten en Appie Keizer ligt op de straat.”
De jonge rechercheur stormde via de openslaande achterdeuren het busje uit. De Cock volgde.
Na een korte snelle sprint greep Vledder de vluchtende man bij de schouder en trok hem naar de grond. De opgekrabbelde Appie Keizer rende naderbij en liet zich op de man vallen. Met een houdgreep hield hij hem in bedwang.
Vledder knielde bij de man neer en rukte de capuchon van zijn hoofd.
Verbijsterd keek hij omhoog naar De Cock.
“Het is Felix de Waard.”
De Cock knikte.
“Drievoudig moordenaar. Goed gedaan, Dick.”
15
De dingdong in de nauwe gang galmde nog een beetje na. De Cock deed de deur van zijn woning open. Voor hem op de stoep stond Dick Vledder. De jonge rechercheur lachte wat verlegen. In zijn linkerhand bungelde een fraai boeket frisse zomerbloemen.
“Voor je vrouw,” legde hij uit.
“Hoe langer ik jou ken, hoe meer ik jouw vrouw…”
De Cock stak afwerend zijn hand op.
“Je hebt mij al vele malen beloofddat je van tekst zou veranderen.”
Vledder schudde zijn hoofd.
“Waarom? Mijn inzichten over jou zijn hetzelfde gebleven. Ik heb vaak moeite om je invallen te volgen. Jouw vrouw zal daar zeker smartelijk onder lijden…vandaar mijn bewondering voor haar.”
De grijze speurder bekeek het boeket.
“Geen rode rozen?”
Vledder glimlachte.
“Dit is de keuze van mijn vriendin Adelheid. Die houdt van afwisseling, ze heeft een hekel aan tradities.”
“Waarom heb je haar niet meegenomen?”
Vledder gebaarde met zijn vrije hand.
“Ze doet vanavond met de narcoticabrigade een al lang geplande inval in een discotheek.”
De jonge rechercheur liep verder de gang in.
“Zijn de anderen er al?”
De Cock knikte.
“Appie Keizer en Fred Prins zitten bij mijn vrouw en hebben het hoogste woord. En zoals gewoonlijk luistert mijn vrouw geduldig.”