Vledder staarde peinzend voor zich uit. ‘De morele dader is niet strafbaar,’ zei hij na een poosje, ‘maar wel schuldig. Dat bedoel je?’ De Cock knikte. ‘Om hem te straffen heb je een duivel nodig.’
Vledder glimlachte. ‘Jij?’
‘Nee,’ zei De Cock hoofdschuddend, ‘ik niet, maar zijn geweten. En ik hoop dat die duivel hem nog heel lang zal achtervolgen.’
Vledder bukte zich en raapte de foto op die Branders had laten vallen. Hij legde haar op het bureau. De Cock keek ernaar. Het dode gezicht van Dikke Sonja staarde hem aan. Hij wendde zijn gezicht af. ‘Berg die foto op,’ zei hij wat kriegel, ‘dat gezicht bezorgt me kippenvel.’
Op dat moment kwam de oude commissaris de kamer binnen. Hij liep met uitgestoken hand op De Cock toe. ‘Zo, oude speurder,’ riep hij glimlachend, ‘terug van de Drentse heidevelden, zie ik.’
De Cock grijnsde. ‘U ziet het,’ antwoordde hij laconiek. ‘Ik kan alleen maar zeggen dat het einde van mijn vakantie wel wat onverwachts kwam.’
De commissaris knikte. ‘We hebben je nodig,’ zei hij ernstig. ‘Weet je, De Cock, die moord op Dikke Sonja bevalt me niet. Ik bedoel, de omstandigheden doen mij vrezen dat het wel eens heel lang zou kunnen duren voordat we de moordenaar te pakken hebben. Er is geen enkel leidraadje en zo ogenschijnlijk geen motief. Voor zover we hebben kunnen nagaan had Sonja geen vijanden.’
De Cock wreef langs zijn kin. ‘Roof?’
De commissaris schudde zijn hoofd. ‘Er is niets gestolen. Er is blijkbaar ook niet naar geld gezocht. Naar het dressoirtje waarin Sonja haar ontvangsten bewaarde, heeft de dader niet omgekeken. Het geld dat wij in het kamertje hebben gevonden, klopt wel zo ongeveer met haar verdiensten van die dag. Dit volgens Ouwe Miep.’
De Cock glimlachte. ‘En die kan het weten.’
‘Ja,’ zei de commissaris, ‘Ouwe Miep is een uitgekookte tante. Ik wil mijn jaarsalaris wel met haar inkomen ruilen.’
‘Ik ook wel,’ meesmuilde De Cock. ‘Ik doe het zelfs voor de helft.’
‘Zou ze zoveel verdienen?’ vroeg Vledder.
De Cock stak zijn onderlip vooruit. ‘Reken maar,’ zei hij. ‘Ze heeft vier vrouwtjes in haar pandje. Ik ben beslist aan de lage kant als ik haar inkomsten op duizend gulden per week schat.’
‘Ga weg,’ riep Vledder ongelovig.
‘Beslist, m’n jong. Ga maar na. Reken de verdiensten van elk vrouwtje gemiddeld op honderd gulden per dag. Dat is voor vier vrouwtjes vierhonderd gulden en daarvan krijgt zij de helft, hetgeen dus neerkomt op tweehonderd gulden per dag. De prostitutie kent geen vijfdaagse werkweek. De kamertjes zijn de volle zeven dagen bezet. Je ziet het, duizend gulden per week is een lage schatting.’
‘Alle mensen,’ zei Vledder, ‘je zou zo zelf een bordeeltje beginnen.’ Ze lachten hartelijk.
‘Zijn er nog plannen voor vanmiddag?’ vroeg de commissaris. De Cock knikte heftig. ‘Mijn vrouw koopt een japonnetje.’
De commissaris keek hem verwonderd aan.
‘Ja,’ zei De Cock, ‘en daar moet ik bij zijn. Ziet u, ze stelt mijn oordeel zeer op prijs. Ik ben al meer dan twintig jaar getrouwd en ze heeft nog nooit iets zonder mij gekocht.’
‘O,’ zei de commissaris onthutst.
Zijn gezicht sprak boekdelen. Maar hij zei verder niets. Hij draaide zich wat bruusk om en beende met grote stappen de kamer uit.
De Cock grijnsde hem vriendelijk na.
Vledder onderdrukte met moeite een schaterlach. ‘Moet je echt met je vrouw mee?’ vroeg hij, nadat de commissaris was vertrokken.
De Cock knikte. ‘Maar dat betekent niet,’ zei hij, ‘dat jij een vrije middag hebt. O nee. Ik heb nog een klein verlanglijstje. Je gaat eerst naar Ouwe Miep om te vragen of haar vannacht nog iets te binnen is geschoten. Ik denk niet dat het wat oplevert, maar we mogen het niet verwaarlozen. Dan vraag je om een lijst van alle psychopaten die op het tijdstip van de moord toevallig aan de aandacht van de zorgzame broeders-verpleger waren ontsnapt. Neem ook contact op met de havendienst en vraag welke schepen er in die nacht in Amsterdam lagen gemeerd. Ik neem aan dat je de hotelregisters al hebt nageplozen?’
Vledder knikte. ‘Nog meer?’ vroeg hij laconiek.
‘Nee,’ zei De Cock, ‘meer niet, voorlopig. Als er iets bijzonders is, bel mij op. Vanaf vijf uur ben ik wel thuis.’
Hij glimlachte. ‘Als… als mijn vrouw tenminste kan slagen. Soms…’ Hij maakte een wanhoopsgebaartje. ‘Enfin, anders tot maandag. Ik hoop niet dat je mij nodig hebt. Zie je, ik werk niet graag in het weekend.’ Hij trok zijn jas aan.
‘Ajuus,’ zei Vledder.
De Cock was niet zo gerust naar de afspraak met zijn vrouw gegaan, als hij geweten had wat er op dat moment omging in het hoofd van de man, die niet ver van de ingang van het politiebureau, in de Lange Niezel, voor de etalage van een klein, obscuur boekwinkeltje stond te kijken. Maar dat wist De Cock niet. Hij had er geen flauw vermoeden van.
De man keek naar de kleurrijke magazines met de smalle bandjes van grauw papier. Boven de bandjes uit lachten de gezichten van aantrekkelijke vrouwen hem toe. Beeldschone vrouwen. Jammer dat die gore bandjes hem niet vergunden verder te kijken; langs de blote schouders en boezem naar beneden. Het was jammer. Als gebiologeerd bleef hij staan. Hij kreeg er niet genoeg van. De papieren bandjes intrigeerden hem. Hij wilde weten wat ze verborgen hielden.
Hij tastte met zijn handen in de zakken van zijn ouderwetse kostuum en diepte een paar verkreukelde bankbiljetten op, waarvan hem de waarde vreemd was, omdat hij nooit geld in handen had. Schoorvoetend en met een wat angstig hart stapte hij het winkeltje in.
3
De Cock had moeie voeten.
Hij lag lui, wat onderuit gezakt, in zijn brede armstoel en liet zijn tenen wiebelen. Hij had de hele middag door de stad gedrenteld, zaak in, zaak uit. Zijn vrouw beschikte over een onblusbare energie, vooral als ze op jacht was naar een japonnetje.
Voor haar leeftijd had ze een goed figuur. De Cock was er wel tevreden mee. Het was alleen vervelend dat zijn vrouw tijdens haar jacht naar een nieuw japonnetje meestal haar leeftijd vergat. Ze keek altijd eerst naar modelletjes, ontworpen voor piepjonge vrouwen. En die vielen achteraf nooit mee.
Waarom hij die lijdensweg langs de modehuizen steeds weer moest volgen, was hem na twintig jaar huwelijk nog niet duidelijk. Maar hij had dat geaccepteerd als een van de vele vrouwelijke raadselen die hij toch niet vermocht te ontsluieren. Ze zei dat ze zijn oordeel zo op prijs stelde. Maar dat was slechts een voorwendsel om hem mee te tronen. Ze luisterde toch nooit naar zijn adviezen. Pas als ze haar keuze eenmaal had gemaakt, vroeg ze of hij het mooi vond. Dan zei hij ‘ja’, altijd, omdat hij naar het einde van zijn lijdensweg verlangde. Hij strekte zijn benen behaaglijk naar de haard, die zachtjes brandde, want de avond was kil.
Zijn vrouw zette een kop koffie voor hem neer. ‘Je moet zo nog met Flip naar buiten,’ zei ze.
De Cock knikte en dacht aan zijn moeie voeten. Flip, zijn trouwe boxer, scharrelde al rond zijn stoel. Hij bezat een soort ingebouwd uurwerk, dat hem precies vertelde wanneer de baas met hem naar buiten moest. Hij legde zijn rimpelige kop op de stoelleuning en keek zijn baas verlangend aan.
De Cock aaide hem over zijn kop. ‘Nog even geduld,’ zei hij. ‘Eerst mijn koffie.’
Er waren mensen die beweerden dat De Cock op zijn hond leek, en andersom. Maar dat was slechts een grapje. Toch hadden de grappenmakers niet helemaal ongelijk. Er waren punten van overeenkomst.