Выбрать главу

‘Beneden. Het is Bleke Gonny, gewurgd, net als de vorige. Hoe heette ze ook weer? Dikke…’

‘Dikke Sonja,’ vulde De Cock aan.

‘Ja, Dikke Sonja. Nou, dit is precies zo. Alleen die Dikke Sonja had nog een korset aan. Deze niets.’

‘Heb je de dokter al gewaarschuwd?’

‘Ja, direct. Hij zal zo wel komen.’

Voorzichtig stapten Vledder en De Cock het aangewezen kamertje binnen.

Het was maar een klein kamertje. Ongeveer drie bij vier. Er stonden twee lage stoeltjes met daartussen een rond tafeltje. Links aan de wand, bijna in de hoek, was een peuterig fonteintje, waaronder een witte pedaalemmer voor de gebruikte condooms. Aan de muren hing een uitgebreide serie vergeelde foto’s van schaars geklede vrouwen. Sommige afbeeldingen waren bepaald schunnig. Rechts tegen de wand stond een groot divanbed. En op dat bed lag Gonny, naakt en roerloos. Het piekerige, blonde haar lag verward rond het hoofd. Het bleke gezicht, waaraan ze haar bijnaam had te danken, zag grauw.

De Cock, die in zijn lange loopbaan honderden lijken had gezien, twijfelde niet. Bleke Gonny was dood. Naar de oorzaak van de dood behoefde hij niet lang te zoeken. De wurggrepen aan de lange, magere hals spraken een duidelijke taal.

Hij liep naar het bed en legde de rug van zijn hand tegen de wang van de dode. Het lichaam voelde nog warm aan. Zijn scherpe blik gleed over de naakte huid. Maar buiten de wurgplekken aan de hals kon hij geen bijzonderheden meer aan het lichaam ontdekken. Vlak onder de rechterknie was een klein wondje, maar dat was van vroeger datum. Er was al een korstje over gegroeid.

Hij keek nog eens het kamertje rond. Het was alles heel normaal. Zijn voor het detail geoefend oog zag niets dat een bijzondere beschouwing waard leek. Er waren geen buitenissigheden; geen sporen, die een aanknopingspunt konden vormen; geen aanwijzingen naar de dader. De Cock zag slechts het gebruikelijke interieur van een werkkamertje van een prostituee, zoals hij er zovele kende.

Hij bepaalde zijn aandacht bij de kleren van Gonny. Ze lagen keurig gevouwen over de leuning van een van de lage stoeltjes. Vooral de ragfijne nylonkousen hadden zijn interesse. Voorzichtig stak hij zijn hand in de kousen en spreidde zijn vingers uit. Het fijne weefsel vertoonde geen gebreken. Hij kon geen gaatje of laddertje ontdekken. Daarna bekeek hij de bustehouder. Het was een frivool gevalletje, waaraan echter geen spoortje van geweld viel op te merken. De bandjes waren gaaf en het elastische tussenstuk was niet noemenswaardig uitgerekt.

Vledder was bezig met een schetsje van de kamer. ‘Wat denk je?’ vroeg hij.

De Cock haalde zijn schouders op. ‘Zie je nog verschillen met de moord op Dikke Sonja?’

Vledder schudde langzaam zijn hoofd. ‘Alleen het korset,’ zei hij.

De Cock knikte. ‘Verder nog wat?’

‘Nee, verder zijn er geen verschillen. Ook hier geen worsteling, geen ravage. Als die naakte juffrouw op het bed niet zo akelig dood was, zou je zeggen dat er niets was gebeurd.’

De Cock zuchtte. ‘Ze heeft zelfs geen kans gezien zich tegen haar aanvaller te verweren. Ik heb de nagels aan haar vingers bekeken. Ze zijn pijnlijk schoon. Ik heb ook nergens een spoortje bloed kunnen vinden, hetgeen betekent dat de dader ongeschonden is gebleven en vermoedelijk geen krabben aan zijn gezicht heeft opgelopen.’

Vledder schudde mistroostig het hoofd. ‘Dus geen aantrekkelijk signalementje,’ zuchtte hij. ‘Het zit ons ook niet mee.’

‘Nee,’ zei de Cock. ‘Vrouwe Fortuna is een grillig mens. Maar daar is ze dan ook een vrouw voor.’

De dokter voor de lijkschouw kwam binnen, gevolgd door de fotograaf en luitjes van de Dactyloscopische Dienst. Het werd al aardig druk in het kamertje.

‘Straks de meute nog,’ zuchtte De Cock, ‘en je kunt hier geen voet meer verzetten.’

‘Wat zegt u?’ vroeg de dokter.

‘We vroegen ons af of ze dood was,’ loog De Cock. De dokter keek hem een beetje verstoord aan.

‘O,’ zei hij, ‘ja, ik zal eens kijken.’

Hij pakte zijn stethoscoop en liep naar het lijk. Zijn onderzoek duurde kort.

‘Ze is dood,’ zei hij. Het klonk bijzonder laconiek. De Cock en Vledder knikten met ernstig gezicht.

Toen de dokter weg was, begon Bram, de fotograaf, plaatjes te schieten. Het licht van zijn blitzlamp flitste fel op. Kreuger van de Dactyloscopische Dienst had zijn spulletjes al te voorschijn gehaald.

‘Kan ik al aan de gang?’

De Cock knikte. ‘Doe je best,’ zei hij. ‘Als we ook deze tweede moord niet oplossen, gaat het stormen. Maak dan je borst maar nat.’

‘Als er niets is, kan ik niets vinden,’ antwoordde Kreuger verongelijkt. ‘Als je met alle geweld vingertjes wilt hebben, kun je er wel een paar van mij krijgen.’

De Cock grijnsde. ‘Jij bent als moordenaar niet geschikt,’ zei hij hoofdschuddend. ‘Je vrouw heeft mij verteld dat de kalkoen die je voor verleden jaar kerst kocht, nog steeds door je tuin tippelt.’ Vledder lachte en Kreuger ging mokkend op zoek naar vingerafdrukken die niet te vinden waren.

De rechercheurs trokken hun gezicht weer in een ernstige plooi toen de meute aan de deur verscheen. Ze kwamen schoorvoetend binnen en staarden naar het lijk op de divan. Het werd benauwd in het kamertje.

‘Het onderzoek is in goede handen,’ doceerde de commissaris. ‘Rechercheur De Cock heeft veel ervaring in dit soort zaken.’

Hij kletst maar wat, dacht De Cock. Hij weet net zo goed als ik dat er een wonder moet gebeuren, wil ik deze moorden ooit tot een oplossing brengen.

Gelukkig bleven de heren niet lang. Na een halfuurtje waren ze al weer vertrokken.

De commissaris slaakte een diepe zucht. ‘Ik ben blij dat ze weg zijn.’

‘Ik leef met u mee,’ zei De Cock met een grijns.

De commissaris glimlachte, maar liet het onderwerp verder rusten. Zijn blik gleed door het kamertje. ‘Zit er nog muziek in?’ De Cock schudde zijn hoofd. ‘Ik weet niet wat ik ervan denken moet,’ zei hij. ‘Het mist elke logica. Ik bedoeclass="underline" hoe moet je deze moord bezien? Het lijkt zo zinloos.’

‘Het zou een lustmoord kunnen zijn,’ opperde de commissaris. De Cock tuitte zijn lippen. ‘Het zou kunnen,’ zei hij. ‘Maar naar mijn smaak ontbreken er dan toch een paar ingrediënten. Het is te rustig.’

‘Te rustig?’ vroeg Vledder.

‘Ja, er is geen spoortje van razernij. Bekijk het lichaam; buiten de hals vind je nergens sporen van geweld. Bekijk het kamertje; als je het lijk wegdenkt, is er niets dat aan moord herinnert. Ook het voorspel ontbreekt.’

‘Voorspel?’

De Cock knikte. ‘Ook al vind je daarvoor geen bewijzen, er is altijd een voorspel. Er moet iets zijn dat een lustmoordenaar tot een climax voert. Het kan natuurlijk zijn dat dit voorspel zich alleen in de gedachten van de dader heeft afgespeeld. Dat komt vaker voor. Maar er is iets aan voorafgegaan. De vraag is: wat? Wat ging er om in het hoofd van de dader?’

De Cock deed een paar stappen in de richting van de beide stoeltjes. ‘Kijk eens naar de kleding,’ zei hij. ‘Alles ligt zo netjes over de leuning gedrapeerd, dat het ontkleden slechts in grote rust kan zijn gebeurd. Uit de wijze waarop het is gevouwen en de volgorde waarin het is neergelegd, kan men vrijwel positief stellen dat Bleke Gonny zelf haar kleren heeft uitgetrokken. Wanneer een man met stijgende lustgevoelens een vrouw ontkleedt, krijgt men een heel ander beeld. Men vindt in de regel de kleding rechts en links verspreid en vaak verscheurd. Maar zelfs aan de ragfijne nylonkousen is geen laddertje te ontdekken. Het lijkt er veel op dat bleke Gonny een stripteasenummer heeft opgevoerd en dat de dader heel rustig van een afstandje heeft toegekeken.’

‘Maar ze is gewurgd,’ riep Vledder.

‘Ja, m’n jong, maar dat gebeurde later, toen Gonny zich uitnodigend op de divan had uitgestrekt.’ De Cock streek met zijn hand door zijn haar. ‘Het zal niet meevallen om de dader te vinden. Het wordt nog moeilijker dan anders, omdat hij er zo volkomen onschuldig uitziet.’