Vledder keek hem gespannen aan. ‘Ben je hier meer geweest?’
De Cock schudde het hoofd. ‘Ik ben goed geïnformeerd. Dat is alles.’
Toen de deuren van de lift opensprongen, liepen ze over dikke tapijten en langs fraai verlichte bloembakken naar een imposante, met leer afgedekte deur.
De Cock aarzelde even, toen deed hij de deur open en stapte naar binnen. Vledder volgde.
Het vertrek was bijna zo groot als een zaal. Ver achterin stond een breed bureau. De weg erheen was lang en bood de man achter het bureau tijd voor observatie.
De Cock besefte dat en probeerde hem te misleiden. Hij schoof zijn oude hoedje zwierig achter op het hoofd en slenterde nonchalant, onverschillig naderbij. Het was een pose. De Cock wist dat elke vezel van zijn spieren was gespannen. De man voor hem was gevaarlijk, in zijn vertwijfeling tot alles in staat. Hij had vier mensen naar het leven gestaan. Drie van hen hadden zijn optreden met de dood moeten bekopen. Een vierde was ternauwernood aan zijn moordlust ontsnapt.
De Cock slenterde verder, overbrugde de afstand tussen hem en de man die de laatste dagen zijn denken en handelen had beheerst. Pal voor het bureau bleef hij staan, nam zijn hoedje van het hoofd en trok zijn gezicht in een ernstige plooi. Hij stak zijn hand naar voren. De man achter het bureau stond op en drukte de toegestoken hand. Het was een refl ex. De Cock keek hem strak aan, lette op elke reactie.
‘Ik… eh…,’ zei hij weifelend, ‘ik condoleer u met de dood van Jonathan.’
De Cock zag hoe de pupillen van de man vernauwden. Een zenuwtrek liep langs zijn wangen. De hand die hij vasthield, verkrampte, rukte om los te komen. Vanuit zijn ooghoeken zag hij Vledder om het bureau lopen. Eerst toen de jonge rechercheur de man voor hem in bedwang had, liet hij los.
Het gezicht van de man zag rood. Hij slikte. Zijn ogen fl ikkerden boosaardig. ‘Wat betekent dit?’ riep hij getergd.
De Cock zette zijn hoedje weer op. ‘Een arrestatie… meneer Jerome.’
Ze zaten bijeen in de gezellige zitkamer ten huize van De Cock, languit, genoeglijk, in luie fauteuils. De grijze speurder had Vledder en Van Dijk uitgenodigd om, zoals zij uitdrukkelijk hadden verlangd, opening van zaken te geven.
Mevrouw De Cock speelde de gastvrouw, opgewekt en met allure. Ze had met een weelde aan lekkernijen de avond naar een hoogtepunt gevoerd. De Cock schonk met gulle hand geurende cognac in diepbolle glazen. Hij was ijdel genoeg om zich in de bewondering en het ongeduld van zijn jonge collega’s te koesteren.
Van Dijk was de eerste die zich niet kon bedwingen. ‘Wat moet ik met die beroerde bontmantel?’ riep hij uit. ‘Het ding heeft mij nachtmerries bezorgd. Ik zal blij zijn als ik ervan verlost ben.’
De Cock glimlachte. ‘Je zult hem aan de eigenaresse moeten teruggeven.’
‘En wie is dat?’
‘De jonge mevrouw Van der Wheere.’
‘De vrouw van Jerome?’
De Cock knikte. ‘Ik denk niet dat ze hem nog zal willen dragen.’
Vledder schoof naar voren. ‘Hoe wist je dat het Jerome was?’ vroeg hij gejaagd. ‘Hoe wist je dat het lijk van Jonathan…’
De Cock stak afwerend een hand op. ‘Proef nog eens van je cognac,’ zei hij lachend, ‘dan zal ik het proberen uit te leggen.’ Hij nam zelf het glas op en schommelde het zachtjes heen en weer. ‘Wat mij…’ zo begon hij langzaam, ‘vrijwel vanaf het begin fascineerde… was het dualistisch gedrag van de moordenaar… een vreemde tweeslachtigheid, waarvoor ik aanvankelijk geen verklaring kon vinden. Dat klinkt misschien wat ingewikkeld, maar dat is het niet.’ Hij rook aan zijn cognac, nam een kleine teug en zette het glas weer neer.
‘Denk eens aan de eerste moord waarmee wij te maken kregen… de moord op Juliette. Het handtasje van het slachtoffer was zo zorgvuldig schoongemaakt, dat Ben Kreuger, onze brave dactyloscoop, de wanhoop nabij was. Van de moordenaar een daad van voorzorg om zijn eigen identiteit te verbergen. Prachtig. Maar diezelfde zorgvuldige moordenaar rukt volkomen onnodig Juliette een medaillon van de hals, stapt daarmee de volgende morgen al naar een antiquair en legitimeert zich bij de verkoop doodleuk met zijn eigen paspoort.’
Het was even stil. Vledder keek zijn oude leermeester bewonderend aan. ‘Je hebt gelijk,’ zei hij met een wat verlegen lachje. ‘Dat is volkomen met elkaar in strijd.’ Hij schudde het hoofd. ‘Stom… het is mij niet opgevallen.’
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
‘Eenzelfde tegenstrijdigheid vind je bij de aanslag op de kleine André Beerenburgh. De moordenaar besmeurt de nummerplaten van de lichtblauwe sportwagen met vet en vuil om herkenning te voorkomen. Voordat hij de wagen in Den Bosch achterlaat, veegt hij alle vingerafdrukken zorgvuldig weg. Maar op het moment dat hij de wagen in Utrecht koopt, geeft hij geen valse naam op… of iets van dien aard, maar zegt heel nuchter dat hij Jonathan van der Wheere is.’ De Cock pauzeerde even. ‘De conclusie,’ ging hij verder, ‘lag voor de hand… of Jonathan van der Wheere was een verwarde schizofreen… een gespleten persoonlijkheid, die vlagen van duivelse geslepenheid afwisselde met momenten van een bijna kinderlijke nonchalance… of hij was de moordenaar niet. En tot die laatste gedachte ging ik steeds meer overhellen.’
Vledder keek hem verbaasd aan. ‘Toch liet je mij per telex de opsporing van Jonathan verzoeken.’
De Cock knikte nadrukkelijk. ‘Wat moest ik?’ riep hij verontschuldigend. ‘Alle concrete aanwijzingen gingen in de richting van Jonathan van der Wheere. En met die concrete aanwijzingen had ik te maken. De rest was theorie. Bovendien was het zaak dat Jonathan zo snel mogelijk werd opgespoord.’
Van Dijk keek hem niet-begrijpend aan. ‘Waarom… hij was de moordenaar toch niet?’
De Cock gebaarde emotioneel. ‘Alleen Jonathan zou de valse aanwijzingen die er tegen hem waren, kunnen ontzenuwen en mogelijk een licht kunnen werpen op de ware moordenaar. Dat was ook de reden dat ik dat sensationele krantenbericht lanceerde.’
Vledder knikte. ‘Je wilde Jonathan dwingen tevoorschijn te komen.’
De Cock streek met zijn hand over het grijze haar. ‘Ik wist toen uiteraard nog niet dat ook Jonathan was vermoord.’
Er viel een diepe stilte. De gedachte aan het droeve lot van Jonathan beheerste hen allen.
De jonge Vledder boog zich naar voren. ‘Waardoor kreeg je het vermoeden dat hij niet meer in leven was?’
De Cock nipte aan zijn cognac. ‘Door de geringe reacties op het krantenbericht en vooral door het verhaal van Margootje van Stové. Zie je, alle personen die Jonathan van der Wheere kenden, schetsten hem als een charmant, vriendelijk en attent man. Ik kon mij eenvoudig niet voorstellen dat hij het vrouwtje — onder welke omstandigheden dan ook — vier weken lang in het onzekere zou laten. Ze was toch zijn aanstaande vrouw en, zoals later bleek… zwanger.’ Hij wreef over zijn gezicht. ‘Hoe vreemd het ook moge klinken,’ zei hij somber, ‘maar Margootjes zwangerschap heeft de dood van Jonathan verhaast.’
Mevrouw De Cock keek haar man vragend aan. ‘Waarom? Wat heeft dat ermee te maken?’
De rechercheur aarzelde even. ‘We komen zo aan het motief voor de moorden en daarvoor moeten we nog wat verder in de geschiedenis terug, namelijk naar de dood van de oude Henri.’
Van Dijk keek op. ‘Was het een moord?’ vroeg hij gespannen.
De Cock knikte. ‘De eerste in de reeks.’
‘Jerome?’
De Cock schudde het hoofd. ‘Niet Jerome.’
‘Wie dan?’
‘De oude mevrouw Van der Wheere.’
Vledder keek hem ongelovig aan. ‘Gaf zij hem vergif?’
De Cock schoof zijn onderlip vooruit. ‘Dat is te zeggen…’ Hij weifelde. ‘De oude Henri was morfi nist, een verslaafdheid overgehouden aan een behandeling voor galstenen. De oude dokter Van Gelderen verschafte morfi ne op recept. Aanvullingen werden door Jonathan verzorgd. De oude Henri gaf zich de injecties niet zelf, maar vertrouwde dit toe aan zijn vrouw. Wat ik nu verder zeg… is een vermoeden. Jerome, die inmiddels een volledige bekentenis heeft afgelegd, wilde over de daad van zijn moeder niet praten. Maar hij wist dat zij verantwoordelijk was voor de dood van zijn vader. En hij wist ook dat zij het had gedaan om hem, Jerome, een sleutelpositie in de C.I.H. te verschaffen.’