De Cock trok zijn wenkbrauwen op. ‘En?’ Het klonk als een uitdaging.
Buitendam reageerde woedend. ‘Ik wil geen ellende… met niemand. Begrepen?’
De Cock kwam bij het raam vandaan. Hij begreep de commissaris best. De oude politiechef zat tegen zijn pensioen aan en voelde weinig voor verwikkelingen op hoog niveau.
Hij bleef voor hem staan. ‘Ik zal de moordenaar van Juliette van der Wheere vinden,’ sprak hij traag, nadrukkelijk. ‘Niet om u te plezieren… en ook niet omdat de juffrouw belangrijke vrienden had… maar omdat ik moord een verrekt onsympathieke manier vind om een discussie te beëindigen.’
Hij slenterde op zijn gemak de kamer uit.
De commissaris keek hem na. ‘Eruit!’ brulde hij. Het was een overbodige kreet.
Vledder keek De Cock geamuseerd aan. Hij wist hoe de gesprekken tussen hem en de politiechef gewoonlijk eindigden. ‘Had de commissaris nog nieuws?’ vroeg hij grijnzend.
De Cock tastte in zijn zak naar een verkreukeld pakje sigaretten. Het was leeg. Hij zeilde het doosje door de kamer. ‘Juliette had vrienden,’ zei hij wat verstoord. ‘Ze schijnen erop gebrand dat haar moordenaar snel wordt gevat.’
‘Wie zijn die vrienden?’
De Cock haalde zijn schouders op. ‘Dat weet ik niet. Ze zijn in ieder geval belangrijk genoeg om de offi cier van justitie onder druk te kunnen zetten. De commissaris was er confuus van.’
De blik van de jonge Vledder verhelderde. ‘O,’ zei hij langgerekt, ‘dan kan ik je wel zeggen uit welke hoek de wind waait. Zie je, Juliette is inderdaad de dochter van de oude Henri van der Wheere.’
‘Van de Chemische Industrie Holland.’
‘Ja, de machtige C.I.H., paradepaardje van de staat met tal van regeringsfunctionarissen in de top.’
De Cock fl oot tussen zijn tanden. ‘Vandaar zijn angst. Het is een wespennest en de commissaris is gewoon bang dat hij wordt gestoken.’ Hij diepte uit zijn borstzakje een verfrommelde sigaret op en stak hem aan. ‘Die oude Henri… zijn dood is nog net zo raadselachtig als een maand of zes geleden?’
Vledder knikte. ‘Ik heb wat navraag gedaan. Volgens de officiële lezing stierf hij aan een hartverlamming. Maar er gaan geruchten dat hij werd vergiftigd.’
‘Vergiftigd?’
‘Op zijn jacht, de Julia. ’s Middags was er aan boord een zakenbespreking, waaraan diverse directeuren van de C.I.H. deelnamen. ’s Avonds was er een soort familiereünie. Alle leden van de clan waren aanwezig. Na het diner trok de oude Henri zich even terug. Een halfuurtje later vond men hem dood in zijn hut.’
‘Wie vond hem?’
Vledder aarzelde even. ‘Juliette.’
De Cock blies rookwolken naar de zoldering. ‘Is er een onderzoek geweest?’
Vledder schudde het hoofd. ‘Er was geen onderzoek. Geen echt rechercheonderzoek, bedoel ik. Nadat Henri van der Wheere dood was aangetroffen, hield de familie aan boord onderling een kort beraad en men besloot dokter Van Gelderen te halen. Dokter Van Gelderen is de oude arts van de familie. Je kent dat wel, een soort vertrouwensman, biechtvader. Hij kwam onmiddellijk, bekeek de dode en schreef zonder blikken of blozen een overlijdensakte uit.’
‘Doodsoorzaak: hartverlamming?’
‘Precies, een gewone, natuurlijke dood.’ Vledder gebaarde voor zich uit. ‘Er was toen dus hoegenaamd geen grond meer voor een onderzoek.’
De Cock knikte begrijpend. ‘En de oude Henri van der Wheere werd keurig in zijn geheel begraven.’
‘Hoe bedoel je?’
De Cock plooide zijn lippen tot een brede glimlach. ‘Zonder een gerechtelijke sectie, zonder dat vastgesteld kon worden of de arme man was vergiftigd of niet.’
Vledder spreidde beide armen. ‘Wat wil je? Dat was duidelijk de opzet van de familie. Men wilde geen schandaal.’
De Cock plukte aan zijn onderlip. ‘Hoe lekte het uit? Ik bedoeclass="underline" hoe kwam het gerucht dat de oude man was vergiftigd dan in de wereld?’
‘Door een lid van de vaste bemanning. Een paar dagen na de begrafenis stapte een zekere Johan Peter Opperman, matroos, afkomstig uit Enkhuizen, in zijn zondagse pak naar een van onze dagbladen en uitte daar het vermoeden dat Henri van der Wheere geen natuurlijke dood was gestorven. De matroos dacht dat de oude man tijdens het diner werd vergiftigd.’
‘Was het een redelijk vermoeden?’
‘Dat weet ik niet. Het blijft mistig.’
Over het gezicht van De Cock gleed ergernis. ‘Waarom ging hij naar de krant in plaats van naar de politie?’
Vledder trok zijn schouders op. ‘Ik heb het krantenartikel gelezen. Volgens zeggen van de matroos had hij een politieonderzoek verwacht. Toen dit na de dood van de oude Henri uitbleef, besloot hij de zaak in de openbaarheid te brengen.’
‘Volgde er toen wél een onderzoek?’
‘Nee, tenminste geen echt onderzoek. Er werd een rapport uitgebracht.’
‘Door wie?’
‘Door de rijksrecherche of door de districtsrecherche van de rijkspolitie. Dat weet ik niet precies. Het jacht Julia lag tijdens het overlijden van de oude Henri in de haven van Enkhuizen. Ik weet niet aan wie de opdracht werd verstrekt. In ieder geval concludeerde de offi cier van justitie in Alkmaar aan de hand van het rapport dat er geen reden was voor verder onderzoek.’
De Cock streek met zijn hand over zijn grijze haar. ‘Ik begrijp het,’ sprak hij hoofdknikkend. ‘Hij had te weinig. Bovendien zou zo’n onderzoek zonder twijfel tot exhumering… tot opgraven van het lijk van Henri van der Wheere hebben geleid. En dat zou, ook internationaal gezien, nogal wat stof hebben doen opwaaien. Ik denk dat de offi cier in Alkmaar dat zonder duidelijke aanwijzingen niet heeft aangedurfd.’ Hij pauzeerde even, schoof zijn kin naar voren. ‘Toch, ondanks alles, zou ik die Johan Peter Opperman graag een paar vragen willen stellen.’
Vledder keek hem aan. ‘Dat zal moeilijk gaan,’ zei hij traag. ‘Hoezo?’
‘Twee dagen na zijn interview met de pers sloeg hij op de Noordzee tijdens zwaar stormweer overboord en verdronk.’
‘Nog vóór hij door de politie werd benaderd?’
‘Ja.’
‘En zijn lichaam?’
‘Nooit gevonden.’ Minutenlang zwegen beiden. Het was een vreemde, bijna tastbare stilte. De gezichten van de rechercheurs stonden strak, ernstig. Het was alsof ze zich plotseling bewust werden van een gevaar, een dreiging, die langzaam op hen afkwam.
De Cock hees zich moeizaam uit zijn stoel overeind. ‘Een onverkwikkelijke affaire,’ sprak hij somber. ‘Blijft natuurlijk de vraag in hoeverre de dood van Juliette van der Wheere met dit alles heeft te maken. Misschien is het wel een op zichzelf staand geval.’ Hij wreef met duim en wijsvinger in de ooghoeken en wist dat hij tegen zijn eigen gemoed sprak.
Hij keek naar Vledder. ‘Weet je al wat van haar niet-tolerante vriend?’
De jonge rechercheur raadpleegde zijn aantekeningen. ‘Volgens betrouwbare inlichtingen is dat de heer William O. Summerfi eld, jong, onstuimig attaché van de Amerikaanse ambassade.’
‘En?’
Vledder zuchtte. ‘Hij werd eind vorige week naar Beiroet overgeplaatst.’
De Cock krulde zijn lippen tot een glimlach. ‘Beiroet,’ herhaalde hij. ‘Dat is een eind weg. Het is niet te verwachten dat de onstuimige, niet-tolerante attaché gisteren even van Beiroet is komen vliegen om zijn ontrouwe geliefde koud te maken.’
Vledder schudde het hoofd. ‘Dat is ook niet gebeurd. Volgens mijn informaties heeft mister Summerfi eld Beiroet gisteren niet verlaten. Bovendien was de liefde tussen hem en onze Juliette al geruime tijd bekoeld. Mister Summerfi eld onderhield de laatste tijd intieme relaties met een beeldschone Libanese. De overplaatsing naar Beiroet geschiedde op zijn verzoek.’