Выбрать главу

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘Zagen ze in haar een concurrente?’

De Smalle schudde het hoofd. ‘Zo moet je dat niet zien. Elke vrouw die in de buurt van de Walletjes komt, wordt door de meisjes van de buurt nu eenmaal kritisch bekeken.’

‘Als mogelijke concurrente.’

‘Precies. Dat is de feitelijke achtergrond. Ik heb tot nu echter van geen enkel meisje gehoord dat de vrouw wel eens klantjes meenam.’

‘Wat moest ze dan in de buurt?’

De caféhouder hief beide armen ten hemel. ‘Hoe weet ik dat? Ik heb haar niet gekend. Misschien had ze wel een of ander vriendje aan de hand, een snuitertje dat ze hier ergens in de buurt ontmoette. Dat is al meer vertoond.’

De Cock nam nog een slok van zijn cognac. Zijn hersenen werkten op volle toeren. Koortsachtig verwerkte hij de nieuwe ontwikkelingen.

Hij keek Lowietje schuins aan, peilend, onderzoekend. Hij wist hoe sentimenteel de smalle caféhouder was. Hij streek met zijn hand over zijn grijze haar. ‘Het was een mooie vrouw,’ zei hij dof. ‘Een heel mooie vrouw.’ Hij schudde droef het hoofd. ‘Ze knepen haar keel dicht. Niet omdat ze rot was. Niet omdat ze het verdiende.’ Hij wachtte even, legde een snik in zijn stem. ‘Zomaar. Misschien omdat ze wat wist… misschien ook omdat een of andere kerel haar zat was.’

Smalle Lowietje slikte. Zijn grote adamsappel danste op en neer. ‘Een kelere streek.’ Het kwam uit de grond van zijn hart. De Cock knikte nadrukkelijk. ‘Zo is het, Lowie… een kelere streek. Ik zou hem ook graag willen hebben. Ik zou hem graag een paar armbandjes omdoen. Begrijp je? Al was het alleen maar, omdat je nooit weet of zo’n kerel het leuk vindt.’

Hij pauzeerde even voor het effect. ‘Doe me een plezier, wil je, Lowie? Gooi eens een balletje op onder de meisjes. Praat met ze. Misschien weten ze wat. Misschien hebben ze haar wel eens ergens zien binnengaan.’

Lowietje nam zijn glas op en dronk het in één teug leeg. ‘Je kunt op me rekenen, De Cock,’ zei hij ferm. ‘Zo gauw ik wat hoor…’ De grijze speurder glimlachte. ‘Goed, Lowie, schenk nog eens in.’

Nonchalant slenterde De Cock langs de antieke kruidenzaak van Jacob Hooy over de Nieuwmarkt naar de Geldersekade. Tegenover het beeld van de Spaanse Brabander glipte hij het koffi ehuis van tante Mia binnen. Hij kietelde de vette kin van de gezette eigenaresse en liep direct door naar achteren. Ouwe Brammetje zat in een hoek naast zijn accordeon. Voor zich op het tafeltje lagen dubbeltjes, kwartjes, centen, de oogst van een muzikale trektocht langs cafés. Hij schoof ze in rijtjes.

De muzikant keek gestoord op toen de grijze speurder op een stoel tegenover hem neerstreek. Op zijn gezicht lag een norse trek. ‘Heb ik je geroepen?’ bromde hij.

De Cock lachte met een scheve mond. ‘Ik kom als de dood,’ zei hij gemelijk. ‘Onaangediend.’

Ouwe Brammetje wuifde. ‘Ik heb liever dat je weggaat. Ik heb niet graag russen[6] om me heen. Ze stinken.’

De Cock snoof. ‘Geld niet,’ reageerde hij scherp.

Er kwam een sluwe blik in de ogen van de muzikant. ‘Wat bedoel je?’

‘Net wat ik zeg… geld stinkt niet. Al komt het uit het tasje van een dode vrouw.’

Ouwe Brammetje kwam met een ruk overeind. Het tafeltje schudde en enkele centen dansten over de vloer. ‘Je moet je bek houden,’ riep hij fel. ‘Je moet hier geen verhaaltjes vertellen. Gore smoesjes. Ik ben niet aan het tasje van die vrouw geweest. Ik niet.’

De Cock plooide zijn gezicht in ongeloof. ‘Jij niet?’ vroeg hij smalend.

‘Nee… stelen van een dooie…’ In de stem van de oude muzikant klonk afschuw: ‘Dat doe je niet, dat is… eh… dat is gewoon onzindelijk. Je bent aan het verkeerde adres.’ Hij sloeg zich fel op de borst. ‘Daar moet je mij niet voor hebben.’

‘Wie dan wel?’

Brammetje zwaaide met zijn arm. ‘Die vent.’

‘Welke vent?’

‘Die vent die de steeg uitliep.’

De Cock legde zijn hand op de schouder van de muzikant en drukte hem op de stoel terug. ‘Ga zitten,’ zei hij vriendelijk, ‘en vertel me precies hoe het ging.’

Ouwe Brammetje slikte een brok uit zijn keel. De snelle aanval van De Cock had hem van streek gemaakt. Hij veegde het kleingeld met een kromme hand naar zich toe. Zijn onderlip trilde. ‘Ik… eh… ik was in het café van Rooie Frits geweest,’ begon hij hakkelend. ‘Ik kom veel bij Rooie Frits om te spelen. Een of andere vent had me een paar pilsjes gegeven. Een stuk of vier. Toen ik buiten kwam, moest ik nodig pissen.’ Hij wees naar de accordeon naast zich op de grond. ‘Dat gaat wat moeilijk met zo’n kast voor je buik.’

De Cock knikte begrijpend. ‘Toen ben je in de steeg gaan pissen.’

‘Ja, dat mag toch? Dat doet iedereen.’

De Cock gebaarde wat ongeduldig. ‘Goed, goed. En toen?’

‘Nou, ik stond, denk ik, halverwege, toen ik plotseling in de knik van de steeg een vent zag. Hij stond voorovergebukt, begrijp je? Net alsof hij op straat wat aan het doen was.’

‘Ja. En verder?’

‘Na een paar seconden kwam hij overeind en keek in mijn richting. Toen hij mij zag, scheen hij te weifelen. Een moment dacht ik dat hij op mij af zou komen, maar hij draaide zich om en rende weg.’

‘Naar de Sint-Jansstraat?’

‘Ja, die kant op. Toen ik klaar was, ben ik eens gaan kijken. Ik was nieuwsgierig wat die vent daar had staan doen.’

‘En toen vond je die vrouw.’

Ouwe Bram knikte. ‘Bij een lantaarnpaal. Ze lag er wat raar bij. Ik keek in haar ogen en zag dat ze dood was.’ Hij zweeg even, keek met een open blik naar de rechercheur. ‘Maar aan haar tasje ben ik niet geweest.’

De Cock negeerde de opmerking. ‘Wat was het voor een vent?’

De muzikant trok zijn schouders op. ‘Een vent… een vrij lange vent… een jaar of vijfendertig, zou ik zo zeggen. Hij kan ook wat ouder of jonger zijn geweest.’ Hij maakte een verontschuldigend gebaar. ‘Er is niet zoveel licht in de steeg. Ik stond er ook wat ongelukkig bij. Begrijp je? Nou niet direct zo, dat je alles om je heen op je gemak gaat bekijken.’

De Cock keek de oude onderzoekend aan, streek met zijn pink over de rug van zijn neus. ‘Weet je, Bram,’ zei hij ernstig, ‘ik geloof dat er helemaal geen vent is geweest. Jij vertelt mij dit verhaaltje, omdat ik zei dat jij geld uit haar tasje had gestolen.’ Het gezicht van de oude muzikant werd rood. ‘Ik heb niet gestolen,’ schreeuwde hij wild. ‘Ik-steel-niet-van-een-dooie.’

De Cock stond op en keek de oude hoofdschuddend aan. ‘Ik heb het ook nooit geloofd,’ zei hij raadselachtig. Hij pakte een gulden uit zijn zak en legde die op het tafeltje. ‘Voor de gevallen centen.’

6

Vledder keek zijn oude leermeester niet-begrijpend aan. ‘Maar het kan toch? Ouwe Brammetje kan toch best een vent in de steeg hebben gezien?’

De Cock stak met trage bewegingen een sigaret op. ‘Het klopt,’ zei hij gelaten. ‘Hij heeft een vent gezien. Daar ben ik van overtuigd.’

‘Maar je zei…’

De Cock stak afwerend een hand op. ‘Ouwe Brammetje heeft een hartgrondige hekel aan de politie. Al heel lang. Hij heeft vroeger veel bekeuringen gehad voor het spelen zonder vergunning, muziek maken op de openbare weg, enfi n, je kent dat wel. Het heeft bij de Ouwe Bram kwaad bloed gezet. Wanneer ik hem gewoon op de man af had gevraagd of hij iets bijzonders in de steeg had gezien, dan had hij waarschijnlijk niets gezegd.’

Vledder glimlachte.

‘Daarom beschuldigde jij hem van diefstal van geld uit het tasje.’

De Cock knikte. ‘Ik kon op vrijwillige medewerking niet rekenen. Ik moest hem gewoon uit zijn tent lokken.’ Hij produceerde een matte glimlach. ‘Het was een vage toespeling. Niet meer. En Ouwe Brammetje reageerde onmiddellijk. Ik had feitelijk met hem te doen.’

вернуться

6

Bargoens voor rechercheur.