Выбрать главу

Vledder snelde op de vrouw toe en nam haar hoed en regenmantel aan.

Langzaam schreed ze nader.

Bij het bureau van de oude speurder bleef ze staan en keek op hem neer. Een zoete glimlach gleed langs haar lippen. ’U bent… eh, rechercheur De Cock?’

De grijze speurder knikte.

’De Cock met… eh, met ceeooceekaa.’

Zijn stem klonk onzeker.

Ze glimlachte opnieuw.

’Men zei mij dat u zo zou reageren.’

De Cock gebaarde naar de stoel naast zijn bureau.

’Gaat u zitten. Wie is ”men”?’

Ze nam plaats en streek haar rok glad.

’De mensen die mij aangeraden hebben u te consulteren.’

’En wie zijn dat?

’Mijn vriend, mijn vader, mijn beide broers. Zij waren mijn adviseurs.’

De Cock spreidde zijn handen.

’En waarover wenst u mij te consulteren?’

De zekerheid in zijn stem kwam terug.

Ze aarzelde even.

’Laat ik mij eerst even aan u voorstellen. Ik ben Madeleine… Madeleine de Bouchardon.’

De Cock keek haar bewonderend aan.

’Een mooie naam.’

Madeleine knikte instemmend.

’Ik stam uit een oud hugenotengeslacht. De Bouchardon is mijn meisjesnaam. Sinds mijn scheiding heb ik die weer aangenomen.’

De Cock gebaarde in haar richting.

’U was gehuwd?’ vroeg hij overbodig.

Madeleine de Bouchardon liet haar hoofd iets zakken en knikte.

’Het was tot nu toe de grootste vergissing van mijn leven.’ Ze zweeg even en zuchtte diep. ’En sommige vergissingen blijven zich wreken.’

’Hoe?’

Madeleine keek naar De Cock op.

’Harold heeft onze scheiding nooit aanvaard.’

’Wie is Harold?’

’Harold de Vries… mijn ex-man. Hij valt mij nog dagelijks lastig.’

’Een stalker.’

’Inderdaad… een verschrikkelijk mens.’

De Cock trok zijn wenkbrauwen op.

’Waar woont u?’

’In de Johannes Verhulststraat achter het Concertgebouw.’ De Cock veinsde onbegrip.

’Waarom komt u naar de Warmoesstraat? U moet zich vervoegen aan het politiebureau van uw wijk.’

’Daar ben ik geweest. Men zegt daar dat men niets voor mij kan doen. Mij werd aangeraden om een advocaat in de arm te nemen met het doel de rechter te bewegen om Harold een straatverbod op te leggen.’

Ze schudde haar hoofd.

’Maar dat heeft totaal geen zin. Ik ken hem. Harold zal zich van zo’n straatverbond niets aantrekken.’

De Cock streek met zijn hand langs zijn nek.

’Hoe is dat zo gegroeid? Ik neem aan dat u eens van hem hebt gehouden, anders was u toch geen huwelijk met hem aangegaan.’

Madeleine ademde diep.

’Harold was vroeger best een aardige vent en het eerste jaar van ons huwelijk was ik volmaakt gelukkig. Maar in het tweede jaar begon hij te drinken, gebruikte ook drugs. Hij veranderde met de dag. Hij werd steeds agressiever, sloeg mij bont en blauw. Toen hij zich ook lichamelijk begon te verwaarlozen en er op den duur uitzag als een zwerver, heb ik hem door mijn broers de deur uit laten zetten. De dag daarop heb ik de scheiding aangevraagd.’

’En sindsdien valt hij u lastig?’

Madeleine boog haar hoofd.

’Het is onverdraaglijk. Hij belt mij midden in de nacht, staat voor de deur te schelden, loopt mij overal achterna, schrijft schunnige brieven naar mijn vader en naar de chef van het bureau waarvoor ik werk. Ik ben gewoon radeloos.’

Ze keek naar hem op. Haar onderlip trilde.

’En ik ben bang, meneer De Cock, hartstikke bang. Niet voor mijzelf. Echt niet. Ik heb het laatste jaar veel kunnen verdragen. Maar ik ben bang voor mijn vader, mijn vriend, mijn twee broers. Ze hebben gedreigd Harold te vermoorden.’ Ze strekte haar handen naar de grijze speurder uit en pakte de revers van zijn colbert vast. Met trillende handen trok ze de oude rechercheur iets naar zich toe. In de wijd opengesperde ogen las De Cock haar wanhoop.

’U moet mij helpen, meneer De Cock. U moet. Zij doen het. Ze maken hem van kant! Vandaag of morgen. Ik weet het. Het gebeurt. Ik weet alleen nog niet wie het doet… mijn vriend, mijn vader of een van mijn broers. Maar het gebeurt. Daarvan ben ik overtuigd. En dan is dat mijn schuld… mijn schuld… mijn schuld.’

Ze liet de revers van De Cocks colbert los. Haar armen gleden langs haar lichaam.

’Mijn schuld… mijn schuld.’

Ze herhaalde het als een echo.

Toen Madeleine de Bouchardon, door Vledder heel galant in haar regenmantel geholpen, van de grote recherchekamer was vertrokken, liep de jonge rechercheur in een wilde tred op De Cock toe.

’Hoe kon je die vrouw nu beloven dat je die stalker hard gaat aanpakken?’

De oude rechercheur maakte een hulpeloos gebaar. ’Ik wilde haar geruststellen. Als ik haar naar waarheid had verteld dat wij in feite niets voor haar kunnen doen, dan was ze wellicht in paniek geraakt. Daar is niermand bij gebaat. Het leek mij beter haar een belofte te doen.’

Vledder grijnsde.

’Een loze belofte,’ schamperde hij. ’Een belofte die je niet kunt nakomen.’

De Cock schudde zijn hoofd.

’Dat ben ik niet met je eens.’

Vledder zwaaide geagiteerd.

’We weten niet waar die Harold de Vries woont… waar hij zich ophoudt. Madeleine de Bouchardon kent zijn verblijfplaats niet.’

De Cock maakte een schouderbeweging.

’Dat is niet zo moeilijk. We posten een paar uurtjes in de Johannes Verhulststraat en als hij inderdaad een stalker is, zoals Madeleine hem schetst, dan komt hij daar vanzelf opdagen.’

’En dan?’

’Dan arresteren we hem.’

’Op grond waarvan?’

’Ik verzin wel wat.’

Vledder grinnikte vreugdeloos.

’Je bent onverbeterlijk. Je kunt alleen een verdachte arresteren. En een verdachte is iemand aan wie uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit kleeft. Dat hebben ze jou lang geleden op de politieschool geleerd.’

De Cock reageerde vertwijfeld.

’Ik kan die Harold de Vries toch de nodige angst aanjagen… hem vertellen dat hij met zijn leven speelt, dat de huidige vriend van Madeleine, haar vader en haar broers het plan hebben opgevat om hem te vermoorden als hij blijft stalken, als hij Madeleine blijft lastigvallen.’

De oude rechercheur zuchtte diep.

’In de politiewet staat,’ ging hij verder, ’dat wij hulp moeten bieden aan degenen die dat behoeven. Madeleine de Bouchardon behoeft hulp. En als de wet ons daartoe te weinig mogelijkheden biedt, dan moeten wij onze fantasie gebruiken.’

’En de wet overtreden?’ Vledder grijnsde en wachtte gespannen op een antwoord.

De Cock gaf het niet.

Het rinkelen van de telefoon op zijn bureau verbrak de stilte. Vledder ging achter zijn eigen bureau zitten, reikte ver naar voren en nam de hoorn op.

De Cock lette op zijn gelaatsexpressie en zag dat het gezicht van de jonge rechercheur verbleekte. Na enige ogenblikken legde Vledder de hoorn op het toestel terug.

De Cock keek hem vragend aan.

’Wie was het?’

’De wachtcommandant beneden.’

’En?’

’We moeten opdraven. Op de Westerdoksdijk, aan het einde van het Stenenhoofd is het lijk van een jongeman gevonden.’ De Cock kneep zijn ogen halfdicht.

’Moord?’

De jonge rechercheur knikte traag.

’Een ingeslagen schedel.’