In de grote recherchekamer zwiepte hij zijn hoedje naar de kapstok en slaakte een juichkreet toen zijn trouwe hoofddeksel tollend aan een haak bleef hangen. Daarna wurmde hij zich uit zijn natte regenjas en sjokte naar zijn bureau.
’Wat opgeknapt?’ vroeg hij belangstellend aan Vledder, die ontspannen achter zijn bureau de ochtendbladen doornam. Vledder keek verstoord op.
’Waarvan?’
De Cock reageerde verwonderd.
’Ik dacht dat je er gisteravond aardig doorheen zat. Jeremiades over werkdruk. Daar had ik je nog nooit eerder over gehoord.’ Vledder knikte.
’Ik was het ook goed zat. De cognac van Smalle Lowietje viel ook niet zoals anders en tijdens het bezoek van die Antoon Baardwijk viel ik bijna in slaap. Toen ik thuiskwam ben ik onmiddellijk naar bed gegaan en heb een paar uur goed geslapen. Ik heb zelfs niet van de Warmoesstraat gedroomd.’ De Cock reageerde verontrust.
’Je hebt het gesprek dat ik met die Baardwijk had, toch wel goed gevolgd, hoop ik?’
Vledder knikte nadrukkelijk.
’Ik heb er vanmorgen nog over nagedacht. Weet je wat mij het meest frappeerde?’
’Nou?’
’Het telefoontje. Het telefoontje dat Antoon Baardwijk deed besluiten om halsoverkop naar de Warmoesstraat te rijden. De vraag die onmiddellijk bij mij opkwam: hoe kende Adriaan van Bovenkerk de relatie tussen Johnny van der Kamp en Antoon Baardwijk? Hoe wist hij dat Johnny van der Kamp een halfbroer had die in Aerdenhout woonde?’
De Cock gebaarde achteloos.
’Daar is wel een antwoord op te vinden. Adriaan van Bovenkerk beschouwde Johnny van der Kamp als zijn vriend. Als dat wederzijds is geweest, dan bestaat de mogelijkheid dat Johnny hem over zijn rijke halfbroer heeft ingelicht.’
Vledder schudde geërgerd zijn hoofd.
’Ik vertrouw die Adriaan van Bovenkerk niet. Hij speelt een dubieuze rol. Ik denk dat hij meer bij die twee moorden is betrokken, dan wij vermoeden.’
’Hoe?’
Vledder klapte krachtig met zijn vuist op het blad van zijn bureau.
’Dat weet ik niet,’ riep hij. ’Het is een gevoel. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat hij geen echte zwerver is, geen clochard zoals de anderen.’
’Wat is hij dan?’
Vledder wuifde afwerend.
’Ik heb geen flauwe notie wat die vent wel is!’ riep hij geprikkeld. ’Om een of andere duistere reden vertoeft hij tussen dat zwerversvolkje. En ik zou die duistere reden graag kennen.’ De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
’Volg dezelfde procedure als bij Johnny van der Kamp. Probeer er achter te komen of hij in het verleden werkelijk een advocatenkantoor heeft geleid, en welk kantoor dat was. Vraag naar familiebetrekkingen… vrouw, kinderen.’
De oude rechercheur zweeg even.
’Hoe laat is de gerechtelijke sectie op het lijk van Johnny van der Kamp?’
’Vanmiddag om twee uur. Ik hoop alleen dat dokter Rusteloos niet opnieuw lange tijd naar steensplintertjes gaat zoeken.’ De Cock negeerde de opmerking.
’Bel straks even met Bram van Wielingen en zeg hem dat hij naar het sectielokaal moet komen.’
’Waarvoor?’
’Ik wil een foto van het gezicht van Johnny van der Kamp… let wel, nadat dokter Rusteloos het bloed van dat gezicht heeft verwijderd. Ik wil die foto gebruiken voor de herkenning.’ Vledder keek hem verwonderd aan.
’We weten toch wie hij is?’
De Cock knikte.
’Maar we weten nog niet wie die mysterieuze Pieter is. Volgens Antoon Baardwijk was hij de lijftrawant van Johnny van der Kamp. Misschien kan die Pieter ons vertellen waarom Johnny dacht dat hij spoedig rijk zou worden.’
Vledder grijnsde.
’Sommige mensen wanen zich voor de trekking al rijk met een lot van de loterij in hun zak. Ze doen al uitgaven in de verwachting van de prijs…’
De jonge rechercheur stokte. Hij sloeg met de muis van zijn rechterhand tegen zijn voorhoofd.
’Stom van me, de Cock. Sorry. Ik vergat je te zeggen dat je onmiddellijk bij Buitendam moest komen.’
Commissaris Buitendam, de lange statige chef van het politiebureau aan de Warmoesstraat, wees met een diepe frons op zijn gelaat naar de artistieke klok op zijn bureau.
’Kom je nu pas binnen?’
De Cock verzweeg de vergeetachtigheid van Vledder en knikte.
’Verslapen,’ verzuchtte hij. ’Het is gisteravond nogal laat geworden.’
Buitendam liet het onderwerp rusten. Hij wenkte met een slanke hand naar de stoel voor zijn bureau.
’Ga zitten, De Cock,’ sprak hij geaffecteerd. ’Je moet mij even inlichten.’
De oude rechercheur besloot om dit keer het gesprek met zijn chef prettig te laten verlopen. Hij nam tegenover hem plaats. ’Waarover moet ik u inlichten?’ vroeg hij welwillend. Buitendam wuifde in zijn richting.
’Hoe het staat met je onderzoek naar de dood van die zwerver.’
’Welke zwerver bedoelt u?’
Buitendam raadpleegde een notitie voor zich op zijn bureau. ’Harold de Vries.’
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
’We hebben vrijwel geen vorderingen gemaakt,’ sprak hij verontschuldigend. ’Het is raadselachtig. We dachten aanvankelijk het motief te kennen. De familie De Bouchardon, die zich van de stalkende ex-man van zuster-dochter Madeleine wilde ontdoen. Maar dat is dubieus geworden. Ik denk dat wij het motief in een totaal andere richting moeten zoeken.’
’Hoelang denk je nog nodig te hebben?’
De Cock trok zijn schouders op.
’Daar kan ik geen zinnig antwoord op geven. Het is nogal gecompliceerd. Ik weet echt niet in welke richting ik het onderzoek moet voortzetten. Ik hoop nieuwe aanwijzingen te krijgen.’
Buitendam kuchte.
’Ik wil toch wel graag dat de moord op die… eh, die Harold de Vries wordt opgelost.’
De Cock keek hem schuins aan.
’Ongeacht de tijdsduur?’
Het was een vraag die plotseling bij hem opkwam. Buitendam knikte nadrukkelijk.
’Ongeacht de tijdsduur,’ herhaalde hij.
De Cock voelde zijn bloed kriebelen. Tijdens het vorige onderhoud met zijn chef had die een geheel andere mening verkondigd. In de aderen van de grijze speurder pulseerde het verzet. Hij kwam traag overeind en fronste zijn wenkbrauwen. ’Ik… eh, ik dacht,’ sprak hij aarzelend, ’dat ik in verband met de geringe economische inbreng van zo’n zwerver niet zoveel tijd aan de oplossing mocht besteden?’
Buitendam gebaarde geagiteerd naar de telefoon.
’Nu er een tweede zwerver is vermoord… op dezelfde plek en op dezelfde wijze… zeurt de pers aan mijn kop. Ik ben vanmorgen al tientallen malen lastiggevallen. Als er onverhoopt nog een derde zwerver als slachtoffer valt, dan krijg ik de complete media over mij heen.’
De Cock veinsde onbegrip.
’Door de dood van die tweede zwerver mag ik voor mijn onderzoek al de tijd nemen die ik nodig heb?’ vroeg hij fijntjes. Buitendam knikte nadrukkelijk.
’Absoluut. Er is mij alles aan gelegen dat de beide moorden worden geklaard.’
De commissaris strekte een waarschuwende vinger naar De Cock uit.
’En probeer in godsnaam een soortgelijke derde moord op een zwerver te voorkomen. Ik weet waarachtig niet hoe ik ons werk dan nog moet verkopen.’
De Cock reageerde niet direct. Hij streek met zijn pink over de rug van zijn neus.
’Eén zwerver is niets,’ sprak hij samenvattend, ’twee zwervers is wat en bij drie zwervers gaan we uit ons dak?’
Buitendam keek hem verward aan.
’Ik begrijp je niet.’
De Cock glimlachte.
’Het doet mij denken aan een versje of een spreuk, die mijn oude moeder mij lang geleden leerde: één ei, zei ze, is geen ei, twee ei is een half ei en drie ei is een paasei.’