De Cock keek hem glimlachend aan.
’Stonk het lijk van Johnny van der Kamp nog zo?’ Vledder trok zijn neus op.
’Het was aanvankelijk niet te harden. Toen de broeders hem van zijn vervuilde kleding hadden ontdaan, bleek dat zijn broek vol zat. Dokter Rusteloos was van mening dat de man in zijn doodsstrijd zijn ontlasting en urine had laten lopen. Dat schijnt meer voor te komen.’
’Dat betekent,’ sprak De Cock langzaam, ’dat hij voor die doodsstrijd misschien niet stonk.’
Vledder keek hem peilend aan.
’Ik weet waar jij op doelt,’ sprak hij lachend. ’Jij hebt, net als ik, een moment gedacht dat Johnny van der Kamp mogelijk de man was die Jules de Graaf na de moord op Harold de Vries, in het hartstikke donker op het Stenenhoofd had waargenomen.’ De Cock knikte traag.
’Het heeft even door mijn gedachten geflitst. Dat was volgens Jules de Graaf een stinkende zwerver. Maar ik heb het idee direct losgelaten toen ik besefte dat Harold de Vries en Johnny van der Kamp met vermoedelijk hetzelfde wapen en, gezien de modus operandi, door dezelfde dader waren vermoord.’ Vledder spreidde zijn handen.
’Wie is dan die stinkende zwerver geweest?’
De Cock glimlachte.
’Een goede vraag, waarop ik je het antwoord schuldig moet blijven. De zwerver die Adriaan van Bovenkerk van de plaats delict zag komen, stonk blijkbaar niet. Althans, Van Bovenkerk heeft geen stank waargenomen. Maar, zo zei hij, zijn reukvermogen was niet zo sterk. Die zwerver kan dus best hebben gestonken.’
Vledder staarde peinzend voor zich uit.
’We moeten Jules de Graaf eens vragen of hij op de Westerdoksdijk kort na zijn ontmoeting met die stinkende zwerver een wagen heeft horen wegrijden.’
De Cock keek hem bewonderend aan.
’Knap van je… een goed idee. We moeten maar eens gaan kijken bij centra waar thuis- en daklozen regelmatig samenkomen.’
’Ken jij zo’n centrum?’
De Cock knikte.
’Het Goodwill-centrum van het Leger des Heils waar majoor Bosshardt vroeger de scepter zwaaide.’ Hij glimlachte vertederd. ’Een milde scepter.’
Vledder stak zijn kin uitdagend vooruit. Hij fleurde duidelijk wat op.
’Misschien treffen we daar ook Adriaan van Bovenkerk. Ik heb iets tegen die man. Ik zou hem graag nog een paar vragen willen stellen.’
’Heb je hem al nagetrokken?’
Vledder schudde zijn hoofd.
’Daar ben ik nog niet aan toe gekomen. Ik heb ook nog geen informatie over onze Johnny van der Kamp. Maar ik ga straks aan de slag.’
’Heeft Bram van Wielingen tijdens de sectie nog foto’s van het schoongemaakte gezicht van Johnny van der Kamp genomen?’ Vledder knikte.
’Hij komt ze vandaag nog brengen. Je moet de groeten hebben van je vriend Ben Kreuger. Bram van Wielingen had hem meegenomen. Voor alle zekerheid heeft hij vingerafdrukken van Johnny van der Kamp genomen. Volgens de dactyloscoop willen zwervers wel eens van identiteit veranderen.’
De jonge rechercheur keek op.
’Hoe ben jij vanmiddag gevaren?’
De Cock glimlachte.
’Ik heb al twee cognackies achter mijn kiezen. Ik was op bezoek bij Smalle Lowietje.’
’En?’
’Het verhaal van Antoon Baardwijk klopt. Hij had in het cafeetje een paar maal een samenkomst met twee zwervers. Een van hen was Johnny van der Kamp. Van de ander weet Smalle Lowietje alleen dat hij Pieter heet. Lowietje heeft die twee een week geleden de toegang ontzegd, omdat ze in zijn etablissement gestolen spulletjes probeerden te verkopen.’
’Weet hij waar wij die Pieter kunnen vinden?’
De Cock glimlachte.
’In België.’
’Hoe komt hij daarbij?’
De Cock ademde diep.
’Het opmerkelijke is dat Adriaan van Bovenkerk vanmorgen al bij Smalle Lowietje is geweest om te vragen of hij Johnny van der Kamp kende.’
Vledder keek hem verwonderd aan.
’Waarom wilde hij dat weten?’
De Cock trok zijn schouders op.
’Geen idee. Smalle Lowietje heeft het ontkend. Hij heeft gezegd dat hij nooit van een Johnny van der Kamp had gehoord. Adriaan van Bovenkerk reageerde toen: Zijn maat is naar Antwerpen gevlucht.’
’Gevlucht?’
De Cock knikte.
’Dat zei Adriaan van Bovenkerk, gevlucht.’
Vledder reageerde verrast.
’Voor wie… voor wat?’
De Cock krabde zich achter in zijn nek.
’Het kan een reactie zijn op het bericht dat zijn maat Johnny van der Kamp was vermoord. Misschien was hij wel bang dat hem hetzelfde zou overkomen.’
Vledder gebaarde heftig.
’Het kan ook zijn dat hij is gevlucht omdat hij, de mysterieuze Pieter, verantwoordelijk is voor beide moorden en dat de grond hier in Amsterdam hem te heet onder de voeten is geworden.’ De Cock ging niet in op de suggestie.
’Pieter,’ verzuchtte hij, ’volgens Smalle Lowietje een man met een gezicht van dertien in een dozijn. Hoe vind je zo’n man in Antwerpen?’
De oude rechercheur stond op.
’We moeten maar eens op pad gaan. Het lijkt mij het beste dat wij…’
De grijze speurder stokte.
De deur van de grote recherchekamer ging open en Maurice de Bouchardon stapte binnen. Hij droeg dezelfde ouderwetse groene trenchcoat met rug- en schouderflappen als tijdens zijn eerste bezoek. Ook nu drupte het regenwater van de zoom van zijn coat.
Bij De Cock bleef hij staan.
’Ik heb gehoord dat er weer een dode zwerver is gevonden.’
’Van wie?’
’Wat bedoelt u?’
’Van wie hebt u gehoord dat er weer een dode zwerver is gevonden?’
Maurice de Bouchardon weifelde even.
’Van… eh, van Adriaan van Bovenkerk. Hij belde mij zojuist op.’ De Cock keek hem verwonderd aan.
’Adriaan van Bovenkerk?’
’Ja.’
’Waarom belde hij u?’
Maurice de Bouchardon maakte een omstandig gebaar. ’Waarom… waarom,’ herhaalde hij hakkelend, ’om mij te vertellen dat er op het Stenenhoofd weer een dode zwerver is gevonden. Hij vond het blijkbaar belangrijk genoeg om mij dat te vertellen.’
De oude rechercheur gebaarde naar de stoel naast zijn bureau. ’Neem plaats.’
Het klonk als een bevel.
Maurice de Bouchardon ging zitten.
’En het is ook belangrijk,’ ging hij verder, ’voor ons, voor de familie De Bouchardon. Ik begrijp best dat u na de dood van Harold de Vries aan ons hebt gedacht… dat de verdenking op ons rustte. In dit verband zie ik ook uw late bezoek gisteravond aan mijn vriendin Laetitia in de Dolle Begijnensteeg. Het feit dat u ons verdacht, was duidelijk merkbaar.’
De Cock plukte aan zijn onderlip.
’En nu er een tweede dode zwerver is gevonden, valt die verdenking weg?’
Maurice de Bouchardon knikte nadrukkelijk.
’Voor de moord op Harold de Vries hadden wij een motief. Hij viel voortdurend mijn zuster Madeleine lastig. Welk motief zouden wij hebben voor de moord op die tweede zwerver?’ De Cock trok achteloos zijn schouders op.
’Een motief dat wij nog niet kennen.’
Maurice de Bouchardon schudde zijn hoofd.
’Rechercheur De Cock,’ sprak hij gedragen, ’u staat bekend als een schrander speurder. Geef daar blijk van en ontmasker de moordenaar van die twee zwervers en bedenk daarbij dat de moordenaar geen lid is van de familie De Bouchardon.’ De grijze speurder glimlachte.
’U kunt mij toch geen garanties geven. U hebt zelf al eens uw eigen vader beschuldigd.’
’Dat was een paniekreactie.’
’U meende wel degelijk wat u zei.’
Het gezicht van Maurice de Bouchardon kleurde rood. ’Ik herhaaclass="underline" het was een paniekreactie. Ik was overrompeld door de dood van Harold.’
De Cock wuifde het onderwerp weg.
’Hoe goed kent u Adriaan van Bovenkerk?’
’Ik ken hem niet goed.’