De Cock nam nog een slok van zijn cognac.
’Hij besloot de gehele partij in eigen bezit te houden. Toen Harold de Vries op een betaling aandrong, maakte Jeroen van Moerdijk met hem een afspraak op de kop van het Stenenhoofd. Van Moerdijk, die altijd keurig gekleed ging in strakke driedelige kostuums, verscheen in de gedaante van een zwerver. Het is vrijwel zeker dat Harold de Vries door die gedaanteverandering was verrast. Vermoedelijk heeft hij zijn oude vriend niet eens herkend. Met een strijdhamer sloeg Jeroen van Moerdijk hem een gat in zijn hersenpan.’
Vledder keek De Cock peilend aan.
’Ben jij gisteren met het apparaatje van Handige Henkie de woning van Jeroen van Moerdijk binnengedrongen?’
De oude rechercheur knikte.
’Ik lokte hem door een telefoontje van brigadier Jan Rozenbrand over een vermeende verkeersovertreding uit zijn huis. Jan hield hem hier aan het bureau een tijdje aan de praat. Ik liep daardoor weinig risico’s om in zijn huis betrapt te worden.’
’Waar zocht je naar?’
’Die strijdhamer.’
Vledder keek hem niet-begrijpend aan.
’Waarom dacht je die bij hem te vinden?’
De Cock ademde diep.
’Ik was net zo verrast door de steensplintertjes in de hersenmassa van de slachtoffers als dokter Rusteloos. Een moderne hamer of een bijl laat geen steensplintertjes achter.’ Vledder knikte.
’Dat begrijp ik, maar waarom Jeroen van Moerdijk.’ De Cock glimlachte.
’Jeroen van Moerdijk had prehistorie gestudeerd met een voorliefde voor het Moustérien.’
’Wat is het Moustérien?’
De Cock gebaarde als een leraar.
’Met het Moustérien,’ sprak hij op een doceertoontje, ’wordt de laatste periode van het stenen tijdperk aangeduid. De naam komt van Le Moustier, een grot nabij Les Eyzies in Frankrijk… een vindplaats van stenen werktuigen.
De strijdhamers zijn vaak als grafgiften gevonden. Ze lijken een beetje op de stenen tomahawk van de Indianen. Tomahawk komt van het Indiaanse ”otomahuk”, wat neerslaan betekent.’
Vledder fronste zijn wenkbrauwen.
’Heb jij die strijdhamer bij Jeroen van Moerdijk gevonden?’ De Cock schudde zijn hoofd.
’Ik vond in zijn boekenkast wel enige geschriften waarin de technieken worden beschreven die bij het vervaardigen van zo’n strijdhamer in het verleden werden toegepast. De strijdhamer die ik gisteravond in de zak van zijn regenjas vond, heeft hij zelf gemaakt.’
De oude rechercheur pauzeerde even.
’Als ik,’ ging hij verder, ’in zijn woning die strijdhamer wel had gevonden, dan had ik vermoedelijk die hele operatie met Pieter de Goede aan het Stenenhoofd niet opgevoerd, maar Jeroen van Moerdijk eenvoudig als verdacht van een drievoudige moord gearresteerd.
Maar gezien de ervaringen van de laatste jaren met de Nederlandse rechtspleging, koos ik voor een waterdicht bewijs.’ Fred Prins lachte.
’Dat heb je nu.’
Appie Keizer vroeg om aandacht.
’Werden de anderen op dezelfde manier vermoord?’ De Cock knikte.
’Ze namen contact op met Jeroen van Moerdijk en die maakte met hen een afspraak voor een afrekening van de diamanten op de kop van het Stenenhoofd. Ik heb aan Pieter de Goede gevraagd waarom na de moord op Harold de Vries niemand van hen op de gedachte kwam, dat Jeroen van Moerdijk wel eens de moordenaar kon zijn.’
’En?’
’Pieter de Goede zei: ”We waren alledrie verblind door het geld dat ons te wachten stond. De dood van Harold de Vries betekende voor ons alleen dat wij de opbrengst van de diamanten nu slechts met drie man moesten delen… en niet met vier”.’
Vledder boog zich naar voren.
’Welke rol speelde Adriaan van Bovenkerk?’
’Heeft Opdenbroecke jou dat niet verteld?’
Vledder schudde zijn hoofd.
’Hij zou het uitzoeken.’
De Cock lachte.
’Ik weet het inmiddels.’
’Van wie?’
De oude rechercheur gniffelde.
’Van Maurice de Bouchardon. Toen ik hem vertelde dat zijn toekomstige zwager een moordenaar was, gaf hij opening van zaken. Adriaan van Bovenkerk had hem benaderd, omdat hij vermoedde dat de partij diamanten uiteindelijk wel aan de firma De Bouchardon zou worden aangeboden.’
De Cock keek Vledder lachend aan.
’Adriaan van Bovenkerk… die man heeft jou, geloof ik, slapeloze nachten bezorgd.’
’Ik vond hem verdacht.’
De Cock schudde zijn hoofd.
’Dat was hij niet. Adriaan van Bovenkerk is een peperdure schade-enquêteur. Hij werkte voor de maatschappij bij wie de verdwenen partij diamanten was verzekerd. Omdat hij in Antwerpen bij zijn onderzoek in het voormalige bedrijf van François Vandenberge niet verder kwam, ging hij ervan uit, dat Vandenberge de partij diamanten wel degelijk had meegenomen. In het camouflagekleed van een zwerver ging hij naar Amsterdam. Hij wist in welk pand aan de Oostenburgergracht François Vandenberge was overleden en hij kwam er… eerder dan wij… achter welke zwervers er ten tijde van dat overlijden in hetzelfde pand hadden gewoond. In de hoop de diamanten te achterhalen, ging hij hun gangen na en kwam daardoor in ons gezichtsveld. Het is jammer dat hij ons niet eerder heeft geopenbaard wie hij was en wat hij wist.’
Vledder grinnikte.
’Hoe kwam het dat Jeroen van Moerdijk in zijn zwerverskledij zo stonk?’
De Cock lachte.
’Een oude truc. Hij kocht in een feestwinkel van die glazen stinkbommetjes, waarmee wij vroeger op school onze leraar pestten door zo’n bommetje in de klas stuk te trappen.’
’En met dat spul smeerde hij zich in?’
De Cock schudde zijn hoofd.
’Hij smeerde het aan zijn oude regenjas. Het was die stank die Jules de Graaf rook toen hij hem in het donker passeerde.’ De oude rechercheur hield zijn glas omhoog.
’Zijn er nog vragen?’
Vledder keek hem aan.
’Is Pieter de Goede strafbaar?’
De Cock glimlachte.
’Dat onderwerp zouden wij niet ter sprake brengen.’ Vledder hield zijn gezicht strak.
’Is hij strafbaar?’
De Cock knikte.
’Ik heb aan de officier van justitie verteld welke deal ik met Pieter de Goede heb gesloten en hij heeft mij beloofd dat hij hem niet zal vervolgen. Pieter de Goede is inmiddels weer thuis bij zijn moeder in Antwerpen.’
De oude rechercheur schonk zijn gasten nog eens in en liet zich in zijn fauteuil terugzakken. De uiteenzetting had hem wat vermoeid.
Mevrouw De Cock verdween naar de keuken. Ze kwam terug met schalen vol lekkernijen en liep presenterend rond. Na momenten van bezinning werd het gesprek algemener. De gruwelijke gebeurtenissen aan de kop van het Stenenhoofd raakten wat op de achtergrond.
Het was al vrij laat toen de laatste gasten vertrokken. De Cock nam zijn derde glas cognac. Zijn vrouw schoof een poef bij en ging pal tegenover hem zitten.
’Ze hebben het vanavond niet gevraagd,’ sprak ze liefjes, ’maar waar is die partij diamanten gebleven?’
De Cock gebaarde voor zich uit.
’In de kluis bij Justitie. De officier moet maar uitmaken wie de rechtmatige eigenaar is.’
’Heb jij de diamanten naar Justitie gebracht?’
De Cock knikte.
’Jeroen van Moerdijk had de gordel met diamanten onder de vloer van zijn woning verstopt. Ik heb ze daar op zijn aanwijzing gevonden.’
Mevrouw De Cock keek haar man stralend aan.
’Heb jij ze in je handen gehad?’
De Cock knikte opnieuw.
’Ik heb ze stuk voor stuk bekeken.’
’Waren ze mooi?’
De Cock schoof zijn onderlip vooruit.
’Schitterend.’
’Kon die schittering je niet in de verleiding brengen om er een paar achter te houden?’
De Cock schudde langzaam zijn hoofd. Om zijn mond dartelde een glimlach.
’Diamanten… je kunt ze niet eten.’