Выбрать главу

Vledder keek verschrikt naar De Cock op.

’Je hebt gelijk. Waarachtig. Dat was mij ontgaan. In feite rust op haar het zwaarste motief. Zij werd door het slachtoffer op een voor haar ondraaglijke wijze lastiggevallen.’

De jonge rechercheur zweeg even.

’En als Madeleine de zwerver niet als haar ex-man herkent?’ Het gezicht van De Cock versomberde.

’Dan hebben we een extra probleem… een onbekend lijk… met gestolen papieren.’

De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Vledder boog zich ver naar voren en pakte de hoorn op. Hij luisterde enige tijd en hield toen zijn linkerhand voor het spreekgedeelte. ’Het is de wachtcommandant. Beneden voor de balie staat een zwerver.’

’Een zwerver?’

Vledder knikte.

’Hij vraagt om nadere inlichtingen over de dood van Harold de Vries.’

’Wat vraagt hij?’ vroeg De Cock geschrokken.

Vledder hield de hoorn iets verder omhoog.

’Inlichtingen,’ herhaalde hij, ’over de dood van Harold de Vries.’

De Cock trok denkrimpels in zijn voorhoofd.

’Hoe weet die vent… Laat hem boven komen.’

De Cock keek de man die op de stoel naast zijn bureau was geploft, onderzoekend aan. Hij zag er vaal en onverzorgd uit, maar zijn donkerbruine ogen stonden helder. De oude rechercheur schatte hem op achter in de veertig, maar hij realiseerde zich onmiddellijk dat die schatting, gezien het verwaarloosde uiterlijk van de man, weinig zekerheid bood. Vermoedelijk was hij jaren jonger.

Met zijn ruige haardos van een ondefinieerbare kleur, boog de man zich naar hem toe.

De grijze speurder snoof. Een zoete zweetgeur prikkelde zijn neusgaten.

’Steek van wal,’ opende hij vriendelijk.

De man keek hem schattend aan

’U bent toch rechercheur De Cock?’

’De Cock… eh, De Cock met ceeooceekaa,’ antwoordde hij bijna automatisch. ’Ik wil graag dat mijn naam goed wordt gespeld.’

Om de mond van de man gleed een glimlach.

’Ceeooceekaa,’ grinnikte hij, ’uw handelsmerk. Ik ben Adriaan… Adriaan van Bovenkerk.’

Hij grinnikte opnieuw.

’Van beroep zwerver.’

De Cock liet de opmerking aan zich voorbijgaan.

’U… eh, u wilt inlichtingen over de dood van Harold de Vries?’ vroeg hij weifelend.

Adriaan van Bovenkerk knikte.

’Ik wil weten hoe hij om het leven werd gebracht en of u al oog hebt op een dader?’

’Wie… eh, wie heeft u van zijn dood verteld? Ik heb zijn gewelddadig overlijden tot nu toe buiten de pers gehouden.’ Adriaan van Bovenkerk wees naar de telefoon op het bureau van De Cock.

’Onze tamtam gaat sneller dan uw telefoon.’

De oude rechercheur keek hem strak aan.

’Ik kreeg geen antwoord op mijn vraag. Wie heeft u van zijn dood verteld?’

Adriaan van Bovenkerk grijnsde.

’Dat antwoord wil ik u niet geven. Nog niet. Maar ik beloof u dat ik u straks duidelijk zal maken hoe wij aan de wetenschap van zijn dood zijn gekomen.’

’Graag.’

De zwerver vouwde zijn handen en toonde vervuilde vingers en een dubbele rij nagels met rouwrandjes.

’Ik kan u wel zeggen,’ sprak hij ernstig, ’dat er in mijn… eh, mijn kennissenkring druk over zijn dood wordt gespeculeerd.’

’Over het motief?’

’Wij beschouwen Harold de Vries als een van ons… een lieve, beminnelijke en desondanks verstoten man, die onze aandacht en hulp verdient.’

’Hij is dood.’

’Maar zijn moordenaar leeft.’

’En?’

Adriaan van Bovenkerk verschoof iets op zijn stoel. ’Er is ons veel aan gelegen dat de moordenaar van Harold de Vries wordt gestraft. Zelfs in onze kringen hecht men nog waarde aan gerechtigheid.’

Hij trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

’Wij bieden u onze hulp aan.’

Over het gezicht van De Cock gleed een glimlach.

’Hoe wilt u die realiseren?’

De zwerver bracht zijn handen even voor zijn ogen en nam ze daarna weer weg.

’Wij zijn met velen. En we zijn niet blind. Wij hebben ogen en oren, overal. U vroeg zich af hoe wij kennis droegen van Harolds dood.’

’Inderdaad.’

’Voordat de bewaker van de beveiligingsdienst over de voeten van Harold struikelde, had een van ons hem al zien liggen. Op de verlaten kop van het Stenenhoofd. Er is daar een rooster… een metalen rooster. Vanuit de opslagruimten op het Stenenhoofd wordt via dat rooster warme lucht geventileerd. Het is voor ons een geliefde slaapplaats.’

De Cock kneep zijn ogen halfdicht.

’Wie is die man die de dode Harold zag?’

’Dat zeg ik u niet.’

’Waarom heeft hij zijn vondst niet aan ons gemeld?’

’Wat is een zwerver?’ sprak Adriaan geringschattend. ’Voor een op succes beluste rechercheur een gemakkelijke prooi om als verdachte aan te merken. Onze man meende dat hij de politie die kans niet mocht geven.’

De Cock leunde achterover in zijn stoel. De opmerking prikkelde hem.

’Ik ben geen op succes beluste rechercheur!’ riep hij kwaad. ’Laat mij met die man praten. Ik ben niet uit op een gemakkelijke prooi. Ik wil de werkelijke dader op basis van een deugdelijke bewijsvoering.’

De zwerver keek hem doordringend aan.

’En onze hulp?’

De Cock knikte met een zucht.

’Die accepteer ik.’

Vledder keek De Cock verwonderd aan.

’Vormen de Amsterdamse zwervers een soort heilig verbond?’ De oude rechercheur trok zijn schouders op.

’Ik heb er nooit iets van gemerkt.’

’Hebben wij in ons werk wel eens iets met zwervers van doen gehad?’

De Cock knikte.

’Zijdelings. Denk maar eens aan die dode zwerver tegen de muur van de Zuiderkerk.[5] Ik herinner mij nog wat Bram van Wielingen van de kleding van de man zei: ”Vlooien, luizen, platjes en een broek stijf van de urine”.’

Vledder schudde zijn hoofd.

’Ik had niet de indruk dat die Adriaan van Bovenkerk vlooien, luizen, platjes en een broek stijf van de urine had. Hij had het aanzien van een zwerver, maar naar mijn gevoel was hij dat niet. Zijn taalgebruik was ook heel behoorlijk.’

De Cock knikte.

’Ik denk dat wij het begrip ”zwerver” heel genuanceerd moeten benaderen. Ik vermoed dat hun onderscheidenheid net zo selectief is als in andere sectoren van onze samenleving.’

’Net zo gecompliceerd?’

’Beslist.’

Vledder glimlachte.

’Zal Adriaan jou de man leveren die de dode Harold de Vries voor het eerst heeft opgemerkt?’

De Cock knikte.

’Dat heeft hij mij uiteindelijk beloofd. Hij wilde de man daarover eerst voorzichtig benaderen. Op vrijwilligheid behoeven wij volgens Adriaan niet te rekenen. Het wantrouwen onder de zwervers jegens de politie is groot.’

Vledder gniffelde.

’Hebben wij dat verdiend?’

’Blijkbaar.’

’Denk je dat die man iets kan bijdragen?’

De Cock plooide zijn lippen in een tuitje. Daarna keek hij op. ’Bel straks Bram van Wielingen. Ik wil foto’s van de kop van het Stenenhoofd, waarop ook de plek van het rooster.’

’Wat wil je daarmee?’

Het markante gezicht van De Cock verstarde tot een masker. ’Zo’n heerlijk verwarmd rooster vormt onderling vaak het strijdtoneel voor naar goede slaapplaatsen verlangende zwervers.’

’Je bedoelt?’

De Cock knikte.

’Dat Harold de Vries ook door een medezwerver kan zijn vermoord.’

Vledder keek hem met grote ogen aan.

’De man,’ lispelde hij, ’die hem voor het eerst ontdekte.’ De Cock keek hem goedmoedig aan.

’Dick Vledder, dit is vanmorgen de derde keer dat ik je ogen open.’

5

De Cock schoof de mouw van zijn Harris-tweedcolbert iets terug en keek op zijn horloge. Het was bijna twaalf uur ’s middags. Hij gebaarde naar Vledder, die aan zijn bureau tegenover hem zat.

вернуться

5

Zie: De Cock en het lijk aan de kerkmuur.