De Cock grijnsde opnieuw.
’Ik zal uw geheugen even opfrissen. U zei letterlijk: Ik sla die ellendeling vandaag of morgen zijn hersens in.’
De oude rechercheur nam een kleine pauze.
’Wij hebben Harold de Vries — die ellendeling — gisteravond gevonden,’ vervolgde hij cynisch, ’dood… met ingeslagen hersens.’
De Cock las de angst in de donkere ogen van Maurice. ’Noem mij nu eens een gegronde reden,’ sprak hij zalvend, ’waarom ik u nu niet als verdachte terzake moord op Harold de Vries zou arresteren en u beneden in de cel laat opsluiten?’ Maurice de Bouchardon wreef met de rug van zijn hand langs zijn droog geworden lippen.
’Ik… eh, ik heb het niet gedaan.’
De Cock schonk hem een wrange glimlach.
’Dat is een kreet die mij niet bevredigt. Ik heb nog nooit een moordenaar onmiddellijk horen bekennen. Het duurt in de regel een poosje voor de waarheid op tafel komt.’
Maurice de Bouchardon maakte een wanhopig gebaar. ’Ik heb het niet gedaan. Ik heb het niet gedaan. Ik heb het…’ Hij herhaalde het als een echo.
De Cock toonde verbazing.
’Waarom kraamt u dan luid en duidelijk van die verschrikkelijke bedreigingen uit? Ik sla die ellendeling vandaag of morgen zijn hersens in… hebt u dat gezegd?’
Maurice de Bouchardon knikte.
’Ja, dat heb ik gezegd, maar dat meende ik niet. Ik heb nooit de bedoeling gehad Harold de Vries iets aan te doen.’ De Cock keek hem verrast aan.
’Maakte Harold de Vries het leven van uw zuster Madeleine ondraaglijk?’
’Zeker.’
De Cock strekte zijn wijsvinger naar hem uit.
’Van u, als haar oudste broer, kon Madeleine toch verwachten dat u die ellendeling eens voor zijn daden ter verantwoording zou roepen?’
Maurice de Bouchardon knikte.
’Dat kon ze.’
De oude rechercheur grinnikte vreugdeloos.
’Wel, dat is dan gebeurd,’ sprak hij met een zweem van sarcasme. ’Een beetje hardhandig. Een spelletje ”hamertje-tik” met dodelijk gevolg.’
De Cock tikte de jongeman voorzichtig op zijn schouder. ’Waar is die hamer gebleven?’
Het klonk vriendelijk, maar ook uitdagend.
Maurice de Bouchardon sloeg zijn handen voor zijn gezicht. ’Ik heb het niet gedaan,’ jammerde hij. ’Hoe vaak moet ik dat herhalen? Ik ben niet verantwoordelijk voor zijn dood.’
’Waarom dan die bedreiging… waarom die kreet: Ik sla die ellendeling vandaag of morgen zijn hersens in?’
Maurice de Bouchardon nam zijn handen weg.
’Om indruk te maken.’
De Cock trok een vies gezicht.
’Om wat?’
’Om indruk te maken.’
’Op wie?’
’Vader.’
De Cock schudde zuchtend zijn hoofd.
’Leg mij dat eens uit.’
Maurice ging enigszins ontspannen verzitten.
’Vader is het type van een ouderwetse patriarch. Een pater familias, heer des huizes, een peetvader, die ons steeds voorhield dat de De Bouchardons van hoge afkomst waren, dat wij kinderen ons gelukkig mochten prijzen dat wij de eerbiedwaardige naam De Bouchardon mochten dragen, dat wij de eer van de familie hoog dienden te houden, dat wij eenieder die onze naam zou bezoedelen, dienden te vernietigen.’
De jongeman ademde diep.
’Ik kan zo wel even doorgaan. Vader is een opvliegend man, in zijn woede tot alles in staat. Toen hij hoorde dat Harold de Vries als een stinkende zwerver zijn dochter belaagde, was hij des duivels. Hij besloot zijn gewezen schoonzoon te vermoorden.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
’Heeft hij u van dat besluit verteld?’
’Hij deed die uitspraak met veel pathos in de kring van de familie. Hij liet geen twijfel over zijn bedoelingen. Vader is nog sterk. Hij heeft een atletisch figuur, doet dagelijks lichamelijke oefeningen en… wat mij benauwde… vader maakt zijn uitspraken waar.’
De jongeman zuchtte.
’Ik wil vader niet missen,’ ging hij op gedragen toon verder. ’Ik wil ook niet dat onze moeder verdriet wordt bezorgd. Ze hebben ons goed opgevoed… soms wat streng en rechtlijnig, maar wel eerlijk.’
De Cock keek hem schattend aan. De oude speurder raadde het vervolg.
’Toen hebt u maar geroepen dat u die ellendeling wel even zijn hersens zou inslaan?’
’Ja, ik hoopte dat mijn kreet vader tot bedaren zou brengen… dat hij het aan mij, zijn oudste zoon, zou overlaten om de eer van de familie De Bouchardon te verdedigen.’
Maurice staarde voor zich uit. Zijn donkere ogen vulden zich met tranen. Ze gleden over zijn wangen en drupten op zijn schoot.
’Het heeft niet geholpen.’
’Je bedoelt?
Maurice de Bouchardon snikte.
’Vader, het is vader geweest. Ik weet het zeker.’
6
Vledder liet zich met een vermoeid gebaar in de stoel achter zijn bureau zakken. Zijn jong gezicht stond zorgelijk. ’Ik heb,’ verzuchtte hij, ’meer dan vijf kwartier nodig gehad om van het sectielokaal op Westgaarde naar de Warmoesstraat te komen. Ik had het in die tijd wel kunnen lopen. Het verkeer in Amsterdam liep volkomen vast. Er was echt geen doorkomen aan… eindeloze files, obstakels als ladende of lossende vrachtwagens, demonstraties met spandoeken, vuilniskarren, opengebroken straten en bruggen die plotseling opengaan om een trekschuit door te laten.’
De Cock wachtte op een pauze in de aanklacht.
’Nog meer Amsterdamse bezwaren?’ vroeg hij grijnzend. Vledder bromde.
’In het vervolg laat ik de auto staan en ga ik op de fiets.’ De Cock lachte.
’Met Madeleine achterop?’
Vledder staarde voor zich uit.
’Ma-de-lei-ne,’ herhaalde hij zacht. De jonge rechercheur verzonk even in gepeins. Het was alsof hij een sombere herinnering verdrong. ’Ze heeft hem positief herkend,’ ging hij traag verder. ’De zwerver is inderdaad haar ex-man Harold de Vries.’ De Cock glimlachte.
’Mooi. Daar ben ik blij mee. Gelukkig geen onbekend lijk.’
’Ze was heel positief. Geen enkele twijfel. ”Het is Harold,” zei ze onmiddellijk.’
’Prachtig.’
’Ik heb nog voor de confrontatie een taxi gebeld om Madeleine naar huis te brengen. Ik vond het niet gepast haar voor de gehele duur van de sectie op Westgaarde te houden.’
De Cock knikte begrijpend.
’Hoe was de sectie?’
’Het zit mij niet mee vandaag,’ antwoordde Vledder mistroostig. ’Een rotdag. De sectie duurde ongewoon lang. Ik heb dat niet eerder meegemaakt. Dokter Rusteloos kon er niet genoeg van krijgen. Hij bleef maar in de hersenmassa van het slachtoffer zoeken.’
De Cock keek hem niet-begrijpend aan.
’In de hersenmassa?’
’Het begon al toen hij de wond in het schedeldak onderzocht. Hij zei dat hij geen idee had wat voor een slagwapen de dader had gebruikt.’
’Geen hamer?’
’Een slagwapen. Maar welk? Volgens dokter Rusteloos was het geen bijl, geen klauwhamer, geen installatiehamer, geen moker, geen knuppel, geen knots, geen met lood gevulde pijp. Wonden van die slagwapens had hij in zijn praktijk als patholoog-anatoom al eens gezien.’
’Een daar leek de verwonding van Harold de Vries niet op?’ Vledder schudde zijn hoofd.
’Het maakte dokter Rusteloos nieuwsgierig. Je weet hoe hij is. Wanneer hij iets buitensporigs tegenkomt, is hij niet te stoppen. Het werd nog erger toen hij een steensplintertje ontdekte.’ De Cock keek verrast.
’Een steensplintertje?’
’Minuscuul klein. Hij liet het op het topje van zijn wijsvinger zien. Het was, zo zei hij, vrij diep in het hersenweefsel gedrongen. Volgens Rusteloos leek het op een stukje kiezel, kristal of kwarts. Hij zou het in Rijswijk laten onderzoeken.’
’In het gerechtelijk laboratorium.’
’Precies.’