Выбрать главу

De Cock tuitte zijn lippen. ‘Een redelijke verdachte. Moeder De Graaf was volgens Arno erg op haar neef gesteld. Ze wist dat hij verslaafd was, maar voorzag hem toch steeds weer van geld om aan zijn verslaving te kunnen voldoen.’

‘Motief?’

De Cock schoof zijn onderlip vooruit. ‘Niet zo moeilijk, dacht ik. Moeder De Graaf weigerde haar donaties voort te zetten.

Neef Henry slikte dat niet en beraamde een moord.’

‘En dat blad op haar voorhoofd?’

De Cock trok zijn schouders iets op.

‘Het kan een aanwijzing zijn naar het motief van de moord. Het cannabisblad is min of meer het symbool van alle drugs geworden.’

Vledder keek hem ongelovig aan.

‘Loopt een junk met een gedroogd cannabisblad op zak?’ vroeg hij spottend.

De opmerking ergerde de oude rechercheur.

‘Dat neem ik niet aan,’ bromde hij. ‘Ik ben in de fouillering van een junk nog nooit een gedroogd cannabisblad tegengekomen.’

De grijze speurder schudde zijn hoofd.

‘Het was geen moord in een opwelling. De man of de vrouw diede moord pleegde, was terdege voorbereid.’

Vledder knikte begrijpend.

‘En had voor de uitvoering van de moord al het plan om een cannabisblad op haar voorhoofd te plakken.’

‘Exact.’

‘De moord houdt dus verband met hasj?’

‘Dat wil de moordenaar of moordenares ons doen geloven. Ik gruwel zo langzamerhand van al die zaken waarin hasjiesj een rol speelt. De overheid gedoogt coffeeshops, zij gedoogt dat mensen hasj roken, hasj eten, of hoe dan ook gebruiken, maar eist van ons dat wij optreden tegen lieden die in hasjiesj handelen… optreden tegen lieden die voor de aanvoer van dat spul zorgen. Dat is ongerijmd, en vooral inconsequent.’

Vledder keek hem schattend aan.

‘Laten we de zaak moeder De Graaf rusten?’

De Cock stoof op.

‘Moord is moord,’ brieste hij. ‘Goddank wordt moord in ons land nog niet gedoogd.’

Vledder grinnikte.

‘Het is leuk. Ik heb je in mijn leven nog nooit zo kwaad gezien.’

De Cock blies stoom af.

‘Moet ik het als politieman per defi nitie eens zijn met de maatregelen van de overheid? Heb ik geen eigen verantwoordelijkheid, geen eigen inzichten?’

Vledder antwoordde niet. Er werd op de deur van de recherchekamer geklopt en de jonge rechercheur riep: ‘Binnen.’

De deur gleed open en in de deuropening verscheen een jonge vrouw. De Cock schatte haar op voor in de twintig. Ze droeg een lichtgroene regenmantel met capuchon, met daaronder een lang, exotisch gewaad dat tot haar enkels reikte. Haar olijfkleurig gelaat, waarin een paar donkere amandelvormige ogen schitterden, had de uitstraling van een Egyptische prinses. De oude rechercheur dacht aan een verrassende reïncarnatie van koningin Nefertete.

Ze liep op hem toe.

‘U bent toch rechercheur De Cock?’

De grijze speurder knikte.

‘Met… eh, met ceeooceekaa,’ reageerde hij haast automatisch.

‘Mag ik u spreken?’ vroeg ze zangerig.

De oude rechercheur gebaarde naar de stoel naast zijn bureau.

‘Gaat u zitten.’

Ze knoopte haar regenmantel los, nam plaats en verschoof iets aan haar gewaad.

‘Mijn naam is Stephanie… Stephanie van Bruggen. Ik ben de vriendin van Arno de Graaf.’

‘Prettig met u kennis te maken,’ reageerde De Cock vormelijk.

Stephanie van Bruggen schonk hem een glimlach. ‘Volgens mijn informatie bent u een eerlijk en betrouwbaar man.’

De Cock maakte een grimas. ‘Uitzonderlijk voor een politieman?’ vroeg hij met een zweem van spot.

Stephanie van Bruggen leek even verward. ‘Iemand raadde mij aan om met u te praten.’

‘Over wie… over wat?’

‘Arno.’

De Cock reageerde verrast. ‘Hij was hier, nog geen uur geleden!’

Stephanie zuchtte.

‘Dat weet ik. Hij heeft mij gebeld. Arno was totaal in de war. hij vertelde van de moord op zijn moeder en dat u de zaak in onderzoek heeft.’

De Cock hield zijn hoofd iets schuin.

‘Hij heeft u aangeraden om mij te bezoeken?’ vroeg hij argwanend.

Stephanie schudde haar hoofd.

‘Ik kom uit mijzelf… op aanraden van een vriend van mijn vader… een oud-collega van u. Hij roemde uw betrouwbaarheid als mens en politieman.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Wat is er met Arno?’

‘Ik hou van hem.’

De Cock grinnikte.

‘Over liefde wordt in ons Wetboek van Strafrecht met geen woord gerept.’

Het grapje ontging Stephanie van Bruggen. De jonge vrouw trok haar gezicht in een ernstige plooi.

‘Ik ben bang, meneer De Cock,’ sprak ze angstig. ‘Bang dat Arno domme dingen gaat doen.’

‘Zoals?’

Stephanie verschoof iets op haar stoel.

‘Arno is er van overtuigd dat zijn neef Henry Achterberch verantwoordelijk is voor de dood van zijn moeder.’

‘En?’

‘Hij is naar hem op zoek.’

De Cock kneep zijn ogen halfdicht.

‘Om… eh, om neef Henry heel vriendelijk en nederig te vragen of hij misschien zijn moeder heeft gedood?’

Zijn stem droop van sarcasme.

Stephanie draaide haar hoofd iets weg.

‘Ik denk niet,’ antwoordde ze zacht, ‘dat Arno vragen gaat stellen. Daar heeft hij het geduld niet voor. Ik ken Arno… ik weet hoe hij is. Ik… eh, ik houd altijd rekening met zijn opvliegende aard… zijn soms exploderend temperament.’

De Cock keek haar streng aan. ‘Wat verwacht u?’

Stephanie slikte. ‘Dat hij neef Henry iets aandoet.’

De Cock boog zich naar haar toe. ‘Hij heeft mij gezegd dat hij voor alles “in” is… behalve voor moord.’

Stephanie keek hem aan. Haar donkere ogen glansden. ‘Arno zal het geen moord noemen.’

‘Hoe dan?’

‘Een daad van gerechtigheid.’

6

Vledder keek De Cock gespannen aan.

‘Hoe voorkomen wij een moord?’

De oude rechercheur maakte een grimas.

‘Door Henry Achterberch te waarschuwen of eerder bij hem te zijn dan Arno de Graaf.’

‘Kan dat nog?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik ben bang van niet,’ sprak hij somber. ‘Stephanie van Bruggen kende geen telefoonnummer of adres van hem, en moeder

De Graaf is dood.’

‘Inlichtingen bij de telefoondienst?’

‘Leverde niets op.’

‘Andere bronnen?’

De oude rechercheur wees voor zich uit.

‘Jij hebt met zijn ouders gebeld?’

Vledder knikte.

‘Die hadden al in maanden geen contact meer met hun zoon…wilden dat ook niet meer. Te veel strubbelingen. Volgens hun laatste berichten verbleef hij in kraakpanden. En dat is in Amsterdam zoeken naar een speld in een hooiberg.’

‘Heb je de ouders van Henry verteld van de gewelddadige dood van Anna-Marie de Graaf?’

Vledder knikte.

‘Ik heb hen gecondoleerd. Heel gevoelig, met een sombere grafstem.’

‘Hoe reageerden ze?’

‘Lauw.’

‘Hoe bedoel je… lauw?’

‘Ik kreeg niet het idee van warme familiebanden. Integendeel. Het echtpaar was beslist niet onder de indruk.’

‘Vreemd,’ sprak De Cock peinzend. ‘Anna-Marie de Graaf was toch zijn zuster en haar schoonzuster?’

Vledder grijnsde.

‘Ze vroegen niet eens naar bijzonderheden, hoe of wat er was gebeurd. “O, is ze dood.” Dat was hun enige commentaar.’

De Cock staarde nadenkend voor zich uit.

‘We moeten toch eens met hen praten. Misschien komt er iets los. Spanningen in de familie zijn voor ons vaak heilzaam.’

De rechercheurs zwegen een tijdje. Het was De Cock die de stilte verbrak.

‘Komen er in de antecedenten* van Arno de Graaf daden van geweld voor?’