Выбрать главу

‘Ik was blij dat ik haar had.’ Ze zweeg even. ‘Wat Anna-Marie de Graaf is overkomen,’ ging ze ernstig verder, ‘kan ook mij overkomen.’

De Cock keek haar schattend aan.

‘Dat begrijp ik niet.’ Pedro de Jaager deinst voor geen moord terug. Toen niet en nu niet. Hij heeft al eens dodelijke bedreigingen tegen ons uitgesproken. Dat was toen Anna-Marie het plan opvatte om in verband met de liquidatie van haar man naar de politie te stappen.’

De Cock spreidde zijn handen.

‘Pedro de Jaager is dood.’

‘Wanneer?’‘Vanmorgen… in de buurt van Maarssen door een motorrijder met een duopassagier geliquideerd.’

Aleida de Waal ademde diep.

ddank,’ reageerde ze opgelucht. ‘En ik hoop dat zijn moordenaar nooit wordt gevonden.’

De Cock liet haar even begaan. ‘Een dode Pedro de Jaager kan uw vriendin niet hebben vermoord. Hebt u enig idee in welke richting ik haar moordenaar moet zoeken?’

Aleida de Waal trok haar schouders op. ‘Ik heb alleen aan die ellendige Pedro de Jaager gedacht.’

De Cock knikte begrijpend. ‘Hebt u door uw vriendschap met mevrouw De Graaf ene Henry Achterberch leren kennen?’

Aleida de Waal keek hem fronsend aan. ‘Een neef van AnnaMarie.’

De Cock knikte. ‘Arno de Graaf vermoedt dat die neef… die… eh, Henry Achterberch verantwoordelijk is voor de dood van zijn moeder.’

Aleida de Waal keek hem meelijwekkend aan. ‘Daar geloof ik niets van.’

‘Kent u Henry Achterberch?’

Aleida de Waal knikte nadrukkelijk. ‘Hij kwam wel eens bij mij thuis aan de Realengracht.’

‘Om geld voor zijn verslaving?’

‘Ook dat.’

De Cock grinnikte. ‘Wat nog meer?’

‘Hij heeft bij Anna-Marie en mij laatst een lening afgesloten.’

De Cock trok zijn neus iets op. ‘Een lening?’

‘Ja.’

‘Waarvoor?’

‘Machinerieën.’

De Cock grijnsde. ‘Wat moet een junk met machinerieën?’

Aleida de Waal schudde haar hoofd. ‘Zo erg verslaafd is Henry nu ook weer niet. Hij is heel handig. Technisch. In zijn schuur in de Houthaven sleutelt hij aan oude motorfietsen. Dat is zijn lust en zijn leven.’

De Cock streek met de toppen van zijn vingers over zijn voorhoofd. ‘Oude motorfietsen?’

Aleida de Waal knikte. ‘Henry knapt ze op met veel blinkend chroom. Hij maakt er juweeltjes van.’

‘Weet u waar Henry Achterberch woont?’

Aleida de Waal schudde haar hoofd.

‘Dat is niet bij te houden. Hij heeft een paar peuterige ouwelui. Echte zeikerdjes. Daar ligt hij steeds mee overhoop. Sinds zij hem uit huis hebben gezet, trekt hij van het ene pand naar het andere.’

De Cock plukte aan zijn onderlip. ‘Die schuur in de Houthaven?’

‘Ligt aan de Archangelweg.’

‘Hoe vind ik die?’

‘Die kan ik u wel wijzen,’ antwoordde de vrouw enthousiast.

‘Anna-Marie en ik zijn daar samen een keer geweest om te zien of Henry van het door ons geleende geld wel echt machinerieën had gekocht.’

In een van de wachtcommandant geleende surveillancewagen met zwaailicht en andere toeters en bellen reed De Cock in een verkeerde versnelling vanaf de houten steiger achter het politiebureau weg. Via de Oudebrugsteeg sukkelde hij naar rechts het Damrak op. De oude rechercheur had een hekel aan autorijden.

Versnellingen waren hem een gruwel.

Aleida de Waal naast hem keek bezorgd voor zich uit.

‘Hebt u al lang een rijbewijs?’ vroeg ze angstig.

De Cock knikte. ‘Lang genoeg. En maakt u zich geen zorgen. Ik heb nog nooit een aanrijding veroorzaakt.’

Aleida de Waal zwaaide voor zich uit.

‘Waarom wilt u er per se heen? Het is donker. De schuur is beslist op slot.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Dat is geen probleem.’

‘Wat wilt u daar vinden?’

‘Henry Achterberch.’

Aleida de Waal zuchtte. ‘Die is er niet meer op dit uur.’

‘Misschien vind ik in de schuur een aanwijzing waar ik hem wel kan vinden.’

‘Waarom zo’n haast? Dat kan toch morgen ook?’De Cock draaide zich iets naar haar toe. ‘Ik ben bang dat Arno de Graaf een daad van gerechtigheid gaat plegen.’

‘Een daad van gerechtigheid?’

De Cock knikte. ‘Ik heb u toch verteld dat Arno de Graaf denkt dat Henry Achterberch zijn moeder heeft vermoord. Hij wil wraak.’

‘Onzin.’

De Cock reageerde niet. Via de De Ruyterkade, de Westerdoksdijk en de Van Diemenstraat reed hij over de brug naar de Tasmanstraat en vandaar naar de Houthaven.

De Archangelkade lag er donker en verlaten bij.

Aleida de Waal wees geschrokken voor zich uit. ‘Er brandt licht in zijn schuur.’

De Cock parkeerde de surveillancewagen aan de trottoirband,stapte uit en sloop voorzichtig naderbij. Aleida de Waal volgde in zijn schaduw.De deur van de schuur stond op een kier. De Cock duwde hem verder open en ging naar binnen. Er hing een walm van roest en vuile olie. Langs oude frames en bergen motoronderdelen sloop De Cock verder. Aan het einde van de schuur, half onder een werkbank lag het lichaam van een jongeman. De besmeurde overall die hij droeg, was met bloed bevlekt. Naast zijn voeten lag een geweer.

De Cock hurkte bij hem neer. Een enkele blik op het gelaat was hem voldoende. Snel telde hij vijf kogelinslagen ter hoogte van de borst.

De grijze speurder kwam overeind. Zijn oude knieën kraakten.

Hij trok een schone zakdoek uit zijn broekzak en wapperde die open. Voorzichtig tilde hij het geweer omhoog en rook aan de mond van de loop.

Aleida de Waal stond schuin achter hem. Ze ademde zwaar, met een deinende boezem, en haar gezicht zag rood.

‘Wat is er?’ snikte ze. ‘Wat is er gebeurd? Wat is er gebeurd met Henry?’

De Cock wees naar de dode op de met afgewerkte olie bevuilde vloer.

‘Geliquideerd met een kalasjnikov.’

7

Toen De Cock de volgende morgen na een korte maar verkwikkende nachtrust, zoals gebruikelijk een halfuur te laat de grote recherchekamer binnenstapte, trof hij Vledder achter zijn nieuwe computer. De rappe vingers van de jonge rechercheur dansten over het toetsenbord.

De grijze speurder boog zich over de rug van zijn jonge collega en wierp een misprijzende blik op het blauwe scherm.

‘Wat ben je aan het doen?’

Vledder gebaarde voor zich uit.

‘Ik voer de nodige gegevens in over de moord op mevrouw De Graaf. Die kunnen we dan later uitprinten voor ons proces-verbaal.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Onthoudt hij dat allemaal?’

‘Absoluut.’

‘Dat is knap van zo’n computer.’

‘Zeker.’

‘Wat kan hij nog meer?’

Vledder liet zijn vingers even rusten.

‘Vrijwel alles. Noem maar op.’

‘Als je het vriendelijk vraagt… zegt dat bolle glas jou dan ook wie gisteren mevrouw De Graaf in haar appartement heeft vermoord?’

Vledder keek met een grijns op zijn gezicht even naar hem op, maar antwoordde niet. Hij schakelde de computer uit en schoof het toetsenbord van zich af.

‘Toen ik gisteravond van de Oostenburgerkade terugkwam, was jij weg. De wachtcommandant vertelde me dat jij met een vrouw in een surveillancewagen was vertrokken. Hij wist niet waarheen. Ik heb nog een tijdje op je gewacht. Uiteindelijk, het was al over twaalf, ben ik maar naar huis gegaan. Ik had je toch niets te melden.’

‘Kenden ze op de Oostenburgerkade geen Henry Achter berch?’

Vledder trok zijn schouders op.

‘Daar ben ik niet achter gekomen. Er was wel een jongeman die zei: “Je bent vandaag al de tweede man die naar Henry Achterberch vraagt”.’

‘De tweede?’

‘Ja.’

‘Heb je een beschrijving gekregen van de man die voor jou de eerste was?’