Alfred Achterberch knikte.
‘Als een kind ontspoort, dan wijst de beschuldigende vinger direct naar de ouders. De opvoeding heeft gefaald… het kind heeft te weinig liefde en aandacht gekregen… en ga zo maar door. U zult die argumenten wel kennen. Er zullen ongetwijfeld ouders zijn die schuld dragen aan de mislukking van hun kind, maar ik verzeker u dat mijn vrouw en ik alles hebben gedaan om Henry op het goede pad te houden.’
De Cock reageerde niet. De oude rechercheur wist uit ervaring hoe vruchteloos discussies over het opvoeden van kinderen waren.
‘Wanneer merkte u voor het eerst dat het fout ging met Henry?’
Alfred Achterberch keek even peinzend voor zich uit.
‘Toen hij met een schotwond in zijn bovenarm thuiskwam en niet wilde vertellen hoe hij aan die wond kwam en ook niet naar een dokter wilde.’
‘Een schotwond?’
Alfred Achterberch knikte.
‘We hebben de wond thuis behandeld en er op zijn verzoek verder niet meer over gesproken. Een soort gentleman’s agreement.
Maar Henry was vanaf dat moment op slag een ander kind geworden… alsof hij zijn puberjaren oversloeg. De volgende keer, zei hij telkens, schiet ik eerst. Hij is toen ook drugs gaan gebruiken. Steeds meer… werd onhandelbaar en pleegde thuis kleine diefstallen. Toen hij op een dag met een kalasjnikovgeweer thuiskwam, heb ik hem met zijn geweer de deur uitgezet.’
‘Radicaal.’
Alfred Achterberch knikte.
‘Er was voor mij geen alternatief.’
‘Wanneer was dat?’
‘Toen ik hem de deur uitzette?’
‘Ja.’
Èen jaar of drie geleden.’
‘En nadien hebt u geen contact meer met hem gehad?’
Alfred Achterberch knikte.
‘Zo nu en dan liet hij zijn neus weer even zien en dan probeerden mijn vrouw en ik hem te overreden om weer bij ons te komen wonen.’
‘Dat lukte niet?’
Alfred Achterberch schudde zijn hoofd.‘Al onze opvoedkundige impulsen werden tenietgedaan door mijn zuster.’ ‘Anna-Marie de Graaf.’
Alfred Achterberch knikte opnieuw. Zijn helblauwe ogen lichtten op.‘Mijn zuster Anna-Marie,’ reageerde hij fel, ‘was een slecht mens. Haar verdorven ziel zal nu wel in de hel branden.’
De Cock keek Alfred Achterberch verwonderd aan. De felheid van zijn reactie verraste hem.
‘Haar man handelde in drugs.’
Alfred Achterberch knikte.‘Een drugsbaron… door haar toedoen. Toen hij in een bendeoorlogje sneuvelde, hebben zij en haar idiote vriendin Henry voorgoed verpest.’
‘Hoe?’
‘Ze gaven hem geld, zoveel hij maar wilde, en praatten alles goed wat hij deed. De Tantetjes… zo noemde Henry hen… schermden hem af. Mijn vrouw en ik hadden geen enkele invloed meer op hem.’
De Cock liet het onderwerp even rusten.
‘Kende u Henry’s voorliefde voor motorfietsen?’
Alfred Achterberch glimlachte.
‘Op zijn zestiende reed hij al op een brommer, die hij van oude onderdelen in elkaar had geprutst. Ik heb hem er later van verdacht dat hij motorfi etsen roofde, uit elkaar haalde en van de onderdelen een nieuw, onherkenbaar exemplaar produceerde.’
De Cock knikte.
‘In zijn schuur lagen stapels frames en onderdelen van motorfietsen.’
‘Dat verbaast mij niets.’
De Cock wreef met zijn hand over zijn gezicht.
Het was een gebaar om tijdwinst te boeken.
‘Henry,’ sprak hij nadenkend, ‘had dus een kalasjnikov?’
Alfred Achterberch knikte.
‘Ik heb dat moordtuig zelf in handen gehad. Later heb ik mij gerealiseerd dat ik totaal verkeerd heb gehandeld. Ik had dat wapen niet aan hem moeten meegeven, maar naar jullie moeten brengen.’
Hij zuchtte diep.
‘Maar welke vader geeft zijn eigen zoon aan?’
De Cock negeerde de opmerking.
‘De kalasjnikov waarmee hij werd gedood,’ ging hij gedragen verder, ‘was dus naar alle waarschijnlijkheid zijn eigen wapen.’
‘Dat neem ik aan. Iemand moet hebben geweten dat Henry zo’n geweer bezat. Ik denk dat die man of vrouw het wapen heeft gepakt en Henry heeft neergeschoten.’
De Cock maakte een weifelend gebaar.
‘Hoewel ik in de schuur geen sporen van een worsteling heb ontdekt, is het ook mogelijk dat Henry eerst met het wapen heeft gedreigd.’
‘Waarom?’
‘Geen idee. Maar de mogelijkheid bestaat dat een ander hem het wapen heeft afgenomen en daarna de fatale schoten op Henry heeft afgevuurd.’
Alfred Achterberch schudde resoluut zijn hoofd.
‘De volgende keer schiet ik eerst. Dat waren Henry’s woorden toen hij jaren geleden met die schotwond thuiskwam. Dat was zijn credo. Ik denk dat hij bij dit voornemen is gebleven.’
De Cock zuchtte.
‘Ik hoop,’ sprak hij somber, ‘dat ik de ware toedracht eens zal achterhalen. Ik heb het wapen in beslag genomen en het zal door onze wapendeskundige worden onderzocht.’
‘Begrijpelijk.’
De Cock boog zich iets naar voren.
‘Als… eh, als uit ons onderzoek zou blijken,’ formuleerde hij voorzichtig, ‘dat uw zoon Henry en zijn kalasjnikov betrokken zijn geweest bij liquidatiemoorden uit het verleden, wat is dan uw reactie?’
Alfred Achterberch snoof en kneep zijn lippen tot een smalle lijn.
‘Dat Henry is opgestookt… opgehitst, en voor zijn lugubere diensten is betaald door mijn zuster Anna-Marie en haar al even dwaze vriendin Aleida de Waal.’
8
Vledder wees naar een blocnote voor zich op zijn bureau.
‘Ik heb geduldig mee zitten luisteren tijdens jouw gesprek en een paar uitspraken van die Alfred Achterberch opgeschreven.’
‘Heel goed.’
Vledder schudde afkeurend zijn hoofd.
‘Vader Achterberch was naar mijn gevoel niet erg onder de indruk van de dood van zijn zoon. Ik heb bij hem geen emotie gezien… geen verdriet.’
‘Er zijn mensen die zich niet zo gemakkelijk uiten.’
Vledder zwaaide voor zich uit.
‘Sterven was het beste wat Henry kon overkomen… Welke vader zegt zoiets van zijn eigen kind? Ik vind hem maar een vreemde man.’
‘Waarom?’
Vledder keek naar zijn aantekeningen.
‘Hij schildert ook zijn zuster Anna-Marie erg zwart af: haar-verdorven-ziel-zal-nu-wel-in-de-hel-branden. De man van Anna-Marie was een drugsbaron… door-haar-toedoen. Ook met Aleida de Waal heeft hij niet veel op. Zij is haar-dwaze-en-idiote-vriendin.’
De Cock maakte een schouderbeweging.
‘Ik kan mij zijn woede wel indenken. Hij heeft geprobeerd om zijn zoon op het rechte pad te houden en die twee vrouwen hebben hem daarin tegengewerkt… hebben zijn inbreng onmogelijk gemaakt.’
Vledder maakte een hulpeloos gebaar.
‘Ze hebben die jongen af en toe wat toegestopt. Mag dat niet?’
‘Zij hebben zijn vaderlijk gezag aangetast.’
Vledder grinnikte.
‘Bestaat er nog zoiets als een vaderlijk gezag?’
De Cock tuitte zijn lippen.
‘In de laatste decennia is het imago van de vader in ons land sterk gedevalueerd.’
‘In welk opzicht?’
De Cock gebaarde.
‘Hij was de belangrijkste fi guur in het gezin. Gezinshoofd. Nu is hij van kostwinner geduikeld naar tweeverdiener. Door de veranderde maatschappelijke verhoudingen is hij zijn vooraanstaande positie kwijtgeraakt. Hij is allang niet meer de onaantastbare heer des huizes.’
Vledder snoof.
‘Terecht. Ik ben voor de emancipatie. Zo’n begrip als “vaderlijk gezag” past toch niet meer in deze tijd. Wat is nog een vader? Sinds de reageerbuisbaby’s is hij zelfs als verwekker niet meer interessant.’
De Cock verborg een glimlach achter zijn hand. ‘Jammer.’
Vledder keek hem strijdlustig aan. ‘Was dat vroeger anders? Ik bedoel, had een vader vroeger wel gezag over zijn kinderen?’