Witte Gijssie grinnikte.
‘Dat was het… Dupuitrain. Ik vond haar wel een aardig typetje… Niet zo direct hoerig… een beetje klasse.’ Hij zuchtte diep.
‘Achteraf geloof ik dat het niet zo’n beste keus was. Er kwam weinig op af.’
‘Wel eens problemen met haar gehad?’
Witte Gijssie schudde zijn hoofd.
‘Er kwamen wel eens vriendinnen van haar op bezoek en die bleven dan te lang plakken. Daar heb ik wel eens wat van gezegd.’
De Cock veinsde verwondering.
‘Waarom? Ik neem aan dat ze op een vaste huur zat.’
‘Dat zat ze ook.’
‘En?’
Witte Gijssie glimlachte.
‘Je wilt toch dat je kast een goede naam krijgt. Geen pottentent.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Heb je al een andere voor haar raam? Ik bedoel, een vervangster voor Charmaine?’
Witte Gijssie grijnsde.
‘Nog geen uur nadat de ambulance met het lijk van Charmaine was weggereden, stond er al een vent bij mij op de stoep om het kamertje voor een vriendin van hem te huren.’
‘Dat is gauw.’
‘Mag je wel zeggen.’
De Cock gebaarde naar de vloer.
‘Ik heb beneden nog niemand zien zitten.’
Er kwam een smartelijke trek op het gezicht van Witte Gijssie. ‘Ik wil het raam nog een paar dagen dicht houden… met een wit laken… uit piëteit, begrijpt u. Ik wil geen geklets en gezeur of opstootjes van de meiden uit de buurt.’
De Cock zuchtte.
‘Maar je bent het kamertje al wel kwijt?’
Witte Gijssie knikte.
‘Die vent had een naaktfoto van zijn vriendin bij zich. Een stoot van een meid. En hij betaalde direct de volle huur voor een maand.’
‘Toemaar.’
Witte Gijssie spreidde zijn handen.
‘Business is business,’ sprak hij verontschuldigend. ‘Ik kon het moeilijk weigeren.’
‘Hoe betaalde hij? Met een cheque?’
Witte Gijssie schudde zijn hoofd.
‘Contant… in flappen.’
‘Heb je zijn naam?’
Witte Gijssie stond van zijn stoel op en liep naar een eikenhouten secretaire aan de muur. Met een notitie in zijn hand kwam hij terug.
‘Bertus van het Hooft,’ las hij hardop.
‘Hollander?’
Witte Gijssie knikte traag.
‘Dat dacht ik wel. Hij sprak Hollands met een beetje Haags accent.’
‘Meer heb je niet?’
‘Wat bedoelt u?’
De Cock wees naar de notitie in zijn hand.
‘Meer gegevens van de man: plaats en de datum van zijn geboorte, zijn huidige adres?’
Witte Gijssie gebaarde achteloos.
‘Dat interesseert mij niet,’ sprak hij knorrig. ‘Als hij of zij de huur niet meer betaalt… op tijd… vliegt dat wijf eruit. Onmiddellijk. Daar heb ik geen moeite mee.’
De Cock ademde diep.
‘Hoe zag die vent eruit? Kun je mij een redelijke beschrijving van hem geven?’
Witte Gijssie trok zijn schouders in zijn nek.
‘Een jaar of veertig, schat ik hem. Kort, gedrongen, en met een grote zwarte snor.’
De Cock onderdrukte met moeite zijn emotie.
‘Met een… eh, een grote zwarte snor?’ herhaalde hij wat beverig.
Witte Gijssie knikte nadrukkelijk.
‘Een zuidelijk type. Zwart.’ Hij keek even peinzend omhoog. ‘Op de rug van zijn rechterhand, bij zijn duim, had hij een tatoeage… een klein rood zonnetje.’
6
Ze liepen vanaf de Achterburgwal langzaam terug naar de Kit. De Cock schoof zijn hoedje ver naar achteren en knoopte zijn regenjas los. De avondlucht was zwoel. De hitte van de dag kleefde nog aan de oude geveltjes en het grachtwater stonk.
De seksbusiness was in vol bedrijf. Te midden van de lange stoet hunkerende mannen ontwaarde De Cock een klein gezelschap giechelende dames. Het verwonderde hem niet. Vrouwen in groepjes toonden ’s avonds vaak belangstelling voor het gedoe op de Wallen.
Vledder keek hem van terzijde aan.
‘Wat zeg je ervan?’
‘Waarvan?’
Vledder duimde over zijn schouder.
‘Dat verhaal van Witte Gijssie?’
De Cock ademde diep.
‘Van één ding kunnen we zeker zijn: er bestaat een man met een snor en een tatoeage van een zonnetje op de rug van zijn rechterhand.’
‘Bertus van het Hooft. Een zuidelijk type, met zo’n naam!’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘We zullen,’ sprak hij traag, ‘de man onder die naam in onze administratie moeten natrekken, maar ik heb er weinig vertrouwen in.’
‘Jij denkt ook dat die naam vals is?’
De Cock knikte.
‘Het feit dat de man de huur van het kamertje niet met een cheque, maar in contanten betaalde… en dat nog wel een maand vooruit… duidt er volgens mij op dat hij zijn ware identiteit niet graag prijsgeeft.’
Vledder grinnikte.
‘Of Witte Gijssie belazert ons.’
‘Je bedoelt dat hij de identiteit van de man met de snor wel kent?’
‘Precies.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ik geloof hem,’ reageerde hij kalm. ‘Witte Gijssie had ons dat verhaal over de man met de snor niet behoeven te vertellen. Hij kwam er spontaan mee.’
‘Waarom?’
De Cock gebaarde voor zich uit.
‘Omdat de snelle reactie van de man met de snor ook Witte Gijssie heeft verbaasd. De moord op Charmaine was nog vers… nauwelijks tot de buurt doorgedrongen… toen hij al op de stoep stond om het peeskamertje voor een vriendin te huren. Dat is zelfs voor de normen van de buurt onbehoorlijk.’
Vledder kneep zijn wenkbrauwen samen.
‘Als Bertus van het Hooft een valse naam is,’ vroeg hij peinzend, ‘hoe komen wij dan achter de identiteit van de man met de snor?’
‘Niet zo moeilijk,’ sprak De Cock achteloos. ‘Als over een paar dagen die knappe vriendin van hem achter het raam zit, zal zij ons toch moeten vertellen wie haar besnorde vriend is.’
Vledder knikte instemmend.
‘Je hebt gelijk. Tussen wat Witte Gijssie een “stoot van een meid” noemt en de man met de snor moet een relatie bestaan. Ze zal voor hem toch de vooruit betaalde huur moeten terugverdienen.’
De Cock grijnsde.
‘Business is business.’
Ze liepen een tijdje zwijgend verder. De Cock nam zijn vilten hoedje in zijn hand en wiste met zijn zakdoek kleine zweetpareltjes van zijn voorhoofd. Het was warm op de gracht. Vies, benauwd, drukkend. De oude rechercheur keek om zich heen en bromde. ‘Met al die verhitte mannen om mij heen, verlang ik naar een regenbuitje.’
Vledder lachte niet. Zijn jonge gezicht stond ernstig.
‘Denk jij dat de man met de snor Charmaine heeft vermoord om voor zijn vriendin een peeskamertje te bemachtigen?’
De Cock trok zijn schouders op.
‘Hoe meer ik over het gedrag van de man met de snor nadenk, hoe minder ik ervan begrijp.’
‘Hoe bedoel je dat?’
De Cock gebaarde voor zich uit.
‘Meer dan een week achtereen loert hij vanachter een boom naar Charmaine. Op een dag loopt hij vanachter die boom naar haar toe, vraagt wat het kost, betaalt de prijs en verdwijnt zonder van haar diensten gebruik te maken. Maar intussen geeft hij Charmaine wel de gelegenheid om goed naar hem te kijken en haar te laten zien dat hij zo’n schattig zonnetje op de rug van zijn hand heeft laten tatoeëren.’
Vledder grinnikte.
‘Nog gekker is het, dat hij vrijwel onmiddellijk na de moord op Charmaine bij Witte Gijssie voor zijn vriendin het peeskamertje komt huren.’
De Cock knikte.
‘En dan ook Witte Gijssie de mogelijkheid biedt om datzelfde fraaie zonnetje op zijn hand te bewonderen.’
De oude rechercheur schudde vertwijfeld zijn hoofd.
‘We weten nog te weinig,’ sprak hij somber. ‘Een moord op een hoertje krijgt meestal een vervolg… en daar ben ik bang voor.’