‘Ik ben te oud… kom nergens meer aan de bak. Bovendien heb ik nooit een vak geleerd.’
‘Ben je daarom rechercheur geworden?’
‘Precies.’
Aan het einde van de Lange Niezel liep De Cock niet de Warmoesstraat in, maar sjokte rechtuit naar de Oudebrugsteeg.
Vledder keek hem verrast na.
‘Waar ga je heen?’
De Cock keek achterom.
‘Naar de steiger, naar onze Golf. Ik wil naar de Bilderdijkkade.’
‘Bilderdijkkade? Wat is daar?’
De Cock lachte.
‘Ben je het vergeten?’ vroeg hij licht spottend. ‘Daar woont onze vriend Gerard van Kastelen. We gaan hem plechtig condoleren met het verlies van zijn ex-vrouw. En verder heb ik nog een paar vragen in mijn hoofd.’
Op de Bilderdijkkade bij het Kwakersplein vonden ze aan de wallenkant tussen de bomen met moeite een parkeerplaatsje voor de Golf. Ze stapten uit en slenterden de kade af. Bij nummer 975 bleven ze staan. De Cock bekeek de smalle plastic naamplaatjes aan de muur. Naast G. van Kastelen drukte hij op de knop. Tegelijk keek hij omhoog. Even later verscheen het gezicht van een man in het spionnetje op de eerste etage. Het duurde daarna nog enkele seconden voor de buitendeur werd opengetrokken.
De Cock hees zijn negentig kilo langs een krakende trap omhoog.
Vledder volgde.
Op het portaal van de eerste etage stond de man van het gezicht. De Cock schatte hem op achter in de dertig. Hij droeg een verschoten spijkerbroek met een grijze slobbertrui en hij had zich in dagen niet geschoren. De oude rechercheur nam zijn hoedje af.
‘Mijn naam is De Cock,’ sprak hij vriendelijk. ‘De Cock met… eh, met ceeooceekaa.’ Hij duimde over zijn schouder. ‘Dat is mijn collega Vledder. Wij zijn rechercheurs, verbonden aan het bureau Warmoesstraat.’
Hij keek de man schuins aan.
‘U… eh, u bent Gerard van Kastelen?’
‘Ja, dat ben ik.’
De Cock liet zijn hoofd iets zakken.
‘Wij condoleren u,’ sprak hij plechtig, ‘met het verlies van uw ex-vrouw.’
‘Dank u.’
De Cock gebaarde voor zich uit.
‘Kunnen we daar verder praten?’
Gerard van Kastelen liet de rechercheurs binnen en ging hen voor naar een schaars gemeubileerde woonkamer. De Cock keek rond. Er was geen enkele vorm van luxe. Gerard van Kastelen had het geld van Charmaine niet aan de inrichting van zijn woning besteed. De oude rechercheur liet zich in een fauteuil zakken en legde zijn hoedje naast zich op de vloer. Hij wachtte tot de man was gaan zitten.
‘U weet wat haar is overkomen?’
Gerard van Kastelen knikte.
‘Ze hebben haar gemold. Ik hoorde het op de Wallen. Iemand heeft haar strot dichtgeknepen. Daar had ik haar al voor gewaarschuwd.’
‘Wanneer?’
‘Nog een dag voor haar dood. Ik kwam erachter dat ze op de Wallen zat. Ik kreeg spijt van mijn scheiding en wilde het weer goedmaken.’
‘U wilde haar souteneur zijn?’
Gerard van Kastelen schudde zijn hoofd.
‘Charmaine was te schuchter. Ze deugde niet als hoer. Ik wilde juist dat ze ermee ophield.’
De Cock glimlachte.
‘Wat dan? Ze kon niet meer terug naar de IJsselsteinse Bank. Daar had ze… door u daartoe aangezet… fraude gepleegd.’
Gerard van Kastelen grijnsde.
‘Dat ik haar daartoe heb aangezet,’ sprak hij hoofdschuddend, ‘dat kunt u nooit hard maken… nooit bewijzen. Zeker niet nu Charmaine nooit meer tegen mij kan getuigen.’
De Cock boog zich iets naar hem toe.
‘U had dus een redelijk motief om haar van het leven te beroven. Zolang Charmaine leefde kon zij een aanklacht tegen u indienen.’
Gerard van Kastelen grinnikte.
‘Zolang een vrouw geld voor je kan verdienen… geld waard is… maak je haar toch niet van kant. Dat is stom.’
De uitspraak prikkelde Vledder. De jonge rechercheur grijnsde breed.
‘U zag dus wel degelijk iets in haar… als prostituee?’
Gerard van Kastelen keek van Vledder naar De Cock en leunde achterover in zijn fauteuil.
‘U neemt mij toch niet kwalijk dat ik daar geen antwoord op geef.’
De oude rechercheur negeerde de opmerking.
‘Wat hebt u met die tweehonderdvijfenzeventigduizend gulden gedaan, die Charmaine u als afkoopsom heeft betaald?’
Gerard van Kastelen stak zijn rechterhand omhoog en knipte met duim en middelvinger.
‘Vergokt.’
‘Alles?’
‘Alles. Van al dat geld heb ik geen rooie cent meer over.’
‘Dat noem ik stom,’ zei Vledder schamper.
De Cock bekeek de man voor zich aandachtig… het korte voorhoofd, de smalle neus en de wat ingevallen wangen.
‘U lijkt sprekend op uw vader.’
‘Hebt u die ouwe gekend?’
De Cock knikte.
‘Toen hij nog niet in de drugs zat en af en toe een kraak pleegde.’
De oude rechercheur boog zich vertrouwelijk voorover. ‘Laten we met elkaar geen spelletjes spelen, Gerard. Daar schieten jij en ik niets mee op. Je hebt wel degelijk geprobeerd om souteneur van Charmaine te worden. Niet zo vreemd. Je vader had vroeger ook een hoerenkast. Bijna dagelijks zwierf je om haar heen, begluurde haar, keek wat voor klanten ze kreeg. Daarbij zal het je zeker zijn opgevallen dat er nog een andere man belangstelling voor Charmaine had, een kleine, gedrongen man met zwart haar en een snor.’
Gerard van Kastelen lachte.
‘Haagse Bertus.’
De Cock bedwong zijn emotie.
‘Ken je die?’
‘Een gabber van mijn vader… langgeleden, toen die ouwe van mij nog niet in de drugs zat.’
‘Wat wilde hij van Charmaine?’
Gerard van Kastelen lachte opnieuw.
‘Hij wilde niets van Charmaine. Hij wilde het pandje kopen en onderzocht wat het opbracht.’
9
De Cock keek hem aan.
‘Heeft die Haagse Bertus jou persoonlijk verteld dat hij belangstelling had voor dat pandje?’
Gerard van Kastelen knikte.
‘Ik zag die vent daar een paar maal rondscharrelen. Vreemd. Soms stond hij aan de wallenkant achter een boom. Ik dacht aanvankelijk dat hij smoel had op Charmaine. Omdat ik niet van concurrentie houd, ben ik naar hem toe gegaan. Pas toen ik hem recht in zijn gezicht keek, zag ik dat het Haagse Bertus was. Ik herkende hem niet zo gauw met die snor. Die had hij vroeger niet.’
De Cock knikte begrijpend.
‘En toen zei hij dat hij geen interesse had in Charmaine, maar in het pandje.’
‘Precies. Hij wilde weten wat die hoerenkast per week zo ongeveer opbracht.’
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
‘Denk jij dat die Haagse Bertus geld genoeg heeft om zo’n pandje te kopen?’
Gerard van Kastelen grinnikte.
‘Hij behoeft het toch niet met zijn eigen poen te doen. Je weet nooit wie hij achter de hand heeft. Er is zwart geld genoeg in omloop.’
‘Weet jij waar ik hem kan vinden?’
Gerard van Kastelen schudde zijn hoofd.
‘Geen flauw idee. Ik heb hem verder niets gevraagd. Het was maar een kort babbeltje.’
‘Kun je mij nog iets over die Haagse Bertus vertellen… van vroeger?’
Gerard van Kastelen gebaarde met beide handen.
‘Hij was een relatie van mijn vader. Ik heb persoonlijk weinig contact met hem gehad. Volgens mij was hij jaren van de vlakte verdwenen. Er werd gefluisterd dat hij ergens in Spanje zat met veel poen.’
De Cock glimlachte.
‘Wat werd er verder gefluisterd?’
Gerard van Kastelen gniffelde.
‘Dat hij een mooi wijf aan de hand had, dat bereid was om alles voor Bertus te doen.’
‘De hoer spelen?’
Gerard van Kastelen knikte.
‘Dat bedoel ik,’ lachte hij vet.
De Cock plukte aan zijn onderlip.
‘Ken jij de echte naam van Haagse Bertus?’