Vledder onderbrak hem.
‘Waarom wil je weer naar de Lindengracht?’
De Cock drong het vers van De Génestet uit zijn gedachten.
‘Ik wil zien,’ formuleerde hij voorzichtig, ‘hoe moeder Van Zoggel en ook hoe Sylvia van Rosmalen op de dood van Charles van Milschot reageren… Hoe het afscheid bij De Roode Leeuw verliep… Of Sylvia van Rosmalen inderdaad het kamertje op de Achterburgwal aan Charles van Milschot heeft gewezen.’
‘Dat zal weinig nieuws brengen.’
De Cock trok zijn schouders op.
‘Misschien ligt bij die twee de sleutel tot Hendrik Noorddijk. Hij is volgens mij nog de enige die het motief van de moorden kan verklaren.’
‘En de identiteit van de vierde man kent.’
De Cock knikte.
‘Waar ligt het verband tussen het rendez-vous in Amsterdam en het vunzige peeskamertje van Charmaine Dupuitrain?’ De oude rechercheur maakte een theatraal gebaar. ‘Jij mag het zeggen.’
Vledder schonk hem een moede glimlach.
‘Ik weet het niet,’ reageerde hij timide. ‘Ik begrijp er nog niets van. En wij komen ook geen steek verder. Mijn naspeuringen hebben tot nu toe niets opgeleverd. Ik heb stad en land afgebeld. Buiten zijn strafblad weet niemand iets van Hendrik Noorddijk. Ook Charles van Milschot blijft een duister boek.’ Hij zweeg even. ‘Zat er nog wat in dat valies?’
De Cock grinnikte.
‘Een slordig opgevouwen pyjama… een catalogus met ringen, armbanden, halskettingen en oorbellen en een halfvolle fles whisky.’
‘Van welke firma was de catalogus?’
De Cock trok zijn schouders op.
‘Het schutblad ontbrak.’
In de kleine huiskamer aan de Lindengracht zaten ze met z’n vieren aan tafel. Vledder was tegenover Sylvia van Rosmalen gaan zitten en De Cock tegenover mevrouw Van Zoggel. De vaas met bloemen was door de oude rechercheur van de tafel naar het dressoir verhuisd. Het belemmerde zijn uitzicht op mevrouw Van Zoggel. Op haar lieve ronde gezicht ontdekte hij een trek van verbazing.
‘Ik heb in zo’n korte tijd nog nooit zo veel politie over de vloer gehad,’ sprak ze verward. ‘Ik dacht dat ik het na vanmorgen wel had gehad.’
De Cock glimlachte. ‘Ik heb van mijn collega gehoord dat u zich vanmorgen voorbeeldig heeft gedragen.’
Mevrouw Van Zoggel trok haar schouders iets op.
‘De dood van Bertus zegt mij niet zoveel,’ sprak ze bitter. ‘Voor mij was hij al jaren geleden gestorven.’
Ze zweeg even en streek met haar hand over het pluchen tafelkleed. ‘Wanneer wordt hij begraven?’
‘Morgen of overmorgen.’
‘Waar?’
‘Dat weet ik nog niet.’
Mevrouw Van Zoggel schudde haar hoofd.
‘Niet op Sint-Barbara,’ sprak ze vinnig. ‘Dat sta ik niet toe.’
De Cock hield zijn hoofd iets schuin.
‘Waarom niet op Sint-Barbara?’
‘Daar ligt mijn man. Ik wil niet dat die twee dicht bij elkaar komen.’
De Cock zuchtte diep. Hij wist niet precies hoe hij op het gedrag van de vrouw moest reageren.
‘Ik denk niet,’ formuleerde hij voorzichtig, ‘dat u erg geïnteresseerd bent in de vraag wie uw zoon Bertus heeft vermoord, maar het is wel onze taak om die moordenaar te vinden.’
De oude rechercheur boog zich iets naar haar toe.
‘En ik hoop oprecht dat u bereid bent om ons daarbij te helpen.’
Mevrouw Van Zoggel keek hem strak aan. De kraaienpootjes bij haar ooghoeken werden scherper.
‘Hoe?’
De Cock ging niet op haar vraag in. Hij wendde zich tot Sylvia van Rosmalen.
‘U bent gisteren met Charles van Milschot de stad ingegaan?’
‘Ja.’
‘Waar zijn jullie geweest?’
Sylvia keek hem verrast aan.
‘Waarom wilt u dat weten?’
De Cock glimlachte.
‘Mijn oude moeder zei altijd,’ sprak hij vriendelijk, ‘dat het niet netjes was om een vraag met een wedervraag te beantwoorden. Maar ik beloof u dat u een antwoord op uw vraag krijgt… later.’
Sylvia grijnsde.
‘Charles van Milschot en ik zijn gaan wandelen. Via de Brouwersgracht en de Herenmarkt naar de Haarlemmerstraat. Daar hebben we in een shoarmatent wat gegeten. Ik had honger. Daarna zijn we verder gewandeld naar De Roode Leeuw aan het Damrak. Op het terras hebben we wat gedronken. Het was gezellig. Ik was echt even mijn verdriet vergeten. Charles van Milschot is een charmante man. Bijna vaderlijk.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Waarom bestelde hij een taxi voor u?’
Sylvia keek hem met grote ogen aan.
‘Hoe weet u dat?’
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
‘U maakt weer dezelfde fout: een vraag met een wedervraag beantwoorden.’
Sylvia schudde haar hoofd.
‘Het is toch niet zo gek dat ik u die vraag stel? Het lijkt net alsof u mijn gangen nagaat… of… eh, of u mij bespioneert.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ik wil alleen van u weten waarom hij een taxi voor u bestelde.’
Sylvia gebaarde in zijn richting.
‘Charles van Milschot zei dat hij afscheid van mij moest nemen. Hij had nog een afspraak.’
‘Met wie?’
Sylvia schudde haar hoofd.
‘Dat heeft hij niet gezegd en ik heb hem dat ook niet gevraagd. Hij zei alleen dat hij het onverantwoord vond om mij alleen naar de Lindengracht te laten gaan. Vandaar die taxi.’
De Cock wreef met zijn pink over de rug van zijn neus.
‘U bent niet met hem op de Achterburgwal geweest?’
Sylvia grinnikte.
‘Wat moet ik daar zoeken?’
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
‘De plek aanwijzen waar Albertus van Zoggel de dood vond?’
‘Wat heeft Charles van Milschot met de dood van Bertus te maken?’
‘Was hij niet geïnteresseerd?’
Sylvia zuchtte.
‘We hebben helemaal niet over die moord gesproken. Hij vroeg mij alleen of Bertus mij wel eens juwelen had geschonken.’
‘En?’
Sylvia maakte een wrevelig gebaar.
‘Ik heb wel eens wat van Bertus gehad.’
‘Kostbaarheden?’
Sylvia grijnsde.
‘Ik weet het,’ sprak ze vermoeid, ‘diamonds are the girl’s best friends. Maar ik interesseer mij niet voor sieraden. Ze spreken mij niet aan. Integendeel, ik vind ze lastig. Je moet er maar op passen.’
De uitdrukking op haar gezicht veranderde plotseling. Ze trok haar lippen strak. Haar houding van welwillendheid verdween.
‘Wat wilt u van mij?’ riep ze fel geëmotioneerd. ‘Ik ben niet schuldig aan de dood van Bertus. In geen enkel opzicht. Ik hield van die man. Ik was bereid om alles voor hem te doen.’
De Cock liet zijn hoofd iets zakken.
‘Charles van Milschot is dood,’ sprak hij somber.
Sylvia keek hem verbijsterd aan.
‘Dood?’
De Cock knikte.
‘Terwijl jullie met mijn collega op Westgaarde waren voor de herkenning, vond ik hem met een eind elektriciteitsdraad om zijn nek.’
‘Ook vermoord?’
De Cock knikte instemmend.
Sylvia zag, ondanks haar make-up, plotseling lijkbleek. Haar lippen trilden.
‘Waar… waar gebeurde het?’ vroeg ze hakkelend.
De Cock zuchtte.
‘In hetzelfde kamertje op de Achterburgwal. Waar ook Albertus van Zoggel de dood vond.’
Ze reden met hun Golf van de Lindengracht weg. Het regende nog steeds. Druppels kleefden vettig aan de voorruit. Vledder zette met een somber gezicht de ruitenwissers aan.
‘Ik heb het je toch gezegd,’ sprak hij nors, ‘dat het bezoek aan de Lindengracht weinig nieuws zou brengen.’
De Cock tuitte zijn lippen.
‘We weten dat Sylvia van Rosmalen het kamertje aan de Achterburgwal niet heeft aangewezen. Verder ben ik toch blij met dat adres.’